Anna Pezon

Anna Pezon is geboren op 11 juni 1881 in Linden, bij Hannover in Duitsland. Ze was een dochter van Tanchun Isaac Pezon (1857-1928) en Rebecca Pezon-Fuchs (?).
Anna was de oudste van de vier kinderen in het gezin. Na haar kwamen Mozes (1883) en de tweeling Selig en Mina (1894). Mozes, zijn vrouw en zijn drie kinderen stierven in Auschwitz en Centraal Europa. Selig stierf in 1921 en Mina, haar man en dochter kwamen ook om in Auschwitz en Centraal Europa.

Anna Pezon

Voornaam
Anna
Achternaam
Pezon
Geboortedatum
10 juni 1881
Geboorteplaats
Linden, Duitsland
Sterfdatum
04 juni 1943
Sterfplaats
Sobibor

Anna trouwde op 27 februari 1907 met Gdalia Kastan uit het toenmalige Rusland, nu Polen. Op de huwelijksakte is als zijn beroep genoteerd: schoenmaker.
De oudste dochter Esther werd geboren in Amsterdam op 11 augustus 1907, de jongste dochter was Henriëtta (Henny), geboren in Arnhem op 2 december 1908.
Het huwelijk tussen Anna en Gdalia werd op 17 januari 1914 ontbonden.
Anna woonde in de Pastoorstraat 18 in Arnhem, naast de synagoge. In ‘De stille slag, Joodse Arnhemmers 1933-1945’ van Margo Klijn (2003) is te lezen dat Anna daar een pension had waarin ze orthodoxe Oost-Europese Joden die op weg waren naar Amerika opving. Ze wordt beschreven als een ‘dame altijd in het zwart met een soort broodtrommel bij zich. Ze liep ermee langs de deur en verkocht thee en koffie.’

In de oorlog stond Anna ingeschreven op het woonadres van haar dochter Henny, aan de Muiderschans 25 I in Amsterdam. (In de oorlog werd de naam van de Sarphatistraat door de Duitsers veranderd in de Muiderschans, na de oorlog werd de oude naam hersteld. Samuel Sarphati was een joodse sociaal hervormer.) Henny woonde daar met haar man Maurits van Voolen en hun twee dochtertjes, Georgine (1939) en Annelise (1942). Maurits was advocaat. Op hetzelfde woonadres stonden ook Maurits’ moeder Julia van Voolen-Kan en zijn tante Elisabeth Keesing-van Voolen ingeschreven.
Blijkbaar werkte Anna voor de Joodse Raad, op haar kaart staat vermeld: ‘bonnenplakster Broodv. 15.7. 1942’. Ook staat daarop genoteerd dat ze hartpatiënte was.

Ze wordt beschreven als een ‘dame altijd in het zwart met een soort broodtrommel bij zich. Ze liep ermee langs de deur en verkocht thee en koffie.’

Maurits van Voolen was niet thuis toen bij de razzia van 26 mei 1943 Anna, de andere drie vrouwen en de twee kinderen opgepakt werden. Ze kwamen allen terecht in kamp Westerbork, in barak 61.
Een wanhopige brief van Maurits is bewaard gebleven, daarin beschrijft hij aan vrienden dat zijn familie is weggehaald. Hij schrijft:

‘Beste vrienden,
Jullie zult wel al iets vernomen hebben van de vreeselijke razzia, die vandaag de A’damsche Joden geteisterd heeft. Terwijl ik opgesloten zat op de Keizersgracht, is thuis het vreeselijke gebeurd. Henny, de kinderen, ma, mamma, tante Lize. Alles is weg. Over mijn gemoedstoestand kan ik jullie niet schrijven. Misschien ga ik hen morgen (donderdag) vrijwillig achterna.’

Op de kaarten van de Joodse Raad is te lezen dat Maurits nog zijn best heeft gedaan om zijn familie uit het kamp te krijgen. Voor de drie oudere vrouwen was dit zonder resultaat, op 1 juni 1943 vertrok hun transport naar Sobibor en op 4 juni 1943 werden de drie vrouwen daar vermoord. Anna Pezon was op een week na 62 jaar, Julia van Voolen-Kan was 57 en Elisabeth Keesing-van Voolen was 65 jaar oud.

Georgine en Annelise, de twee kinderen van Henny en Maurits, waren ziek, ze hadden TBC. De baby Annelise Julie overleed in kamp Westerbork op 1 juli 1943, ze was 9 maanden oud. Op 7 juli werd ze gecremeerd in het crematorium van het kamp. Haar urn is bijgezet op Ned. Isr. Begraafplaats Muiderberg.
Met behulp van kinderarts Fideldij Dop lukte het aan Henny en Georgine om het kamp te verlaten. Georgine overleefde de oorlog doordat ze de hele tijd ‘verstopt’ werd in het ziekenhuis in Sneek.
Henny en Maurits doken onder, werden verraden, en kwamen op 19 oktober 1943 in kamp Westerbork, voor Henny was dat dus voor de tweede keer.
Ze werden op 5 april 1944 getransporteerd naar Theresienstadt. Op 28 september 1944 moest Maurits vanuit Theresienstadt naar Auschwitz, Henny’s transport volgde vier weken later, op 23 oktober 1944. Maurits stierf in Extern Kommando Kaufering op 9 januari 1945. Hij werd 38 jaar.
Henny overleefde Auschwitz en werd na de oorlog herenigd met haar dochter Georgine.

Anna's oudste dochter Esther was getrouwd met slager Philip Weijel en woonde in Zutphen. Ze hadden drie kinderen. Philip Weijel ging op 16 juli 1942 met het tweede transport vanuit kamp Amersfoort via Westerbork naar Auschwitz en werd geselecteerd voor dwangarbeid. Hij kwam daar op 30 september 1942 op 35-jarige leeftijd om het leven. Esther en haar drie kinderen werden op 6 juli 1943 naar Sobibor gedeporteerd en werden daar op 9 juli 1943 vermoord.
Esther Weijel-Kastan was 35 jaar. Haar zoon Meijer Izak Weijel was 9 jaar. Haar zoon Sally Leonard Weijel was 7 jaar. Haar dochter Anneke Elisabeth Weijel was 4 jaar oud.

Anna Pezons broer de Haarlemse voorzanger en leraar Moses Isaak Pezon (1883) en diens vrouw Helena Pezon-Cohen (1877) zijn beiden op 3 september 1943 in Auschwitz vermoord. Ook hun drie kinderen zijn vermoord: Louis Pezon (1906) is samen met zijn vrouw Julie Pezon-Gobes (1916) in Sobibor op 9 juli 1943 vermoord; Rebecca Pijnappel- Pezon(1908) is in Auschwitz op 3 september 1943 vermoord en Izak Pezon (1910) ergens in Polen op 31 maart 1944. 

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.