Bronnen

Van Vluchtelingenkamp naar Durchgangslager

'De eerste groep vluchtelingen is in het kamp aangekomen op 9 October. De stemming was uitstekend, er stond een stevige soep klaar, de barak was klaar voor de ontvangst en maakte met de prima bedden en prachtige dekens een uitstekende indruk en nog denzelfden avond gingen de eerste berichten uit, dat het nog niet zoo kwaad was in het nieuwe kamp. De goede stemming is op een enkele uitzondering na gebleven.'

Dit schreef op 3 november 1939 de directeur van het Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Hij meende bovendien te kunnen schrijven dat het gevoe­l bij de vluchtelingen, 'morgen gaat het beter', algemeen was.

Kamp Westerbork was geen schepping van de Duitse bezetter, maar werd in opdracht van de Nederlandse regering gebouwd. Het is niet gesticht in de bezettingstijd, maar reeds in gebruik genomen voordat de oorlog uitbrak. Het was niet gepland om radertje te zijn in de vernietigingsmachine, maar gebouwd om te dienen als opvangkamp voor vluchtelingen. Aldus ontstaan, kon kamp Westerbork toch niet los worden gezien van het aan de macht zijn van de nationaal-socialisten in Duitsland.

Reeds in maart 1933 werd in Nederland het Comité voor Bijzon­dere Joodse Belangen opgericht. Het was in de tijd dat de eerste Joodse vluchtelingen, trachtend te ontkomen aan de greep van Hitler en zijn trawanten, uit Duitsland ons land binnenkwamen. Zij moesten opgevangen worden voorzover zij zich zelf niet konden redden. Allen hadden raad en geld nodig. Speciaal voor hen richtte het Comité een vluchtelingencomité op. De kosten van bijstand en financiële steun werden bestre­den uit inzamelingen en giften. Veel geld was afkomstig van Nederlandse Joden.

De 'uitschakeling' van de Joden in Duitsland kreeg een massaal en georganiseerd karakter in november 1938. In de Reichskris­tallnacht van 9 op 10 november werden tienduizenden Joden gearresteerd, bijna 8.000 winkels geplunderd en enkele honder­den synagogen in brand gestoken. Een nieuwe stroom van vluch­telingen kwam nadien de Nederlandse grens over. Door de haast velen ook illegaal. Overrompeld door het grote aantal werd de overheid gedwongen zich te beraden over de opvang van hen. Er werd besloten tot verplichte kampopname van een deel van de vluchtelingen. Met name zou dit moeten gaan gelden voor hen die illegaal de grens waren overgekomen.

'We moesten naar het Gravenhekje in Amsterdam gaan. Daar werden we erop attent gemaakt dat we ons in Nederland niet met de politiek mochten bezig houden en op alle regels die voor emigranten golden in Nederland. En dat was dan ook alles. Toen ben ik naar de Wieringermeer gegaan. Dat was natuurlijk geen kamp want wij konden er in en uit. Ik ondervond van het begin af aan alleen maar vriendschap en ik voelde me echt meteen weer thuis. Dat was natuurlijk lang niet bij iedereen zo. Er waren er ook die er nooit aan gewend raakten.' (Interview Gert Laske)

De Nederlandse regering kwam in de eerste maanden van 1939 tot de conclusie dat het verblijf van de Joodse vluchtelingen in Nederland lang kon duren. Dit vroeg om een blijvende oplos­sing. De Minister van Binnenlandse Zaken stelde voor een centraal kamp in te richten. Dit moest in de plaats komen van de vele kleine kampen die eind 1938 ingericht waren.

Men dacht aan een terrein van ongeveer 25 hectare met moge­lijkheid tot land- en tuinbouw, niet te ver van een stad of dorp in verband met aanvoer van materialen, medische verzor­ging en dergelijke, maar ook niet midden in de bewoonde we­reld. Voorkomen moest worden dat de Duitse Joden deel uit gingen maken van de Nederlandse gemeenschap.

