Julia van Voolen-Kan

Julia van Voolen-Kan, genaamd Julie, is geboren op 26 oktober 1885 in Amsterdam. Ze was de dochter van Eliazer Salomon Kan (Meppel 8 maart 1849 – Amsterdam 1938), en Betje Kan-de Brave (Amsterdam 5 november 1855 – Haarlem 7 februari 1934). Julia was het derde kind van vier, allen in Amsterdam geboren. De oudste was Salomon (20 augustus1876 - Haarlem 30 november 1917), daarna kwam Flora (3 augustus 1883 - Haarlem 14 december 1936) en de jongste was Johanna (9 juni 1892 - Birkenau november 1942). Het gezin woonde aan de Rapenburgerstraat 30 in Amsterdam.

Julia van Voolen-Kan

Voornaam
Julia
Achternaam
van Voolen-Kan
Geboortedatum
25 oktober 1885
Geboorteplaats
Amsterdam
Sterfdatum
04 juni 1943
Sterfplaats
Sobibor

Op 7 mei 1904 verloofde Julie zich met Gompert 'George' van Voolen (Hebreeuwse naam Mordechai ben Moshe, Amsterdam 7 mei 1881), wiens familie op Rapenburg 26 woonde. Op 15 februari 1906 trouwden ze in Amsterdam. Op de huwelijksakte staat bij het beroep van Julie’s vader genoteerd: borduurder, hij had een plisseerinrichting. Bij Gompert staat koopman. Hij was de jongste van de zeven kinderen: Elisabeth (1871-1871), Sara (1872- Sobibor 1943), David (1874-1937), Israël (22 april 1875- Auschwitz 1942), Gerrit (1876-1920) en Elisabeth (1878- Sobibor 1943). George´s oudere broer Israël was twee jaar eerder met Julie´s oudere zus Flora getrouwd.
De vader van George was kapper Mozes David van Voolen (Hoorn 1 juli 1844 – Amsterdam 1923), kapper, zijn moeder heette Rachel van Voolen-Keesing (Amsterdam 20 augustus 1842 – Amsterdam 5 september 1908).

De zussen Julia van Voolen-Kan (links) en Flora (rechts) van Voolen-Kan. Foto: privé-collectie

Omdat George en zijn oudere broer Israël beiden rond 1900 werkeloos waren, besloten zij naar Haarlem te gaan en in 1901 een bedrijf te stichten waar mensen op afbetaling goederen konden kopen: Gebroeders van Voolen, NV. In 1903 staat Gompert aan de Kleine Houtstraat 47 ingeschreven, en Israël aan de Smedestraat 23 in Haarlem.
In 1907 verhuizen beide families en de firma naar Spaarne 45-47 in Haarlem. In februari 1911 leggen I. van Voolen en G. van Voolen de eerste steen voor het nog steeds aanwezige tweelingpand Spaarne 25-27, gespiegelde roodbakstenen huizen, die zij in 1914 betrekken. Een smalle zakeningang aan Spaarne 27 ‘rood’ vormt de verbinding met het magazijn aan Spaarnwouderstraat 3. Hun oudere broers David en Gerrit werken mee. Op Spaarne 25 woonden Julie en Gompert met hun familie en Flora en Israël met hun gezin op nummer 27. In Haarlem kregen Julia en George twee zonen, Maurits (6 december 1906) en Elius (12 november 1907). In het buurhuis woonden de neven van de jongens, met dezelfde namen: Elius (5 oktober 1907) en Maurits ´Broer’ (25 augustus 1909).

Bar-Mitswa van zoon Elius

George overleed 43 jaar oud op 31 oktober 1924 aan een longembolie. Hij werd begraven op de Joodse begraafplaats van Haarlem (oostzijde rij 15 graf 5). Zijn broer Israël nam daarna de verantwoordelijk over voor het gezin van zijn schoonzus Julie en haar twee zonen. Julie’s zus, Israëls vrouw Flora overleed twaalf jaar later, op 14 december 1936. Zij werd 53 jaar oud.

Nog voor de oorlog uitbrak werd het warenhuis van de gebroeders Van Voolen verkocht, zoals onderstaande advertentie van 30 april 1940 laat zien. Israël was toen 65 jaar, en was inmiddels verhuisd naar Rotterdam.

‘Beste vrienden, Jullie zult wel al iets vernomen hebben van de vreeselijke razzia, die vandaag de A’damsche Joden geteisterd heeft. Terwijl ik opgesloten zat op de Keizersgracht, is thuis het vreeselijke gebeurd. Henny, de kinderen, ma, mamma, tante Lize

Het is niet bekend in welk jaar Julie introk bij haar zoon Maurits aan Sarphatistraat 25 I in Amsterdam, vermoedelijk in het eerste oorlogsjaar (In de oorlog werd straat, vernoemd naar de Amsterdams joodse sociaalhervormer Samuel Sarphati, door de Duitsers veranderd in Muiderschans - na de oorlog werd de oude naam hersteld.)
Maurits was advocaat. Zijn gezin bestond uit zijn vrouw Henriëtta (Henny) van Voolen-Kastan en hun twee dochtertjes Georgine Betty (19 mei 1939) en Annelise Julie (17 september 1942). Op hetzelfde woonadres stonden ook Henny’s moeder Anna Pezon (1881) en Julia’s schoonzuster Elisabeth Keesing-van Voolen (1878) ingeschreven.

