Esther Weijel-Kastan

Esther Kastan is geboren in Amsterdam op 11 augustus 1907. Zij was de oudste dochter van de in Maków Mazowiecki (Rusland, nu Polen) geboren Gdalia Kastan (1871- ?) en Anna Pezon (Linden bij Hannover 1881- Sobibor 1943). Haar jongere zus was Henriëtta (Henny), geboren in Arnhem op 2 december 1908. Al in 1909 is, zoals blijkt uit een oproep in de krant, vader Gdalia met onbekende bestemming vertrokken. Het huwelijk tussen Esthers ouders werd op 17 januari 1914 ontbonden.

Esther Weijel-Kastan

Voornaam
Esther
Achternaam
Weijel-Kastan
Geboortedatum
11 augustus 1907
Geboorteplaats
Amsterdam
Sterfdatum
09 juli 1943
Sterfplaats
Sobibor

Moeder Anna Pezon en haar twee dochters bleven in Arnhem wonen, in de Pastoorstraat 18, naast de synagoge. In ‘De stille slag, Joodse Arnhemmers 1933-1945’ van Margo Klijn (2003) is te lezen dat Anna daar een pension had, waarin ze orthodoxe Oost-Europese Joden die op weg waren naar Amerika opving. Ze wordt beschreven als een ‘dame altijd in het zwart met een soort broodtrommel bij zich. Ze liep ermee langs de deur en verkocht thee en koffie.’ De broer van Anna, Moses Pezon (1883 -Auschwitz 1943), was adjunct-secretaris, voorzanger, godsdienstonderwijzer en ritueel slachter van de Nederlands Israëlietische Gemeente van Haarlem.

Op 9 juni 1928 verloofde Esther Kastan zich met slagerszoon Philip Weijel uit Zutphen. Hun huwelijk werd voltrokken op 24 augustus 1932 te Arnhem. Het echtpaar ging wonen aan de Praebsterkamp 9a in Zutphen.

Nieuw Israelietisch Weekblad

Zutphense Courant

Zutphense Courant

Philip Meijer Weijel werd geboren op 11 juni 1907 in Zutphen. Zijn ouders waren Meijer Philip Weijel (Zutphen 1873- Utrecht 1936) en Elisabeth Weijel-Rubens (Zutphen 1869- Sobibor 1943). Philip had twee oudere zussen: Mientje Frank-Weijel (Zutphen 1901- Auschwitz 1942) en Esther Cohen-Weijel (Zutphen 1903- Sydney ?). Zoals aan de data van overlijden te zien is, zijn Philips moeder en oudste zus Mientje omgekomen in de Holocaust. Ook Mientjes man en haar drie zonen werden in de oorlog vermoord, evenals de eerste man van zijn jongere zus Esther.

Uit krantenadvertenties is na te gaan dat de slagerij van het gezin Weijel in 1917 aan de Spittaalstraat 17 in Zutphen gevestigd was.

24-10-1917 Zutphense Courant

Vanaf 1926 is de slagerij gevestigd aan Nieuwstad 30 in Zutphen. Deze advertentie is ondertekend door ‘Meijer Weijel & Zn’, waardoor aangenomen kan worden dat Philip vanaf toen meewerkte in de slagerij van zijn vader. Op de websitewww.stolpersteinezutphen.nl wordt vermeld dat vader en zoon Weijel op donderdagmorgen samen naar de Havenstraat gingen om dieren te kopen.

19-10-1926 Zutphense Courant

13-4-1927 Zutphense Courant

Na de dood van Philips vader in 1936 werd de slagerij voortgezet onder de naam ‘Wed. Meijer Weijel & Zn.’ Philips moeder bleef wonen aan Nieuwstad 30.

Het echtpaar Esther en Philip Weijel-Kastan kreeg op 10 december 1933 hun oudste zoon, genaamd Meijer Izak.

Hun tweede zoon was Sally Leonard, geboren in Zutphen op 8 oktober 1935 en het derde kind was een dochter, Anneke Elisabeth. Zij werd geboren op 20 december 1938.

