Dina van Voolen-Eschwege is geboren op 21 maart 1873 in Bamberg, Duitsland. Haar roepnaam was Toni. Zij was de dochter van Emanuel Eschwege (3 mei 1842 Fulda – 5 mei 1914 Bamberg 1842-1914) en Ernestine Eschwege-Blumenthal (Bischberg 6 december 1846 -Bamberg 1921). Toni was de middelste van vijf kinderen, van wie Clara (1870) als baby was gestorven en Johanna in 1902.
Toni trouwde in februari 1905 in Bamberg met Georg Götz (Kobylin, Pruisen, nu Polen, 12 april 1870 - Chemnitz 18 december 1933). Een jaar later gingen ze in Chemnitz wonen. Toni en Georg kregen drie kinderen, waarvan de oudste zoon Heinz, geboren in november 1905, in 1911 onverwacht stierf. Zijn ouders hebben ter zijner nagedachtenis de ‘Heinz-Götz-Stiftung’ opgericht om arme Joodse kinderen te ondersteunen. Op 10 oktober 1908 werd dochter Gerda Philippine geboren en op 1 november 1913 hun jongste zoon Ralf (of Ralph) Jakob.
Dina ‘Toni’ van Voolen-Eschwege
- Voornaam
- Dina ‘Toni’
- Achternaam
- van Voolen-Eschwege
- Geboortedatum
- 20 maart 1873
- Geboorteplaats
- Bamberg
- Sterfdatum
- 05 november 1942
- Sterfplaats
- Auschwitz
Het gezin bewoonde een ruim appartement aan de Kaßbergstraße 22a in Chemnitz. Georg Götz had in 1906 het warenhuis van Gebrüder Böhm, dat Salo en Heinrich Böhm in 1903 in het voormalige Moltke Haus (Teichstrasse 3) opgericht hadden, overgenomen. Verkocht werden passementen, huishoudelijke artikelen en delicatessen. In 1926 verhuisde het warenhuis naar Gartenstrasse 3.
Na het overlijden van Georg Götz in 1933 leidde Toni het bedrijf. Ook zoon Ralf was voor het warenhuis werkzaam, totdat dit in het voorjaar van 1937 'geariseerd' werd, zoals de 'Jüdische Zeitung für Mittelsachsen' op 7 mei 1937 vermeldde. De nieuwe eigenaar veranderde de naam in Hochmuth & Co (zie Jürgen Nitsche, Thomas Morgenstern, Moderne ohne Bauhaus. Jüdische Unternehmer in Chemnitz, Leipzig 2020, p. 35-36). Het pand bestaat niet meer.
In oktober 1938 confisqueerde de Gestapo de woning van Toni aan de Kaßbergstraße 22a, waarna ze met haar zoon in een appartement aan de Germaniastraße 11, Vorderhaus (thans Rudolf-Breitscheid-Straße) ging wonen. In de vijf kelderruimten en in het tuinhuis van het huis aan de Kaßbergstraße bouwde de Gestapo folterkamers. Dit pand bestaat evenmin meer.
Dochter Gerda (1908-2008) en haar man Ernst Freitag (1904-1995) waren al in 1938 naar New York vertrokken. Gerda en Ernst waren in 1938 daarheen gevlucht, kort na de Novemberpogrom (de zgn. ‘Reichskristallnacht’ op 9-10 november 1938), toen Ralf Götz in hechtenis genomen was en een paar weken met ‘Schutzhaft’ in het concentratiekamp Buchenwald gevangen had gezeten.
Toni hertrouwde in 1939 met de Nederlandse weduwnaar Israël van Voolen (Amsterdam, 22 april 1875). Israël heeft Toni waarschijnlijk in 1937 of 1938 leren kennen, misschien dankzij zijn jongste zoon Maurits van Voolen, die op 25 april 1934 in Haarlem getrouwd was met de eveneens uit Chemnitz afkomstige modiste Mally Rosenfeld (28 oktober 1912). Maurits had haar leren kennen toen hij ter voorbereiding op een opvolging in het bedrijf van zijn vader in grote en kleinere warenhuizen in Duitsland gewerkt had, waaronder Chemnitz.
Toni en Israël van Voolen-Eschwege
Israëls eerste vrouw, Flora van Voolen-Kan (Amsterdam 3 augustus 1883) was in Haarlem overleden op 14 december 1936. Met haar had hij twee zonen, Elius (1907) en Maurits (1909). Israël had sinds 1901 in Haarlem een klein warenhuis.
