Bronnen

Kamp Westerbork voor 1939

Voordat er in 1939 werd begonnen met de bouw van het Vluchtelingenkamp, was het voormalige kamp Westerbork een kale vlakte, behorend tot een gebied dat het Amerveld en Zwiggelterveld werd genoemd. Rond- en ten noorden van het kamp bestond het Amerveld/Zwiggelterveld uit een zandgebied dat in de voorgaande eeuwen deels was beplant met heide om het zand onder controle te krijgen. Deze was  aangevuld met een tweetal vennetjes, die waren ontstaan uit uitgestoven zandgaten of konden worden aangemerkt als een ‘pingo ruïne’ uit de voorlaatste ijstijd.(1) Het noordelijk deel werd gecomplementeerd door het Hingsteveen, één van de best ontwaterde gebieden van Nederland.(2)

Ten zuiden van het kampterrein, tussen de Paradijsweg en de Zwiggelterweg, lag het Heuvingerzand. Voor 1900 gebruikten de boeren dit oude stuifzandgebied om koeien te laten weiden.(3) Het Heuvingerzand, dat werd beschouwd als het oudste bewoonde deel van Hooghalen, was rijk aan archeologie. Zo waren er middeleeuwse bewoningssporen, een Celtic Field uit de ijzertijd en kon men er diverse grafheuvels uit het laat-neolithicum en de bronstijd aantreffen.(4)

Zowel ten noorden als ten zuiden van het terrein van kamp Westerbork waren er rond 1900 nog vrijwel geen bomen geplant. In het begin van de twintigste eeuw, stond de bosbouw in Drenthe in de kinderschoenen. Slechts wat verlichte landbouwkundigen, keuterboeren, landadel en patriciërs hadden zich tot dan aan toe aan dit pionierswerk gewaagd, zonder veel succes overigens.(5) Eigendomsverhoudingen, mesttekort en een gebrekkige infrastructuur vormden lange tijd grote obstakels voor succesvolle ontginningen.(6) Ook bij Hooghalen. ‘Als je bij helder weer op het spoor naar Assen ging staan’, zo stelde Gerrit Wiggering, inwoner van het Drentse dorp, ‘dan kon je op de torenklok van Rolde zien hoe laat het was’.(7)

Door verschillende technologische verbeteringen en een grotere kennis over ontwatering en efficiëntere agrarische bedrijfsvoering, werd het in het verloop van de eerste decennia van de twintigste eeuw mogelijk om heidegrond rendabel te ontginnen.(8) Als belangrijkste ontdekking gold de introductie van kunstmest. Met kunstmest was het voor boeren niet meer noodzakelijk om schapen te houden om het land te bemesten, en hiermee leek ook de laatste functie van de heidevelden – waar de schapen in de overige perioden graasden – overbodig geworden.(9) Ruim 128 hectare grond van het Heuvingerzand was in deze periode eigendom van Mr. Pieter Tjeenk Willink, advocaat en procureur bij het gerechtshof in Haarlem, die door de verbeteringen wel brood zag in de ontginning van zijn land. In juni 1918, werd begonnen met het omploegen van de gebieden van Tjeenk Willink. Met imposante ploegen die aan een lier heen en weer werden getrokken door stoomlocomobielen, werd het Heuvingerzand stapje voor stapje ontgonnen.(10) Vijf jaar later richtte Tjeenk Willink met twee partners de landmaatschappij Oosthalen op. Het doel was het uitoefenen van landbouw en veeteelt, het kweken van bloembollen en rozen en het aanplanten van bos op de pas ontgonnen velden. Om dit te bewerkstelligen werden aan de in 1910 van Hooghalen naar Amen aangelegde weg, enkele boerderijen gebouwd. In 1939 werd de maatschappij Oosthalen opgeheven en door de familie Tjeenk Willink verkocht aan de ontroerend goed maatschappij Beilen.(11)

Ook de rijksoverheid had inmiddels niet stilgezeten. In de negentiende eeuw had de overheid zich grotendeels afzijdig gehouden van grote landhervormingsprojecten als de Haarlemmermeerpolder. Achteraf werd dit als een tekortkoming gezien. Om in de toekomst niet de boot te missen was in 1888 de Nederlandse Heidemaatschappij, in 1899 de Staatsbosbeheer en in 1915 de Grontmij opgericht. Vanaf 1920 bemoeiden deze drie partijen zich met de heidegebieden in Drenthe. In eerste instantie gebeurde dit alleen passief: renteloze voorschotten werden verstrekt aan particulieren die boerderijen wilden bouwen op de woeste gronden.(12)