Einddoel bleef hun vertrek uit Nederland. Het kamp moest als een stad zijn, met winkels, scholen, sportvelden en dergelij­ke. De vluchtelingen zouden zoveel mogelijk in het kamp moeten blijven. De keuze viel in eerste instantie op Elspeet, op de Veluwe. Doch daartegen rezen bezwaren; van de ANWB en van één van de buren: koningin Wilhelmina. Het gevolg was een nieuwe zoektocht. Het resultaat daarvan was het besluit te komen tot een kamp op een stuk heideveld in de gemeente Westerbork, vlakbij het dorp Hooghalen. Op 11 kilometer van de Drentse hoofdstad Assen zou in 1939 het Centraal Vluchtelingenkamp moeten verrijzen. Het Comité voor Joodse Belangen moest zich garant stellen voor de kosten (meer dan één miljoen gulden). Op 1 januari 1941 zou het Comité het eerste deel moeten aflos­sen. De komst van de oorlog heeft dit verhinderd.

Op 19 juli 1939 werd opdracht gegeven tot de bouw van het kamp. Op 9 oktober van hetzelfde jaar kwam de eerste groep vluchtelingen in het kamp aan. Het was de bedoeling dat er zo'n 2.500 mensen zouden worden gehuisvest. Naast opvang voor semi-permanent verblijf, moest het kamp vooral oplei­dings­plaats zijn. Dit om ze zo meer mogelijkheden tot emigratie te geven. De eerste groepen vluchtelingen troffen een kamp in aanbouw aan. Zij werden ingezet bij de bouwwerkzaamheden en bij de ontginning van de omgeving. De huidige bossen van de boswachterij Hooghalen zijn deels door Duitse vluchtelingen aangeplant. Eén van de eerste vluchtelingen vertelde over zijn komst en de omgeving van het kamp het volgende: 'Des te verder we kwamen des te eenzamer werd het. Op een gegeven moment zag je alleen nog maar heidevelden. Af en toe bosjes. En waar uiteindelijk het vluchtelingenkamp zou komen, was een enorm grote vlakte waar alleen hei en zand zich bevonden en wat erg troosteloos was. Maar we hadden zelf niets te bestemmen en moesten er genoegen mee nemen.' (Interview Werner Bloch)

Het kamp naderde slechts langzaam zijn voltooiing. Tot 10 mei 1940 nam de bevolking toe tot meer dan 700 zielen. Ondanks de prachtige woorden van de directeur van het Centraal Vluchte­lingenkamp Westerbork dat het morgen beter zou gaan, was de situatie van de vluchtelingen hopeloos. De opleidingen waren weliswaar goed, maar het doel ervan - emigratie - onhaalbaar.

'Je bent natuurlijk erg gedeprimeerd maar je moest het nemen. Je was blij dat je nog leefde, dat je er nog goed van afgeko­men was. Maar we hadden natuurlijk niet gedacht dat de Duit­sers zouden komen. Je was gewoon gedeprimeerd. Het was niks. Je wist niet wat er komen zou. Je leefde gewoon. Je vertelde over dat je naar Amerika wilde maar je kreeg de kans niet, je kreeg gewoonweg de kans niet.' (Interview Hildegard Stroober-Kreise)

De ligging van het kamp nabij de Duitse grens baarde de vluch­telingen veel zorgen. Er heerste onder hen een grote angst voor een eventuele Duitse inval. En zij wisten waarvoor ze bang moesten zijn; in Duitsland hadden velen aan den lijve ondervonden waartoe de nazi's in staat waren. Als gevolg van een verzoek van de inwoners van het kamp liet de Minister van Binnenlandse Zaken een evacuatieplan opstellen.

Op 10 mei 1940 vielen de Duitse legers Nederland binnen. De schrik in kamp Westerbork was groot. Zo'n 700 vluchtelingen stapten in alle vroegte in een gereedstaande trein die hen naar Zeeland zou moeten brengen. Van daaruit zouden ze naar Engeland vluchten. Zo was het plan, doch bij Zwolle kwam de trein tot stilstand: de spoorbrug over de IJssel was opgebla­zen. Er werd koers gezet richting Afsluitdijk. Maar verder dan Leeuwarden kwam men niet. Na een eerste opvang bij gezinnen in de Friese hoofdstad werden de vluchtelingen eind mei terugge­stuurd naar het kamp. Al snel mochten zij zonder speciale toestemming het kamp niet meer verlaten. Nadien moesten in opdracht van de Duitse autoriteiten ook andere Duits-Joods vluchtelingen zich naar het kamp begeven. Het kamp bleef vooreerst onder Nederlandse leiding staan.

