Jacheta Rosenfeld-Kessler

Jacheta Kessler is geboren op 24 mei 1880 in Zolkiew (Zhovkva) (toen Oostenrijk-Hongarije, later Polen en nu Oekraïne). Haar echtgenoot was de op 27 november 1877 in Rawa Ruska geboren Markus Rosenfeld. Om de armoede te ontvluchten besloten Markus en Jacheta in 1911 te emigreren naar Chemnitz, in het Duitse Sachsen. Ze kregen twee kinderen, Adolf Rosenfeld (Zolkiew 7 november 1906) en Mally Rosenfeld, (Chemnitz 28 oktober 1912). Markus en Jacheta hadden via Mally één kleinzoon, Johnny van Voolen (Haarlem 9 november 1935).

Jacheta Rosenfeld-Kessler

Voornaam
Jacheta
Achternaam
Rosenfeld-Kessler
Geboortedatum
24 mei 1880
Geboorteplaats
Zolkiew
Sterfdatum
04 september 1943
Sterfplaats
Auschwitz

Jacheta's geboorteplaats Zolkiew (Zhovka) was iets kleiner dan de geboorteplaats van haar man  Rawa Ruska. Deze laatste plaats had in 1880 6.500 inwoners, waarvan 3.905 Joods waren was. De plaatsen Rawa Ruska en Zolkiew behoorden tot de Oostenrijks-Hongaarse provincie Galicië, met Lemberg (Lviv) als hoofdstad. Sinds 1918 waren die plaatsen Pools, nu Oekraïens.

In Zolkiew werd op 7 november 1906 het eerste kind van Jacheta en Markus geboren, zoon Adolf Rosenfeld. Vanwege armoede emigreerden vele Joden naar de Verenigde Staten, maar het gezin van Jacheta en Markus verhuisden in 1911 naar Chemnitz, een bloeiende industrie- en handelsstad, het Manchester van het Duitse Saksen. Kort daarvoor, op 25 juni 1911, waren zij in Zolkiew getrouwd; of dat in de beroemde nog bestaande synagoge (1698) was is niet bekend. In Chemnitz woonde het gezin in een smalle straat in het oude centrum, de Äußere Klosterstraße 3. Daar werd hun tweede kind op 28 oktober 1912 geboren, Mally Rosenfeld, officieel Amelie Ruchel Weißbach, genaamd Rosenfeld.

Markus was handelaar in witgoed engalanteriewaren, zijn vrouw was eigenaresse van een winkel in breiartikelen. Zoon Adolf ging in de handel, dochter Mally bezocht de ‘Höhere Mädchenbildungsanstalt’ in Chemnitz en werd uiteindelijk modiste.

Dochter Mally Rosenfeld trouwde op 25 april 1934 in Chemnitz met Maurits van Voolen (Moshe ben Israël, Haarlem 25 augustus 1909). Hij was de jongste zoon van Israël van Voolen (Amsterdam 1875- Auschwitz 1942) en Flora van Voolen-Kan (Amsterdam 1883-Haarlem 1936) - zijn oudere broer Elius was geboren in 1907. Hun vader Israël en diens broer Gompert van Voolen openden in 1901 samen een klein warenhuis in Haarlem, of beter gezegd een bedrijf waar mensen op afbetaling allerlei goederen konden kopen, eerst aan Spaarne 45-47, later aan de Spaarnwouderstraat 3, toegankelijk via een smalle gang naast hun woonhuizen aan Spaarne 25-27.

Van links naar rechts Maurits, Israël en Elius van Voolen.
(Foto: privécollectie Edward van Voolen)

Maurits van Voolen. (Foto: privécollectie Edward van Voolen)

Om zich voor te bereiden het bedrijf van zijn vader over te nemen, werkte Maurits in Duitsland in grote en kleine warenhuizen, onder andere in Chemnitz. In die tijd zal hij Mally Rosenfeld hebben leren kennen. Maurits werd daarna inkoper bij de Hema.

Na hun huwelijk gingen Mally en Maurits aan het Lorentzplein 11 in Haarlem wonen. Daar is op 9 november 1935 hun zoon Johnny van Voolen geboren (Joseph ben Moshe).

Mally van Voolen-Rosenfeld met Johnny van Voolen, ca 1937.
(Foto: privécollectie Edward van Voolen)

In 1939 verhuisden zij naar Plaats 5 in Den Haag, waar Mally een winkel-atelier had onder de naam Madelon Chapeaux Haute Mode et Nouveautés.

