Strijd om erkenning in Duitsland en Nederland
De Sinti en Roma die de oorlog overleefd hebben zijn doorgaans hun bezittingen kwijt. Veel van hun familieleden zijn omgekomen in de concentratiekampen. In Nederland en Duitsland is er maar weinig aandacht voor hun lot. Daarnaast hebben Sinti en Roma ook na de oorlog nog vaak met discriminatie en vooroordelen te maken. Pas vanaf de late jaren zeventig krijgen ze beetje bij beetje erkenning voor het leed dat hen tijdens de oorlog is aangedaan.
Die Wiedergutmachung
In de Bondsrepubliek Duitsland komen slachtoffers van het nazi-regime volgens de wet in aanmerking voor herstelbetalingen. Voorwaarde is dat ze op raciale, politieke of geloofsgronden vervolgd waren. Omdat Sinti en Roma doorgaans als ‘crimineel’ of ‘asociaal’ vervolgd zijn, vallen zij buiten de compensatieregeling. In 1956 bekrachtigt het hooggerechtshof dit. Alleen wie ná 1943 vervolgd is komt in aanmerking voor compensatie. Het achterliggende argument is dat de Sinti en Roma-vervolging pas met het Himmlers Auschwitz-Erlass van december 1942 om raciale redenen werd uitgevoerd. De vervolging van vóór deze datum geldt als een ‘legitieme’ vorm van misdaadbestrijding. Hiermee negeert de rechtbank dat het bestempelen van een volk als ‘asociaal’ in de kern een racistische gedachte is. Ook vallen veel Sinti en Roma buiten de compensatieregeling omdat ze niet de Duitse nationaliteit hebben. Voor mensen die tot de ‘Duitse taalkundige en culturele kring’ behoorden bestaan uitzonderingen, maar de vaak ongeletterde Sinti en Roma beheersen de Duitse taal niet voldoende, hoewel ze Duitsland wel als hun Heimat beschouwden.
De ambtelijke documenten die zaken van vervolgde Sinti en Roma behandelen zijn doorspekt met vooroordelen. Er wordt openlijk getwijfeld aan verklaringen. Sinto Joseph Reinhardt omschrijft zijn bezoek aan de instanties als een verhoor: ‘Ik dacht dat ik weer in een concentratiekamp zat, zo erg was het, bijna als bij de Gestapo.’ In de akte van een Roma-vrouw betwist de beoordelaar het vermogen van de aanvraagster om de benodigde documenten bij elkaar te krijgen, want ‘de eiser is een zigeuner en als zodanig nauwelijks in staat te lezen of schrijven’. In Düsseldorf schrijft een ambtenaar bij de beoordeling van een aanvraag van een ex-gevangene voor compensatie dat, ‘in aanmerking genomen moet worden dat zigeuners die zich ten tijde van oorlog vrijelijk rondbewegen ideale omstandigheden scheppen voor vijandelijke inlichtingendiensten, voor spionage.’ Met andere woorden: de aanvrager had vast niet onterecht vastgezeten.
Weinig hulp in Nederland
Bij terugkeer in Nederland is er geen georganiseerde hulp voor Sinti en Roma. Door schaarste zijn veel producten tot lang na de oorlog nog ‘op de bon’. Sinti en Roma, die doorgaans niet ingeschreven staan bij de gemeente of zelfs statenloos zijn, ontvangen om die reden vaak geen distributiebonnen. Wel zijn er soms kerkelijke instanties of burgers die hen wat voedsel toestoppen. Het bezit van de Sinti en Roma staat in de meeste gevallen nergens geregistreerd en verzekeringen hebben ze vaak ook niet. Een enkeling heeft zijn paard en wagen ondergebracht bij een boer en kan deze na de oorlog ophalen. Anderen hebben minder geluk en zijn kostbare violen, antieke meubelen of gouden sieraden kwijt.
Bloedgeld
In Nederland wordt in 1973 de Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers in het leven geroepen. Mensen die door de Duitsers of Japanners vervolgd zijn en hier geestelijke of lichamelijke klachten aan overgehouden hebben, komen in aanmerking voor een uitkering. Maar weinig Sinti en Roma melden zich hiervoor aan. Ze weten niet van het bestaan of de bureaucratische drempel is te hoog. Anderen hebben het gevoel dat het ‘bloedgeld’ is, waarmee de dood van hun familieleden ‘afgekocht’ wordt. Ook blijkt het soms moeilijk de bewijslast rond te krijgen, zoals Johan ‘Lolo’ Grünholz ondervindt. Mishandeling in Buchenwald heeft hem arbeidsongeschikt gemaakt, maar zijn aanvraag voor een uitkering wordt afgewezen, omdat niet is aan te tonen dat de pijn die hij in zijn rug en benen heeft door de concentratiekampen komt.
Emancipatie
Vanaf de late jaren zeventig laten Sinti en Roma steeds meer van zich horen. Er ontstaan belangenverenigingen zoals de Internationale Roma Unie, die in 1978 wordt opgericht. In Nederland is een jaar eerder Stichting ROM opgericht. Dankzij de inspanningen van ROM gaat de Gemeente Amsterdam akkoord met de plaatsing van een monument op het Museumplein. Het door Heleen Levano ontworpen kunstwerk heeft de naam Hel en Vuur en word op 25 november 1978 onthuld door ‘zigeunerkoning’ Koko Petalo. In 1981 richt journalist Jan Rogier de Lau Mazirel Stichting op en in 1986 is er het Nederlands Internationaal Romano Comité van de Joegoslavische Roma Djula Stevica Nikolic. Ook ontstaat er een samenwerkingsverband tussen ROM en autochtone woonwagenbewoners: het Landelijk Platform Woonwagenbewoners en Zigeuners. Ook publicaties zoals Vervolging van Zigeuners in Nederland 1940-1945 van Ben Sijes uit 1979 helpen bij het genereren van aandacht voor het lot van de Sinti en Roma.