Esther Weijel-Kastan en haar dochter Anneke (bron: Joods Monument)

Zutphense Courant 25-1-1935

Pogingen haar in Westerbork te houden hielpen niet. We hielden elkaar vast, we huilden tegen elkaars hoofden. Ze moest op transport met alle kinderen.’

Het adres van het gezin Meijer-Kastan was in de oorlogsjaren Van Tillstraat 6 in Zutphen.

Op 3 juni 1942 kwam Philip Weijel terecht in Kamp Amersfoort. Waarom hij werd opgepakt is niet bekend. Hij werd op 16 juli 1942 met het tweede transport dat vanuit Westerbork vertrok, naar Auschwitz getransporteerd. Daar werd hij geselecteerd voor dwangarbeid en kreeg nummer 48480. Zijn datum van overlijden is vastgesteld op 30 september 1942 in Auschwitz. Philip Meijer Weijel werd 35 jaar.

De eerste deportatietrein vanuit het op 1 juli 1942 als Durchgangslager bestempelde kamp Westerbork vertrok op 15 juli 1942. De volgende dag vertrok een tweede transport. Deze transporten waren bestemd voor Joden die in Amsterdam waren opgeroepen om als dwangarbeider tewerkgesteld te worden in ‘het Oosten’. Te weinig mensen hadden aan deze oproep gehoorgegeven. Om dit aantal aan te vullen, werden voor het tweede transport op 16 juli 1942 vanuit kamp Amersfoort zo’n 300 gevangenen aldaar op de trein gezet en overgebracht naar kamp Westerbork. Om tijdsverlies te voorkomen werden deze personen op station Hooghalen geregistreerd, zodat ze de tocht heen en weer naar het kamp niet hoefden te gaan. Onmiddellijk na het inschrijven werd de groep weer uitgeschreven en moesten de gevangenen plaatsnemen in de goederenwagons van de gereedstaande trein naar Auschwitz.

Esther Weijel-Kastan en haar drie kinderen bleven na Philips vertrek achter aan de Van Tillstraat 6 in Zutphen. Volgens haar kaart van de Joodse Raad was aan haar tussen 25 januari en 1 februari 1943 een verhuisvergunning verstrekt naar de Hofmeijerstraat 38 III in Amsterdam. Haar schoonmoeder, Elisabeth Weijel-Rubens heeft dezelfde aantekening op haar kaart, zij verhuisde mee.

Op de Joodse Raadkaarten van beide vrouwen staan aantekeningen over hun beroep. Bij Esther staat: ‘Verzorging van moeilijke kinderen. Verpl. hulpbehoevenden’ en ‘Flinke kinderverzorgster’. Op de kaart van haar schoonmoeder staat: ‘Bestuurslid Doodgraverscollege sinds 1-1-1915’ en ‘Koopvrouw. Flinke zakenvrouw’.

Ook in Amsterdam woonde Esthers zuster Henny van Voolen-Kastan met haar man Maurits van Voolen en hun twee dochtertjes. Maurits van Voolen zat in het hoofdkantoor van de Joodse Raad, toen zijn gezin tijdens een razzia werd opgepakt. Ook zijn moeder en tante en de moeder van Henny en Esther, die allen inwoonden, werden naar Westerbork vervoerd. Dat was op 26 mei 1943. Maurits schreef daarop een wanhopige brief naar vrienden. Daarin verzoekt hij hen, naast instructies voor het zenden van brieven en pakjes naar zijn geliefden in Westerbork, ook zijn schoonzus Esther op de hoogte te brengen. Maurits schrijft:

2. Bericht alles aan Esther. Ik weet niet of vandaag of morgen iets dergelijks ook in Oost gebeurt. Daarom vind ik het beter haar niet rechtstreeks te schrijven. Wens haar en haar kinderen en moe het beste, zeg ze vaarwel, naar wij hopen tot ziens. Kus ze allen van ons.

