Jansje Barendse

Catharina Knaap-Barendse was in Westerbork getuige van de deportatie naar Auschwitz van haar jongste zusje Jansje met wie ze zich op de Van Beeverlaan in Laren zo veilig had gevoeld.

 

Jansje Barendse

Voornaam
Jansje
Achternaam
Barendse
Geboortedatum
07 juni 1925
Geboorteplaats
Rotterdam
Sterfdatum
11 februari 1944
Sterfplaats
Auschwitz

Jansje Barendse werd geboren in Rotterdam op 7 juni 1925 als jongste kind in het gezin van Hartog Barendse (Rotterdam, 4 april 1882 – Sobibor, 7 mei 1943) en Adriana Spiero (Den Haag, 23 december 1882 – 27 juli 1961). Het was een groot gezin - er waren in totaal 14 kinderen - en in leeftijd verschilde Jansje ruim 20 jaar met haar oudste zus Rozetta. (*). Vader Hartog was handelaar in oudheden, zoals hij dat noemde, en dat varieerde van oud ijzer, oude kleding, meubilair, fietsen tot oude kunstgebitten. Het gezin woonde in Rotterdam, op veel adressen, en verhuisde in 1932 naar Den Haag, eerst naar Kanaalweg 41, toen naar Renbaanstraat 116 en in 1938 naar Havenkade 36. Uit die periode is de foto, met Jansje als tweede van rechts. De anderen zijn waarschijnlijk Jansjes zussen Dina, Henrica, Theresia en Hendrika.

Op haar Joodse Raadkaart staat dat Jansje stenotypiste was. Gezien haar leeftijd, 15 jaar toen de oorlog uitbrak, zal ze niet veel werkervaring hebben kunnen opdoen. Toen de deportaties in 1942 begonnen, besloten de leden van het gezin Barendse om onder te duiken. Jansjes ouders en zuster Henrica Barendse doken onder in kliniek Oud-Rosenburg in Loosduinen, haar broer Eduard met vrouw en kind waarschijnlijk in Delft, evenals haar oudere broer Abraham Barendse, en zij vond een onderduikadres in Laren, samen met haar zus Catharina (Rotterdam 1910).

Catharina was getrouwd met Cornelius Antonius Knaap, Marinier der Eerste Klasse, die vlak voor het uitbreken van de oorlog door de Marine was gestationeerd op Curaçao. Catharina bleef met haar twee kleine kinderen achter in Den Haag. Toen zij in 1943 besloot onder te duiken met haar zoontje Harry van vijf, nam ze haar zus Jansje mee. Ze vonden bescherming bij de familie Guépin in de Van Beeverlaan 8 in Laren. Catherina’s dochtertje Sjaane van drie werd door haar ergens anders ondergebracht.

Kennelijk werden ze verraden, want op 16 november 1943 werden ze op hun onderduikadres gearresteerd door de Larens politie, op verzoek van de SD. Uit het dag- en nachtrapport van de politie in Laren blijkt dat op dinsdag 16 november 1943 drie joden werden gearresteerd op de Van Beeverlaan 8. Ze werden in het politiebureau van Laren vastgezet en de volgende dag per auto overgebracht naar de Sicherheitspolizei in Den Haag.

Dag-en nachtrapport van 16 november 1943 politie Laren.

Catharina en Jansje werden op 27 november 1943 naar Westerbork getransporteerd. Harry werd in een kindertehuis geplaatst, is later weer ondergedoken en heeft de oorlog overleefd. Ook zijn zusje Sjaane overleefde de oorlog.

Catharina had een opleiding tot verpleegster gevolgd. Toen ze in Westerbork aankwam werd ze dan ook als verpleegster ingezet in het kampziekenhuis. Catharina was hier getuige van de deportatie naar Auschwitz van haar jongste zusje Jansje met wie ze zich op de Van Beeverlaan zo veilig had gevoeld. Jansje werd met het transport van 8 februari 1944 naar Auschwitz getransporteerd, waar ze bij aankomst op 11 februari 1944 werd vergast. Catharina bleef tot 15 maart 1944 in Westerbork en werd toen uit Westerbork ontslagen. Dit had, zo blijkt uit een notitie, te maken met haar gemengde huwelijk. 
(informatie: www.herinneringsbomenlaren.nl)

Het is zeer waarschijnlijk dat Jansje en Catharina samen met hun broer Eduard (Rotterdam 1920) en zijn gezin vanuit Den Haag naar Westerbork werden gebracht. Eduard en zijn vrouw Anna Groen (Den Haag 1921), en hun zoontje Hartog (1 jaar oud) kwamen ook in Westerbork aan op 27 november 1943, verbleven ook in barak 62 en gingen net als Jansje op transport naar Auschwitz op 8 februari. Philip Mechanicus schrijft in zijn boek In Depot, dat er op 27 november een groep van 60 mensen in Westerbork aankwam uit Den Haag en de Scheveningse gevangenis.

Anna Groen en de kleine Hartog werden net als Jansje vermoord in Auschwitz op 11 februari 1943; Eduards sterfdatum is 31 maart 1945 bij Extern Commando Ebensee, in de buurt van Mauthausen. Hij heeft waarschijnlijk nog dwangarbeid moeten verrichten in Auschwitz en is vermoedelijk overgebracht naar andere kampen toen de Russen in januari 1945 naderden om Auschwitz te bevrijden.

Jansjes vader Hartog werd vermoord in Sobibor op 7 mei 1943. Haar moeder Adriana overleefde de oorlog en overleed in 1961.

Van haar broers en zusters verloren zes het leven tijdens de oorlog.

Catharina was hier getuige van de deportatie naar Auschwitz van haar jongste zusje Jansje met wie ze zich op de Van Beeverlaan zo veilig had gevoeld.

(*) Kinderen van Hartog en Adriana Barendse:
1. Rozetta (Rotterdam 1904 – Auschwitz 1942) getrouwd met Samuel Siegmund Ossendrijver (1902 – Auschwitz 1942)
2. Jacob Izaac (Rotterdam 1907 - ?) getrouwd met Jacoba Gijsberta van Mourik (1906 - ?)
3. Abraham (Rotterdam 1905 – Gusen 1945) getrouwd met Adriana van Olm (Rotterdam 1909 - ?)
4. Jacques (Rotterdam 1908 -1987)
5. Catharina (Rotterdam 1910 - ?) getrouwd met Maurice Bernard Coelho (1904 – 1944) en Cornelius Antonius Knaap( ?)
6. Betsy (Rotterdam 1911 - ?)getrouwd met Johannes Hubert Versteeg
7. Hendrika (Rotterdam 1914 – Auschwitz 1945) getrouwd met Hubertus Pouw
8. Theresia (Rotterdam 1916 – Arnhem 1984)getrouwd met Dompeling
9. Henrica (Rotterdam 1918 – Auschwitz 1943), tweelingzus Anna na 11 dagen overleden
10. Isidor (Rotterdam 1920) leefde slechts 3 dagen
11. Eduard (Den Haag 1920 – Ebensee 1945) getrouwd met Anny Groen (Den Haag 1921 – Auschwitz 1944)
12. Dina (Rotterdam 1922 - ?)
13. Jansje (Rotterdam 1925 – Auschwitz 1944)

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.