Hongerstaking in Dachau
Ook in Duitsland komen de Sinti en Roma steeds meer op voor hun rechten. In 1979 is er voor het eerst een herdenking in Bergen-Belsen. 2500 mensen komen samen onder het motto ‘In Auschwitz vergast, bis heute verfolgt’. Onder hen zijn hoogwaardigheidsbekleders en Sinti en Roma uit heel Europa. Een half jaar later houden twaalf Sinti-mannen, waaronder een aantal ex-gevangenen, een hongerstaking in Dachau. Ze eisen erkenning en herstelbetalingen voor hun leed en een einde aan de discriminatie. De actie leidt tot de oprichting van een Centraalraad van Duitse Sinti en Roma in 1982. Bij de opening van hun kantoor in Heidelberg erkent de Bondskanselier Helmut Schmidt dat de vervolging van de Sinti en Roma door het naziregime een racistisch gemotiveerde genocide was. De Sinti en Roma zijn nu officieel slachtoffers, in plaats van criminelen.
Erkenning
De Nederlandse Sinti verenigen zich in de Landelijke Sinti Organisatie (LSO). Hun voorzitter is Hannes Weiss, die nauw wordt bijgestaan door zijn dochter Lalla. De LSO groeit uit tot een belangrijke gesprekspartner van de regering. Maar als aan het einde van de eeuw een rapport uitkomt over de restitutie van in de oorlog geroofde tegoeden, blijken de Sinti en Roma weer buiten de boot te vallen. Teleurgesteld besluiten Lalla en haar oom Zoni Weisz het er niet bij te laten zitten. Dankzij een mediaoffensief lukt het om in gesprek te gaan met de regering Kok. Na een reeks onderhandelingen is er een akkoord. De Sinti en Roma in Nederland krijgen een schadeloosstelling van dertig miljoen gulden. De nieuw op te richten Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma zal het geld gebruiken voor individuele uitkeringen en projecten om de maatschappelijke positie van Sinti en Roma te verbeteren.
In 2011 krijgt Zoni Weisz de uitnodiging om tijdens Holocaust Memorial Day het Duitse parlement toe te spreken. In de woorden van Zoni klinken de pijn en het verdriet en het gevoel van miskenning door dat veel Sinti en Roma ervaren. Het gebrek aan erkenning van hun leed en de voortdurende discriminatie in Europa heeft hen het gevoel gegeven er niet toe te doen. Hij besluit zijn toespraak daarom met de volgende woorden:
Wij zijn Europeanen en moeten dezelfde rechten hebben als alle andere burgers, met gelijke kansen, zoals ze voor alle Europeanen gelden.
Het kan en mag niet zo zijn dat een volk dat door de eeuwen heen is gediscrimineerd en vervolgd, vandaag, in de eenentwintigste eeuw, nog steeds wordt uitgesloten en wordt beroofd van elke eerlijke kans op een betere toekomst.
Dames en heren, ik spreek de hoop uit dat onze geliefden niet tevergeefs zijn gestorven. We moeten, al was het maar voor hen, de boodschap van vreedzame co-existentie blijven verkondigen en bouwen aan een betere wereld - zodat onze kinderen in vrede en veiligheid kunnen leven.
Literatuur
Beckers, Jan, Ik ben zigeuner/Me hum Sinthu. Gesprekken met Zigeuners over de vervolging in de periode ‘40-’45 en de jaren daarna (Den Haag 1980).
Blumer, Nadine, ‘Disentangling the Hierarchy of Victimhood. Commemorating Sinti and Roma and Jews in Germany’s National Narrative’, in Alexander Weiss-Wendt (ed.), The Nazi Genocide of the Roma. Reassessment and Commemoration (New York 2013) 205-228
Knesebeck, Julia von dem, The Struggle for Roma Compensation in Post-War Germany (Hatfield 2011).
Krausnick, Michail, Wo Sind sie hingekommen? Der unterschlagene Völkermord an den Sinti und Roma (Gerlingen 1995).
Lakerveld, Carry van en Raoul Nijst, Zicht op verleden: Vervolging en deportatie van Sinti en Roma in Nederland 1940-1945 (Utrecht 2010).
Gilad Margalit, ‘The Justice System of the Federal Republic of Germany and the Nazi Persecution of the Gypsies’, in Alexander Weiss-Wendt (ed.), The Nazi Genocide of the Roma.
Reassessment and Commemoration (New York 2013) 181-204.
Meijer, Mia (ed.) Het Wilde Vuur. Sinti & Roma aan het woord. Verhalen vanaf WO II tot heden (Hoogmade 2004).
Öfner, Paul en Marcia Rooker, ‘Van het schooien om brood tot het eisen van respect’, in Hinke Piersma (ed.), Mensenheugenis. Terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog. Getuigenissen(Amsterdam 2001) 71-100.
Weisz, Zoni, De Vergeten Holocaust. Mijn leven als Sinto, ondernemer en overlevende (Amsterdam 2016).