Israël van Voolen met zijn zonen Maurits (1909, links) en Elius (1907, rechts)
Sonntagvormittag, nachdem die Zeitungsberichte sich mehr und mehr verschlechterten, ließ Pa sich nicht mehr halten, besorgte ein Billet bis hierher. In größter Eile packten wir einige Koffer und verließen dann fluchtartig das Land.
Dat Toni en Israël goed op de hoogte waren van de situatie in Duitsland is pas bekend sinds de kleindochter van Toni, Harriet Freitag Senie (New York, 23 september 1943) aan Israëls kleinzoon Edward van Voolen in 1997 de brieven overhandigde die Toni, haar zoon Ralf Götz, Israël en zijn schoondochter Mally van Voolen-Rosenfeld aan Toni’s dochter Gerda en haar man Ernst Freitag in New York hadden gestuurd.
Kort voordat Israël met Toni Götz officieel in het huwelijk trad, schrijft hij op 17 februari 1939 uit Chemnitz het volgende aan wat hij nu zijn ‘toekomstige kinderen’ noemde:
Liebe Gerda und lieber Ernst,
so will ich Sie gleich meine zukünftigen Kinder nennen. Die Verbindung, die ich mit Ihrer lieben Frau Mutter eingehe, bedeutet für beide Teile einen sehr gewichtigen und ernsten Schritt, dessen Verantwortung ich mir voll bewusst bin. Ich möchte deshalb Ihnen gegenüber auch bekräftigen, dass ich in Zukunft sehr gut mit ihr leben, ihr die gemeinsamen Sorgen abzunehmen versuchen, und Sie nie allein lassen werde. So wie ich es gewohnt bin, mit allem, was mir lieb ist, zu tun. … In der Hoffnung, dass ich Sie beide zusammen mit Ihrer lieben Mutter recht bald in Amerika kennenlerne, verbleibe ich mit den herzlichsten Grüßen Ihr Pa.
Omdat de situatie zienderogen verslechterde sturen zij op 7 juni 1939 het volgende telegram naar New York:
Sendet möglichst gemeinsames Affidavit für Pa Mutter Ralf sowie Form 575 an amerikanisches Konsulat Rotterdam STOP Kopien nach Chemnitz STOP Vielen Dank Euch.
Op 9 juli 1939 krijgen Gerda en Ernst een uitvoerige brief van Toni en Israël uit Chemnitz, waaruit blijkt dat zij na hun huwelijk makkelijker tussen Duitsland en Nederland kunnen reizen en twee woningen kunnen aanhouden. Ze bereiden zich voor tijdelijk naar Nederland te verhuizen en ook Ralf probeert een uitreisvisum te verkrijgen. Op dat moment is nog voldoende geld aanwezig, maar er moet nog van alles geregeld worden voor een eventuele verhuizing naar Amerika, terwijl Israël voor Ralf in Nederland probeert visa te krijgen:
De situatie in Duitsland zou sneller dan verwacht verslechteren. Het was Israël, Toni en Ralf eind 1939 gelukt per trein naar Nederland te komen. Toni schrijft:
Ich bin froh, dass wir heute in Holland sind. Wir haben den letzten Zug genommen, der nach Holland ist gegangen. Gewöhnlich ist die Fahrt elf Stunden, jetzt 32 Stunden. Am deutschen Zoll haben wir viel Mühe gehabt. Aber wir sind ohne weitere Schwierigkeiten nachts in Holland angekommen.
Vanuit Den Haag, waar Maurits en zijn vrouw Mally woonden, schrijft Israël op 31 december 1939 naar New York:
Liebe Gerda und Ernst, habe ich gutgetan, um abzureisen nach Holland mit Muttl (Toni)?
En dan schrijft Toni dat ze hals over kop Chemnitz had moeten verlaten en na een lange reis warm door de familie van Israël is ontvangen:
Sonntagvormittag, nachdem die Zeitungsberichte sich mehr und mehr verschlechterten, ließ Pa sich nicht mehr halten, besorgte ein Billet bis hierher. In größter Eile packten wir einige Koffer und verließen dann fluchtartig das Land. Ella, unsere Stütze, versorgt die Wohnung bis wir wieder zurückkommen. Obgleich wir uns groß erkundigten, ob die Verbindungen der Züge nach dem Ausland aufrechterhalten sind, hatten wir doch eine ganze Menge Enttäuschungen erlebt. Die Fahrt nach Den Haag, die sonst ohne Umsteigen in 15 Stunden erledigt ist, dauerte 39 Stunden mit vielen, vielen Abänderungen, überall hatte das Militär die Züge besetzt und selbstverständlich das Vorrecht, doch langsam kamen wir auch zum Ziel. Hier sind wir nun bei den Kindern von Pa, Mally und Mau, gut aufgehoben, harren der Dinge, die da kommen. Zu unserer größten Freude treffen wir Ralf auch noch hier, da er Holland als Zwischenaufenthalt für einige Tage benutzen wollte, ehe er nach England übersiedelt. Ist er einmal in London, kann er nicht zurück. Die Ereignisse sind aber so, dass Ralph hier noch besser aufgehoben ist in Holland durch seine Staatsangehörigkeit. In dieser Angelegenheit haben wir durch die neue Familie sehr viel Glück. Sie tun alles, was sie nur können für uns, obgleich sie selbst große geschäftliche Sorgen haben. Alle sind bemüht uns zu helfen und alles erträglich zu machen. Außer uns dreien leben auch noch die Eltern von Mally (Markus und Jacheta Rosenfeld) hier, die aus Deutschland mussten, da sie Polen sind.