Vanaf het einde van de jaren twintig participeerde vooral de Staatsbosbeheer echter op een meer actievere wijze in de gebieden rond het terrein van kamp Westerbork. Door de internationale crisis raakten vanaf 1929 steeds meer mensen in Drenthe hun baan of onderneming kwijt.(13) Om deze werklozen aan een baan te helpen greep de overheid terug op de werkverschaffing. In samenspraak met de rijksoverheid kocht de Staatsbosbeheer grote stukken land van particulieren om daar door arbeiders in de werkverschaffing productiebos op te laten planten.(14) In 1935 werd overeenstemming bereikt met diverse partijen waaronder de maatschappij Oosthalen, om vrijwel alle nog onontgonnen gebieden van het Amerveld/Zwiggelterveld over te nemen. Aansluitend op de werkzaamheden in de boswachterij Grolloo, die bijna afgelopen waren, werd in augustus 1936 door 160 werklozen uit Assen – waar de werkloosheid in 1937 met 8,4 % zijn hoogtepunt bereikte – met het ontginnen gestart.(15) Binnen tien jaar moest er binnen de boswachterij Amen, zoals het gebied vanaf dat moment werd genoemd, een gemengd bos van loof en naaldhout zijn ontstaan, zo luidde althans het streven. Op de lager gelegen gronden moesten vooral lariksen en eiken worden geplant, op de hogere heidegronden moesten loof en naaldhout komen.(16) Het centrale punt in het bos kwam te liggen rond de gemeentegrens Westerbork-Rolde, de plek waar later het kamp Westerbork werd gebouwd.(17)

Het eerste onderdeel van het plan behelsde de ontwatering van het gebied. Door de diversiteit aan gronden werd dit  binnen de boswachterij ingeschaald als een lastige klus waar ongeveer twee jaar voor werd uitgetrokken.(18) In de periode augustus-december 1936 werd er een afwatering aan het Amerdiep gebouwd en een aanvang gemaakt met de aanleg van een kwekerij op de plek waar zich tegenwoordig het bos van de toekomst bevindt. Ook werd begonnen met de verharding van de weg van Amen-Hooghalen naar Grolloo en de realisatie van de verschillende zandwegen rond het latere kamp, onder andere de weg van de kampboerderij (die enige jaren eerder al was gebouwd) naar het Oranjekanaal. Het daarvoor benodigde zand werd afgegraven in een kuil aan de rand vanwaar het bos gepland was te komen – nu de grote zandkuil bij de parkeerplaats van het Herinneringscentrum.(19) In totaal werd er in 1936, 19.758 meter wateroplossing, 16.066 meter zandweg en ruim 1.000 meter aan verharding volbracht.(20)

In de vooroorlogse jaren zette het bovenstaande beeld zich voort. De voornamelijk uit Assen afkomstige leden van de werkverschaffing waren vooral bezig met het aanleggen van kilometers lange wegen, greppels, slotenstelsels en fietspaden.(21) Zo ontstond een padennet met een onregelmatig ruitpatroon, wat het beplantingsgebied verdeelde in vierkante en rechthoekige vakken met zijden van 300 tot 400 meter breed. In het centrum lag de doorlopende weg naar Grollo, drie tot vier meter breed en opgemaakt uit een onderlaag van steenafval afkomstig van de Vuil-Afvoermaatschappij (VAM) uit Wijster, met bovenop een laag van geklopt steenpuin van 6-8 cm dikte die met leem werd ingewalst.(23)

In het begin van 1937, werd ter herinnering aan het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard, in de noordwest hoek van vak 44 de eerste boom geplant.(24) Andere vooroorlogse markeringen in wat sinds 1938 de boswachterij Hooghalen heette, waren de bouw van een arbeiderswoning (1937) – bewoond door R. Eding, paardenboer van Staatsbosbeheer – en een nabij gelegen landbouwschuur (1937) en paardenweide (1937), de plaatsing van de Juliana-Bernhard steen op de gemeentegrens Beilen-Rolde-Westerbork (1937), en de bouw van de boswachterswoning (1937) bij wat anno 2014 de parkeerplaats van het Herinneringscentrum is.(25) De eerste jaren werd deze woning bewoond door Marten Jongedijk, een ervaren voorwerker die op dat moment al vijf jaar in dienst van de Rijksinspectie voor de Werkverschaffing was.(26)