Volgens Julia’s kaart van de Joodse Raad werkte ze als naaister bij de Joodse Invalide. Als aanvangsdatum staat genoteerd: 25 september 1942. Vanaf 19 april 1943 is die functie: Schoolverzorgster.
Maurits van Voolen was niet thuis toen bij de razzia van 26 mei 1943 Julia, de andere drie vrouwen en de twee kinderen opgepakt werden. Ze kwamen allen terecht in kamp Westerbork, in barak 61. Een wanhopige brief van Maurits is bewaard gebleven, daarin beschrijft hij aan vrienden dat zijn familie is weggehaald. Hij schrijft:

‘Beste vrienden,
Jullie zult wel al iets vernomen hebben van de vreeselijke razzia, die vandaag de A’damsche Joden geteisterd heeft. Terwijl ik opgesloten zat op de Keizersgracht, is thuis het vreeselijke gebeurd. Henny, de kinderen, ma, mamma, tante Lize. Alles is weg. Over mijn gemoedstoestand kan ik jullie niet schrijven. Misschien ga ik hen morgen (donderdag) vrijwillig achterna.’

Op de kaarten van de Joodse Raad is te lezen dat Julie’s zoon Maurits zijn best heeft gedaan om zijn familie uit het kamp te krijgen. Voor de drie oudere vrouwen was dit zonder resultaat, op 1 juni 1943 vertrok hun transport naar Sobibor en op 4 juni 1943 werden de drie vrouwen daar vermoord. Julia van Voolen-Kan was 57 jaar, Maurits´ schoonmoeder Anna Pezon was 61 jaar en Julie´s schoonzuster Elisabeth Keesing-van Voolen was 65 jaar oud. Zijn vrouw en dochter wist Maurits op 17 juli 1943 per trein terug naar Amsterdam te krijgen.

De kinderen van Henny en Maurits, de kleinkinderen van Julie, Georgine Betty en Annelise Julie, waren ziek, ze hadden mazelen met longcomplicaties. De jongste, Annelise, stierf als baby op 1 juli 1943 in Westerbork, 9 maanden oud. Op 7 juli werd ze gecremeerd in het crematorium van het kamp. Haar urn is na de oorlog bijgezet op de Nederlands Israëlietische Begraafplaats in Muiderberg.
Georgine overleefde de oorlog doordat ze met behulp van kinderarts Fiedeldij Dop kon onderduiken in het St. Antoniusziekenhuis in Sneek.
Maurits en Henny doken onder, werden verraden, en kwamen op 19 oktober 1943 in kamp Westerbork, voor Henny was dat voor de tweede keer.
Ze werden op 5 april 1944 getransporteerd naar Theresienstadt. Op 28 september 1944 moest Maurits vanuit Theresienstadt naar Auschwitz, Henny’s transport volgde vier weken later, op 23 oktober 1944. Maurits van Voolen stierf in Extern Kommando Kaufering (een buitenkamp van Dachau) op 9 januari 1945. Hij werd 38 jaar.
Henny overleefde Auschwitz en Oederan, een buitenkamp van Flossenbürg, en werd na de oorlog herenigd met haar dochter Georgine.

De jongste zoon van Julie, Elias ‘Ee` of Edward (1907 – 2004) en diens vrouw Hetty van Voolen-Keesing (1911 - 2008) hebben ook overleefd: zij waren in maart 1940 samen met baby Arthur (1939) per boot gevlucht, na herhaalde oproepen van Hetty’s ouders, Abraham Keesing (1888 - 1976) en Sara Keesing-Levie (1893 - 1984) die eerder met hun zoon Gustaaf (1913 – 2007) naar New York gevlucht waren.

Julie´s zwager Israël van Voolen en diens tweede vrouw Dina ‘Toni’ van Voolen- Eschwege werden op 2 november 1942 naar Auschwitz gedeporteerd en na aankomst vermoord. Israël was 67 jaar, Toni was 69 jaar oud. Israëls jongste zoon Maurits ‘Broer’ van Voolen (1909) stierf vóór 1 april 1944 in kamp Warschau, diens vrouw Mally en hun zoontje Johnny zijn op 3 september 1943 in Auschwitz vermoord - respectievelijk 30 en 7 jaar oud. Israëls oudste zoon Elius (1907-1990) overleefde in de onderduik.

Julie’s oudste broer Salomon was al in 1917 overleden, zijn vrouw Jansje Kan-de Hartogh stierf in 1945, maar hun zoon Eduard ´Eli´ (1901) en hun dochter Betsy De Groot-Kan (1900), haar man en hun twee kinderen Paul (1931) en Eva (1934) en zijn in Oost-Europa of Auschwitz vermoord.
Julie´s jongste zus, Johanna Kan-Kan, werd in november 1942 in Birkenau vermoord, gelijktijdig met haar man Philip Salomon Kan (Haarlem, 4 november 1887). Dat lot trof ook hun kinderen: Clara Betty Kan (1914) werd vermoord in 1942 in Birkenau en Eduard (Eli) Kan (1916) is vermoord in Blechhammer juni 1943.

Op 27 november 2013 hebben de kleindochter van Julie, Georgine Hes-van Voolen en Israëls beide na de oorlog geboren kleinzonen Edward en Ernst en zijn achterkleinzoon Elias van Voolen Stolpersteine geplaatst voor de tweelingpanden aan Spaarne 25-27 in Haarlem, ter nagedachtenis aan hun grootouders Julie van Voolen-Kan en Israël van Voolen.

 

Bron: https://ibecomingdutch.wordpress.com/2019/01/09/stolpersteine-in-haarlem/

Edward van Voolen schreef over zijn familie 'Spaarne 25 en 27, Haarlem' in: Denise Citroen, Frits Rijksbaron en Geert Jan de Vries, Joodse huizen. Verhalen over vooroorlogse bewoners, 2015, p. 139-146

 

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.