Soweit wir konnten, haben wir vorgesorgt. … Wir haben vor unserer Abreise eine notarielle Vollmacht der Bank gegeben für uns zu handeln, im Falle, dass wir nicht zurückkönnten, für allenfalls wichtige Angelegenheiten. Wir hoffen, dass dieser Fall nicht eintritt, und dass Friede bleibt. Wir sind glücklich, dass wir zunächst sicher aufgehoben sind, viele beneiden uns sicherlich. Das Leben und Treiben hier ist herrlich. Man ist in einer schönen Stadt, frei von allen Hemmungen, internationales Terrain, aber froh, wenn ich bald zurückkönnte, um die erforderlichen Einkäufe zu erledigen. Ich betrachte dieses zunächst als eine Ferienreise, lerne die neue Familie kennen, die äußerst nett und lieb sind. Schwester (Lize Keesing van Voolen) und Schwägerin von Pa (Julie van Voolen-Kan) waren schon da, begrüßten mich in liebenswürdigster Weise. Ralph wurde bei einer der Verwandten in Logis genommen, da im Haus kein Platz durch unser Kommen. Ich schreibe dieses in größter Eile, um ein Lebenszeichen von uns zu geben. Wir hoffen auf bald von Euch zu hören. Mit herzlichen Grüßen Muttl, Pa und Ralph.
Toni maakte zich zorgen over de vraag of haar familie nog uit Bamberg kon wegkomen: haar broer Jakob Eschwege (Bamberg 23 december 1875), zijn vrouw Selma Eschwege-Baruch (Czempin, Pruisen, nu Polen 5 maart 1889) en hun zoon Herbert uit Bamberg (Bamberg 1 juni 1912), zoals blijkt uit deze ongedateerde brief (begin 1938?) aan haar dochter Gerda in New York:
Zum Wochenende hatten wir Besuch von Tante Selma aus Bamberg. Sie war in Hamburg. Den Weg zurück nahm sie über Leipzig, um uns aufzusuchen. In Hamburg erkundigte sie sich an erster Quelle über ihre Ausreise. Binnen 3 – 4 Monate wolle sie auch weg. Gebucht haben sie Cuba. Herbert hat dieses alles bewerkstelligt. Er würde es gerne sehen, dass sie schon Ende Mai dort wären. In solch kurzer Zeit will Tante Selma noch nicht fertig mit der Auflösung sein. Cuba scheint neuerdings die Zukunft Vieler zu sein. Ich kann mir nicht denken, dass Herbert für seine Eltern so große Garantien stellen kann und noch für einen längeren Aufenthalt dort zur Unterhaltung sorgen kann. Er ist Reisender in einem Wäschegeschäft, verdient ja nach Erfolg, der nach Aussagen sehr wechselt.
Ook over haar zwager uit Chemnitz, Dagobert Götz, oom Dago voor intimi, maakte zij zich zorgen:
Onkel Dago sprechen wir seitdem er von Berlin zurückkam, nicht. Seine Reise ist vielleicht erst Mitte Mai möglich.
Dr. Dagobert Götz (geboren in Kobylin op 14 juli 1867) was de oudere broer van haar gestorven man Georg Götz., had medicijnen in Breslau, Halle, Leipzig en Berlijn gestudeerd en was sinds 1903 als gepromoveerde arts in Chemnitz werkzaam. In hun riante woning aan de Zickauerstrasse 95 hadden hij en zijn vrouw iedereen die ertoe deed uit politiek en cultuur ontvangen. Sinds 1935 zat hij in het bestuur van de Synagoge: Nadat zijn toelating als arts in september 1938 was ingetrokken, bereidde hij (inmiddels weduwnaar) zich voor op de emigratie naar de Verenigde Staten, waar hij begin 1939 zou belanden [Nitsche, Juden in Chemnitz, p. 371].