Fragment uit de brief van Maurits van Voolen, 26 mei 1943

Esther Weijel-Kastan, haar drie kinderen Meijer, Sally en Anneke en haar schoonmoeder Elisabeth Weijel-Rubens werden kort daarna naar Westerbork vervoerd, waar ze op 11 juni 1943 arriveerden. Ze kwamen in barak 63. Twee weken later, op 29 juni 1943, werd Elisabeth Weijel-Rubens op transport gesteld naar Sobibor. Daar werd ze vermoord op 2 juli 1943.
Elisabeth Weijel-Rubens was 72 jaar.

In kamp Westerbork kwam Esther haar zuster Henny van Voolen-Kastan en haar twee kinderen tegen. Henny’s tegelijkertijd opgepakte familie, onder wie de moeder van de zussen, Anna Pezon, waren op dat moment al doorgestuurd naar Sobibor. Henny was achtergebleven, omdat haar beide dochters ziek waren. Volgens later genoteerde herinneringen van Henny werd ook Esther ziek, ze kreeg geelzucht, waardoor ze langer in het kamp mocht blijven.

Op 1 juli 1943 stierf het jongste kind van Henny van Voolen-Kastan, de 9 maanden oude baby Annelise Julie van Voolen aan een darminfectie. Op 6 juli 1943 moesten Esther en haar drie kinderen de gang in de goederenwagon naar Sobibor maken. Uit de herinneringen van Henny van Voolen-Kastan:

‘Esther werd ziek. Geelzucht. Mocht een paar dagen langer blijven. Pogingen haar in Westerbork te houden hielpen niet. We hielden elkaar vast, we huilden tegen elkaars hoofden. Ze moest op transport met alle kinderen.’

Henny’s overleden dochtertje werd een dag later, op 7 juli 1943 gecremeerd in het crematorium van Westerbork, haar urn is na de oorlog bijgezet op de Nederlands Israëlietische Begraafplaats in Muiderberg.

Esther en haar drie kinderen werden in Sobibor omgebracht op 9 juli 1943.
Esther Weijel-Kastan was 35 jaar. Haar zoon Meijer Izak Weijel was 9 jaar. Haar zoon Sally Leonard Weijel was 7 jaar. Haar dochter Anneke Elisabeth Weijel was 4 jaar oud.

Op 17 juli 1943 lukte het Maurits van Voolen om zijn vrouw Henny en hun dochtertje Georgine per trein terug te krijgen naar Amsterdam. De kinderarts Philip Hendrik Fiedeldij Dop zorgde ervoor dat de zieke Georgine in de CIZ (Centrale Israëlietische Ziekenverpleging) terechtkwam. Op 13 augustus 1943 werd dit ziekenhuis door de Nazi’s ontruimd. Wederom met behulp van kinderarts Fiedeldij Dop werd Georgine tijdig uit het ziekenhuis gesmokkeld en kon zij onderduiken in het St. Antoniusziekenhuis in Sneek, waardoor zij de oorlog overleefde.

Maurits en Henny van Voolen doken onder, maar werden opgepakt. Via kamp Vught kwamen zij op 19 oktober 1943 aan in kamp Westerbork. Zij werden op 5 april 1944 gedeporteerd naar Theresienstadt en van daaruit respectievelijk op 28 september en 23 oktober 1944 getransporteerd naar Auschwitz.

Maurits van Voolen is op 10 oktober 1944 vanuit Auschwitz naar Dachau vervoerd en werd op 12 november 1944 tewerkgesteld in Kaufering, een satellietkamp van Dachau. Hij bezweek daar op 9 januari 1945. Maurits van Voolen werd 38 jaar oud.

Henny van Voolen-Kastan werd tewerkgesteld in een munitiefabriek in een satellietkamp van kamp Flossenbürg, genaamd Oederan. Zij overleefde de zware winter 1944-45 en kwam na de bevrijding met omwegen op 11 juni 1945 terug in Amsterdam. Daar werd zij herenigd met haar dochter Georgine.

 

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.