Het Vaderland 16-03-1939 (collectie Van Voolen)

Na Hitlers machtsovername in 1933 was de situatie voor de Joden in Duitsland, dus ook voor Markus en Jacheta Rosenfeld en hun kinderen, zoon Adolf Rosenfeld en dochter Mally van Voolen-Rosenfeld ingrijpend verslechterd. Dat gold ook voor Toni van Voolen-Götz (Bamberg 20 maart 1873), de tweede vrouw van Israël van Voolen – hun beider eerste echtgenoten waren overleden. Toni´s warenhuis in Gartenstrasse 3 in Chemnitz was al in mei 1937 in ‘arische’ handen overgegaan.

Zoon Adolf Rosenfeld had in februari 1938 samen met de zoon van Toni Götz, Ralph Götz, de firma Rosenfeld & Götz opgericht, die onder andere textiel exporteerde. De Firma Rosenfeld & Götz Textilwaren was gevestigd aan de Linienstrasse 13 in Chemnitz, die tot begin 1939 bestond. Toni Götz had financieel nog garant gestaan.

Adolf Rosenfeld en zijn moeder Jacheta Rosenfeld behoorden tot 343 Joden uit Chemnitz die op 28 oktober 1938 (samen met minstens 17.000 oorspronkelijk uit Polen afkomstige Joden in het Duitse rijk) tijdens een zogenaamde ‘Polenaktion’  uitgewezen werden naar Polen.
Een kleine maand na de Novemberpogrom (de zogenaamde Kristallnacht, 8-9 november 1938), waarbij ook de synagoge van Chemnitz was vernield, dienden Mally en Maurits van Voolen op 6 december 1938 vanuit Haarlem een verzoek in bij de minister van Justitie om haar ouders naar Nederland te laten overkomen. Haar moeder Jacheta woonde inmiddels bij de familie Bader, Dietlowska 32 in Krakau (Polen), haar vader Markus was in Chemnitz achtergebleven omdat hij te ziek was.

De brief begint met de tekst:

Excellentie,
Diep geroerd door het buitengewone menschlievende werk, dat door Uwe excellentie en Uw geachte medewerkers gedaan wordt, en de buitengewone geste naar het Nederlandsche volk ten aanzien van mijn geloofsgenooten in Duitschland, richt ik mij met een van angst en pijn vervuld kinderhart tot U, om toestemming te willen verleenen, dat mijn ouders, die thans op wreede wijze uit elkaar gerukt zijn, hier in Nederland toegelaten worden. (…)

(Collectie Van Voolen)

Er kwam geen antwoord. Op 7 oktober 1939 schreven Mally en Maurits nog een brief. Eind 1939 kregen Markus en Jacheta Rosenfeld toestemming om te verhuizen naar Enschede.

Ook voor de zoon van haar schoonmoeder Toni Götz-van Voolen, Jakob Ralf Götz (Chemnitz, 1 november 1913), zetten Mally en Maurits zich in. Ralf was in het kader van Kristallnacht (9-10 november 1938) gearresteerd en met 188 andere Joden uit Chemnitz naar het concentratiekamp Buchenwald gedeporteerd, maar na enkele weken vrijgelaten. Hij was in gevaar. Daarom schreef Mally op 14 december 1938 uit Haarlem een brief naar Ralfs zuster Gerda Freitag-Götz (Chemnitz 10 Oktober 1908 - 28 August 2008 New York City) en haar man Ernest, die in november 1937 vanuit Stuttgart (Duitsland) naar New York waren gevlucht. Het was één dag voor de Nederlandse regering de grenzen vluchtelingen zou sluiten:

Zeer geëerde mevrouw Freitag,
Wij ontvingen uw dierbare brief een dag eerder met het bericht dat Ralf uit het concentratiekamp was vrijgelaten. We slaakten een zucht van verlichting, want het was een vreselijke gedachte dat de jonge man die ons zo dierbaar was geworden, zich in zo'n vreselijke situatie bevond. Nog voordat uw brief arriveerde, hebben we alle mogelijke stappen ondernomen om toestemming te krijgen voor Ralf om naar Nederland te komen. Aangezien wij echter geen bloedverwanten van Ralf zijn en wij bij het ministerie een verblijfsvergunning voor mijn ouders hebben aangevraagd (tot nu toe helaas zonder een positieve beslissing), heeft een aanvraag van ons bij het ministerie weinig kans op succes. Daarom hebben we ten behoeve van Ralf contact opgenomen met christelijke organisaties en het Comité voor Joodsche Vluchtelingen. Helaas verbindt de regering aan de vergunning de voorwaarde dat hij de wachttijd moet doorbrengen in een van de daarvoor gebouwde kampen (Westerbork). Dat lijkt mij niet het ergste, vergeleken met de Duitse omstandigheden zouden velen er een fortuin evoor geven, als ze de kans hadden om vanuit de hel van het Duitse concentratiekamp in zo'n kamp te komen.
Ik schreef dat Ralf in het bezit was van een beëdigde verklaring, dat u bereid was te zorgen voor het verblijf van uw broer hier. Helaas kunnen wij zelf geen garantie voor Ralf afgeven, na de garantie die wij moesten geven voor mijn ouders. Maar hij kan natuurlijk graag bij ons komt logeren. Ik kan me levendig voorstellen hoezeer dit alles u moet deprimeren, omdat u zelf een nieuw bestaan moet opbouwen. Mijn broer (Adolf Rosenfeld) die nu nog in Polen zit, wil, zoals u ongetwijfeld weet, alles proberen om Ralf te betrekken bij de nieuwe exportfirma, die hij wil opzetten. Net als u, mevrouw Freitag, heb ik slechte voorgevoelens en wil ik niet dat Ralf toen hij terugkwam uit Engeland, weer naar Duitsland terug zou gaan. Ik stelde voor dat hij bij ons zou blijven, en we zouden hem hebben geholpen om een nieuw leven voor zichzelf te beginnen. Maar dat wilde onder geen beding, omdat uw moeder (Toni Götz-van Voolen) in gevaar is. Ik verzeker u dat ik geen middel onbeproefd zal laten om Ralf te helpen aan een betere toekomst hier. Maar voor mijn ouders ziet het er heel treurig uit. We hopen nog steeds dat de overheid toestemming geeft om ze op te nemen.
Het beste voor u en vriendelijke groeten, ook van mijn man,

Mally van Voolen

Een half jaar het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 en nog geen twee maanden voor de Duitse inval in Nederland, schreef Mally op 16 maart 1940 vanuit Den Haag aan haar schoonzuster Gerda Freitag in New York:

Lieve Gerda,
Pas vandaag heb ik de tijd uw brief te beantwoorden en u te bedanken voor het modetijdschrift en de krantenknipsels. Naar mijn mening is er weinig in uw land van vooruitgang dat u zou kunnen interesseren in ons oude Europa; tenzij de aankondiging van een spoedige vrede. (…) Ik heb echt niet het idee dat de VS een soort land van melk en honing is. We zijn ons er terdege van bewust dat het economisch gezien niet allemaal zo ideaal is, maar onze wens om in Amerika te wonen, is u welbekend. Dus ons motto op de komende Sederavond (begin van joods Pasen, op maandagavond 22 april 1940) zal waarschijnlijk zijn: ‘Leschana haba'a in America’. (‘Volgend jaar in Amerika’ in plaats van de traditionele wens ‘Volgend jaar in Jeruzalem’). We zijn altijd op de hoogte van uw leven via tante Toni en Ralf. We hebben veel bewondering voor hoe snel u zich heeft aangepast aan een geheel ander leven in uw nieuwe huis, en wat u heeft bereikt in de relatief korte tijd van uw verblijf daar. Ga zo verder! In de hoop dat de internationale situatie zich spoedig zo gunstig zal ontwikkelen en dat we elkaar binnen afzienbare tijd zullen kunnen zien, besluit ik deze brief met de plechtige belofte mijn aandeel te leveren aan een regelmatige briefwisseling.
Met de hartelijke groeten voor jou en Ernest
Je Mally.
En eveneens vele hartelijke groeten van secretaris Ralph alias Prietzel.
(Vertaling Edward van Voolen)

Mally was zich duidelijk bewust dat het in Europa niet goed zou aflopen voor de Joden. Ook zij wilde met haar man en zoon naar de Verenigde Staten te emigreren, maar wilde in Nederland blijven totdat haar ouders Markus en Jacheta Rosenfeld hier zouden kunnen komen.

Mally was zich duidelijk bewust dat het in Europa niet goed zou aflopen voor de Joden.

Oorlog
Na de Duitse bezetting waren Mally, Maurits en Johnny van Voolen vanwege de bouw van de Atlantikwall Ralf Götz – Chanoeka 1941. (Foto: privécollectie Edward van Voolen)gedwongen het centrum van Den Haag (Plaats 5) te verlaten. Zij betrokken een woning aan de Broekslootkade 39 in Rijswijk, die zij waarschijnlijk in het tweede oorlogsjaar moesten verlaten. In 1942 stond het gezin ingeschreven aan de Anna Paulownastraat 81 in Den Haag.