De belangrijkste markering die in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog in de boswachterij Hooghalen tot stand kwam, was de komst van het Vluchtelingenkamp Westerbork. In 1938 werd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken in samenspraak met het Ministerie van Justitie besloten om het vluchtelingenkamp op deze plek te plaatsen, mede door de plannen van Staatsbosbeheer om hier in de nabije toekomst een groot bos aan te leggen.(27) Gekozen werd voor een centrale ligging in het nog te beplanten bos, op de grens van de gemeente Westerbork met de gemeente Rolde. Het kamp werd daarbij gebouwd in Westerbork. In Rolde was het vanwege de ligging van een militair oefenterrein niet toegestaan om barakken te bouwen.(28) Kort nadat het definitieve besluit was gevallen, werd met de ontginning van het kampterrein begonnen. Circa 200 werklozen uit Emmen en Assen werden op kosten van het Ministerie van Sociale Zaken – de Staatsbosbeheer ontving in  september 1939 een subsidie van rond de 65.000 gulden – aan het werk gezet.(29)

De eerste vluchtelingen die eind 1939 in het kamp arriveerden, werden al snel ingezet bij de ontginning van het land. Begin 1940 waren er zo’n 100-200 Duitse en Oostenrijkse Joden bij de werkzaamheden van de Staatsbosbeheer betrokken.(30) Na de inval van de nazi’s bleven deze vluchtelingen daar in eerste instantie werkzaam. Van enige plannen om de ontginning te stoppen was nog geen sprake. In tegendeel, omdat het hoogtepunt van de werkloosheid in de nabijheid van het kamp voorbij leek, werd in het najaar van 1940 begonnen met de bouw van het werkverschaffingskamp Hooghalen (het Heidelager), een plek waar bijna 200 werklozen die van verre kwamen door de week zouden kunnen verblijven.(31)

Het verloop van de oorlog zette een streep door de plannen van de Staatsbosbeheer. Door een tekort aan arbeidskrachten voor de werkverschaffing in Drenthe, een minder rooskleurige financiële positie (de lonen waren gestegen, de inkomsten gedaald) en de nabije ligging van het Durchgangslager Westerbork vanaf juli 1942, kon er in de boswachterij Hooghalen weinig grond worden ontgonnen en bos worden geplant.(32) Slechts clandestien werd er tijdens de oorlogsjaren rond de plek waar zich tegenwoordig de loods van de Astron bevindt, door inwoners van Hooghalen turf afgegraven en heideplaggen gestoken.(33)

Het duurde tot na de Tweede Wereldoorlog eer men uiteindelijk kon starten met het op grote schaal planten van bomen. Vooral in de jaren vijftig werden in het kader van de mijnbouw in Limburg grote delen productiebos geplaatst in de boswachterij Hooghalen.(34) In 1961 volgde een omslagpunt. Gewijzigde opvattingen en vooruitzichten leidden in de troonrede van 1961 tot de uitspraak dat de regering had besloten ‘de omzetting van woeste gronden […] tot het uiterste te beperken, mede ter wille van natuurbescherming en openluchtrecreatie’.(35) Dit betekende een voorlopig einde aan de massale ontginning en bebossing van de boswachterij Hooghalen, en daarmee het ontstaan van het natuurbeeld dat het gebied rond kamp Westerbork tot op de dag van vandaag zo kenmerkt.