Toni´s dochter en schoonzoon in New York hadden alles in het werk gesteld om hun moeder en haar tweede man naar Amerika te krijgen, zo blijkt uit de bewaarde documenten:
Affidavit Dina van Voolen, Israel van Voolen
First affidavit by Mr. Blum and ourselves, executed August 1939
On the basis of Mr. Blum’s affidavit, visa granted in January 1940 papers handed to them in April.
Departure delayed, became impossible after May 10, 1940, invasion of Holland.
New affidavits submitted by Mr. Blum and ourselves, executed September 17, 1940, as visa became invalid, and Consul requested new affidavits with the promise to re-issue the visa.
November 1940 - no issuance of visas.
December 1940 - Consul assures to grant an new visa, if parents would submit all the necessary papers, documents, exit permit, etc. from the German authorities.
December 30, 1940 – they submit all the required papers, go to the consulate for the medical examination and get the advice from a lady that after a second examination of the affidavits the Consul considered the affidavit insufficient on the ground that they are not related to Mr. Blum, our own affidavit financially immaterial, and that their own financial means had become insignificant after the last events in Holland.
Request now: $ 3.600, deposit for two years.
The matter is urgent as the last affidavit by Mr. Blum will expire again on March 14, 1941, and also the documents given by the German Authorities are only in force for a limited period of time.
Uit de brief van 1 maart 1941 blijkt hoeveel moeite het Israël kostte om de felbegeerde uitreisvisa voor Amerika te verkrijgen voor zijn tweede vrouw Toni, zichzelf en zijn stiefzoon Ralf. Toen dat niet lukte probeerde hij het alleen voor Ralf. Israël voegt aan de brief toe, dat ze al heel blij zijn als hun Amerikaanse familie de helft van 1800 dollar voor het visum van Ralph kan verzorgen, zij ouderen komen dan later wel aan de beurt, in rustiger tijden.
Israël woonde inmiddels met Toni aan de Burgemeester Meineszlaan 36 a in Rotterdam. Haarlem had hij verlaten, zijn warenhuis was niet meer van hem, zoals een krantenbericht van 30 april 1940 laat zien.
Israël en Toni in cafetaria Martens in Rotterdam
Alle pogingen om weg te komen uit Nederland bleken tevergeefs. Eind 1942 werden Israël en Toni uit hun huis gehaald en via het Rotterdamse verzamelpunt ‘Loods 24’ naar Westerbork gebracht. Hun transport naar Auschwitz vertrok op 2 november 1942. Direct na hun aankomstin Auschwitz, op 5 november 1942, werden ze vermoord. Israël van Voolen was 67 jaar, Dina ‘Toni’ van Voolen-Eschwege was 69 jaar oud.
Toni´s zoon Ralf Jakob Götz werd verraden op zijn onderduikadres. Via kamp Vught en kamp Westerbork werd hij op 19 oktober 1943 naar Auschwitz getransporteerd en daar op 31 maart 1944 vermoord. Ralf Götz was 30 jaar oud.
Toni’s broer Jacob Eschwege en zijn vrouw Selma werden samen vanuit Bamberg naar Theresienstadt gedeporteerd, waar hij op 30 september 1943 omkwam, terwijl Selma vandaar naar Auschwitz werd gedeporteerd, waar zij op 18 mei 1944 vermoord werd. Hun zoon Herbert lukte het in juni 1938 uit Bamberg naar de USA te ontkomen, waar hij als Herbert Ashe hoogbejaard op 11 april 2013 in Stamford CT stierf. Ook Toni’s oudere broer, Louis Eschwege (Bamberg 1872) wist naar de Verenigde Staten te ontkomen.
Maurits van Voolen, de jongste zoon van Israël, overleefde evenmin, hij kwam van uitputting om in kamp Warschau, zijn overlijdensdatum is vastgesteld op 1 april 1944. Hij was 34 jaar. Zijn vrouw Mally van Voolen-Rosenfeld en hun zoontje Johnny kwamen om op 3 september 1943 in Auschwitz. Ze waren respectievelijk 30 en 7 jaar oud. Van dit gezin bestaan Westerborkportretten.
Er liggen struikelstenen voor Israël en Toni van Voolen-Eschwege op de Burgemeester Meineszlaan 36a in Rotterdam.
In Chemnitz, aan Kaßbergstraße 22a, liggen de drie struikelstenen: voor Israël en Dina van Voolen-Eschwege en voor Jakob Ralf Götz.
Stolpersteine in Chemnitz