Het einde: Vught, Westerbork, Auschwitz, Sobibor, Warschau
Markus en Jacheta Rosenfeld zijn in Enschede gearresteerd. Daarvandaan zijn zij via kamp Westerbork naar Sobibor gedeporteerd en daar op 28 mei 1943 vermoord. Als hun laatste adres staat in juli 1942 Hoge Bothofstraat 172, Enschede genoteerd. (Een verslag van hun arrestatie is te vinden in een CABR-dossier van het Nationaal Archief onder inv. nr. CABR 75353 + 76990. [Joods Monument].)  Markus was 65 en Jacheta 62 jaar.

Mally´s man Maurits (1909) kreeg een Sperre dankzij zijn neef Maurits van Voolen (1906), de zoon van Gompert, die als advocaat aan de Joodse Raad verbonden was. Sinds 31 juli 1942 was hij voor de Joodse Raad als Controleur van alle uitrustingsdepots en medewerker voor soc. Zorg’ voorlopig vrijgesteld van een oproep. Waarschijnlijk is het gezin verraden, want Maurits kwam als strafgeval op 22 april 1943 terecht in kamp Vught. Op 3 juli 1943 werd hij naar kamp Westerbork vervoerd. Op diezelfde dag kwamen daar ook zijn vrouw Mally en zoontje Johnny aan.

Op de kaart van Maurits van de Joodse Raad staat het volgende:
3-7-43: Betr. toont brief Prof. Cohen, op 2-7-43 in Vught afgegeven, dat betr. wacht op beslissing uit Haag omtrent Sperrung. Verzoek Prof. Cohen de sperbewijzen omgaand te sturen.
31-8-43: Moeten voor betr. 3) medicijnen worden gestuurd?

Met betr. 3 wordt zoon Johnny bedoeld. De datum die vermeld wordt, 31 augustus 1943, was de dag dat het transport naar Auschwitz vertrok. De moeite die Maurits deed om in kamp Westerbork te blijven, bleek tevergeefs. Het gezin Van Voolen-Rosenfeld zat in deze trein. De laatste notitie op de kaart van Maurits is: 2-9-43: Verdere stappen doelloos.

Markus en Jacheta´s dochter Mally van Voolen-Rosenfeld en haar zoon Johnny werden direct na aankomst, op 3 september 1943 in Auschwitz vermoord. Mally van Voolen- Rosenfeld bereikte de leeftijd van 30 jaar, Johnny van Voolen was 7 jaar jong.

Johnny van Voolen (Foto: privécollectie Edward van Voolen)

Mally´s man Maurits is vanuit Auschwitz gedeporteerd en vandaar met een andere groep Nederlandse en andere Joden doorgestuurd naar kamp Warschau om de resten van het getto aldaar met de grond gelijk te maken. Zijn overlijdensdatum is vastgesteld als vóór 1 april 1944. Hij is 34 jaar geworden.

Mally´s schoonouders, Israël en Toni van Voolen-Götz zijn op 2 november 1942 in Auschwitz vermoord. Toni was toen 69 en Israël 67 jaar oud.

Toni´s zoon, Jakob Ralf Götz (Chemnitz 1 november 1913) is in de onderduik in Sittard op 2 september 1943 verraden en naar kamp Vught gebracht. (Een verslag van zijn arrestatie bevindt zich in het CABR archief inv. nr. CABR 203.) Vanuit Vught is hij via Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd, waar hij op 31 maart 1944 vermoord is. Hij is 38 jaar oud geworden. (Zie Joods Monument en https://www.stolpersteinesittardgeleen.nl/Slachtoffers/Jacob-Ralf-Götz )

Ralf Götz – Chanoeka 1941. (Foto: privécollectie Edward van Voolen)

Over het lot van Markus en Jacheta´s oudste zoon Adolf Rosenfeld is niets bekend. Is hij begin 1939 vanuit Chemnitz naar Engeland gevlucht? Dat is op te maken uit de bewaard gebleven correspondentie van Ralf met zijn zuster in New York, Gerda Freitag-Götz.

Struikelstenen
Voor Markus en Jacheta Rosenfeld-Kessler en zijn tante Mally Ruchel van Voolen-Rosenfeld heeft Edward van Voolen op 20 september 2018 Stolpersteine aan de Theaterstrasse 36 in Chemnitz laten plaatsen (de vroegere Äussere Klosterstrasse). Op 9 november 2022 heeft zijn broer Ernst van Voolen aan het Lorentzplein 11 in Haarlem struikelstenen gelegd voor zijn tante Mally en oom Maurits van Voolen-Rosenfeld, en hun neefje Johnny van Voolen, het enige kleinkind van Markus en Jacheta.


Struikelstenen  van Markus, Jacheta en Mally in Chemnitz
https://de.m.wikipedia.org/wiki/Datei:Stolpersteine_f%C3%BCr_Familie_Rosenfeld,_Theaterstrasse_36a,_Chemnitz.JPG

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.