'In die tijd was het verdere kampleven tamelijk troosteloos. De leiding was in handen van de Hollandse kampcommandant Schol, aan wie ik geen bijzondere herinneringen heb. De bewa­king was in handen van Nederlandse marechaussees. Wij waren zeer beperkt in onze bewegingsvrijheid. We mochten niet of nauwelijks het kamp uitgaan, terwijl alle Nederlandse joden in die tijd nog vrij rond konden lopen. Zo ging het ongeveer tot begin 1942 toen het kamp uitgebouwd werd. Er werden vele grote barakken gebouwd door mensen van buiten. Ik weet nu nog dat barak 70 ook bestond, er werd dus langzamerhand een heel groot complex van barakken opgesteld. Op dat moment hadden we ons moeten afvragen wat er aan de hand was. Ik weet niet of wij naïef waren of dat ik het als jongen niet kon inzien. Wij hebben in ieder geval niet genoeg nagedacht over het hoe en waarom van deze uitbreiding van het kamp. Dit werd ons echter ruim een half jaar later heel duidelijk.' (Uri de Vries in: W. Lindwer - Kamp van hoop en wanhoop)

Tot het eind van 1940 konden de ongeveer 140.000 Joden in Nederland nog betrekkelijk rustig leven. Alleen een aantal, naar het leek onschuldige maatregelen was getroffen. De strek­king van de in oktober van dat jaar door ambtenaren te onder­tekenen Ariërverklaring werd door velen niet onderkend. Doch daarmee kon de eerste scheiding tussen Joden en niet-Joden door de nazi's worden aangebracht. Spoedig daarna werden alle Joodse ambtenaren ontslagen.

Hiermee was de eerste fase in de Jodenvervolging ingetreden. De Joden moesten economisch, sociaal en geografisch worden gescheiden en geïsoleerd van het Nederlandse volk, waarvan ze deel uitmaakten. Een zichtbare stap hierin was de invoering van de verplichte Jodenster in april 1942. De tweede fase was het concentreren van een groot deel van Joden in een drietal wijken in Amsterdam. Hun bewegingsvrijheid werd steeds verder beperkt. In de volgende stap van de Duitse bezetter tegen de Joden zou kamp Westerbork een centrale rol spelen.

Aan het eind van de zomer in 1941 was besloten dat in de loop van 1942 de Entjüdung van Nederland moest beginnen. Voor het zo geolied mogelijk laten verlopen hiervan hadden de nazi's een doorgangskamp nodig. Het oog viel daarbij op het voor dit doel uitermate geschikte vluchtelingenkamp in Westerbork. Eind 1941 werd het besluit genomen kamp Westerbork voor deportatie­doeleinden geschikt te maken. De kosten hiervan, o.a. uitbrei­ding van het kamp met 24 grote barakken, werden bestreden uit inbeslaggenomen Joodse vermogens.

Wat er met de Joden werkelijk zou gaan gebeuren kwam aan de orde op 20 januari 1942 tijdens een bijeenkomst van een aantal nazi-leiders in een villa aan de Wannsee bij Berlijn. Daar werd besloten tot de Endlösung der Judenfrage. Dit ver­hullend woordgebruik betekende niets anders dan een op syste­matische en grootschalige wijze vermoorden van alle Joden in Europa. Daartoe werden in Nederland in het voorjaar van dat jaar de laatste voorbereidingen getroffen. Sluitstuk ervan was de overname op 1 juli van kamp Westerbork van de Nederlandse autoriteiten door de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD. De nieuwe naam die het inmiddels fors uitgebreide kamp kreeg gaf aan welke functie het moest verrichten: Polizeili­ches Judendurchgangslager. Via Westerbork zouden alle in Nederland levende Joden nach dem Osten moeten worden wegge­voerd. Het zou weinig moeite kosten de Joden bijeen te drijven op één centraal punt. Op 15 juli 1942 vertrok, uit wat spoedig de Joodse hoofdstad genoemd zou worden, de eerste deportatie­trein richting Polen. Er zouden er nog 92 volgen.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.