Noten

  1. A. Hulzebos en T.L. Kroes, Oosthalen (Beilen 2000), 1; en Casper Gils en Jeroen Bolhuis, Van steentijd tot Schattenberg. Een cultuurhistorische inventarisatie van boswachterij Hooghalen (Deventer 2013), 13.
  2. http://stromendlandschap.nl/_files/LESA%20Boswachterij%20Grolloo%20en%20Hooghalen%2011052012.pdf (2 mei 2014, 10.00 uur)
  3. http://www.dorp.haolen.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=140:de-geschiedenis-van-hooghalen-in-een-notendop&catid=37:verhalen&Itemid=54 (2 mei 2014, 10.00 uur)
  4. http://stromendlandschap.nl/_files/LESA%20Boswachterij%20Grolloo%20en%20Hooghalen%2011052012.pdf (2 mei 2014, 10.00 uur)
  5. E. Pelick, ‘Het eerste naaldhout in Drenthe’, in: Nederlands Bosbouw Tijdschrift 53 (2) (1981) 62-64.
  6. Idem; en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, ‘Ontginningen uit de twintigste eeuw’, in: Gids Cultuurhistorie 19 (2011) 3.
  7. Hulzebos, Oosthalen, 3.
  8. Rijksdienst, ‘Ontginningen, 2.
  9. Novio Consult, e.a., Landschapsvisie Drentsche Aa (Amsterdam 2004) 20; en Hulzebos, Oosthalen, 3.
  10. Hulzebos, Oosthalen, 1-2.
  11. Idem, 1-5.
  12. Rijksdienst, ‘Ontginningen, 2-3.
  13. G.J. Dijkstra, e.a., Gemeente Beilen I (Beilen 1999) 6; en J. Heringa, Geschiedenis van Assen (Assen 1985) 320-321.
  14.  http://www.encyclopediedrenthe.nl/werkverschaffing
  15. ‘Jaarverslag houtvester 1936’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen; en Heringa, Geschiedenis, 320.
  16. Inventarisnummer 2024-1/standplaatsnummer Do 68, ‘Bebossingsplan voor de boswachterij Amen, 1936’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen; en www.staatsbosbeheer.nl
  17. Inventarisnummer 2024-1/standplaatsnummer Do 68, ‘Bebossingsplan voor de boswachterij Amen, 1936’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen.
  18. Idem.
  19. Gils, Van steentijd, 18.
  20. ‘Jaarverslag houtvester 1936’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen.
  21. ‘Jaarverslag houtvester 1937’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen; en ‘Jaarverslag houtvester 1938’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen; en http://stromendlandschap.nl/_files/LESA%20Boswachterij%20Grolloo%20en%20Hooghalen%2011052012.pdf (2 mei 2014, 10.00 uur)
  22. Rijksdienst, ‘Ontginningen, 4; en ‘Jaarverslag houtvester 1936’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen; en ‘Jaarverslag houtvester 1937’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen; en ‘Jaarverslag houtvester 1938’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen.
  23. ‘Jaarverslag houtvester 1937’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen; en inventarisnummer 2013-1/standplaatsnummer Do 61, ‘Brief houtvester Assen, 1939’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen.
  24. ‘Jaarverslag houtvester 1937’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen; en http://www.dorp.haolen.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=140:de-geschiedenis-van-hooghalen-in-een-notendop&catid=37:verhalen&Itemid=54 (2 mei 2014, 10.00 uur)
  25. Hulzebos, Oosthalen, 6; en inventarisnummer 2024-1/standplaatsnummer Do 68, ‘Bebossingsplan voor de boswachterij Amen, 1936’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen; en ‘Jaarverslag houtvester 1937’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen.
  26. Hulzebos, Oosthalen, 6; en ‘Jaarverslag houtvester 1937’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen.
  27. D. Houwaart, Westerbork. Het begon in 1933 (Den Haag 1983) 46.
  28. D. Mulder, Uitgeweken. De voorgeschiedenis van kamp Westerbork (Hooghalen 1989) 61.
  29. Inventarisnummer 2015-9/standplaatsnummer Do 63, ‘Aanvraag materiaal voor ontginning, 1939’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen.
  30. ‘Jaarverslag houtvester 1939’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen; en inventarisnummer 3593-3/standplaatsnummer Do 278, ‘Verslag boekjaar, 1939-1940’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen.
  31. ‘Jaarverslag houtvester 1940’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen; en Heringa, Geschiedenis, 320-321.
  32. ‘Jaarverslag houtvester 1942’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen; en ‘Jaarverslag houtvester 1945’, in: archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen.
  33. Hulzebos, Oosthalen, 7.
  34. Gils, Van steentijd, 14
  35. Rijksdienst, ‘Ontginningen’, 2.
Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.