Bronnen

Het Zigeunerlager in Auschwitz-Birkenau

Op vrijdag 19 mei 1944 vertrekt het ‘Zigeunertransport’ met 245 Nederlandse Sinti en Roma uit Westerbork. Na een reis van twee dagen komt de trein aan in Auschwitz. De Nederlanders worden ondergebracht in sectie BIIe van Auschwitz-Birkenau: het Zigeunerlager (Zigeunerkamp), waar Sinti en Roma uit heel bezet Europa gevangen zitten. Barak 18 is het Holländerblock.

Bouw van het Zigeunerlager

Het Zigeunerlager is al ruim een jaar in bedrijf als de Nederlandse Sinti en Roma aankomen. Reichsführer-SS Heinrich Himmler heeft op 16 december 1942 het zogenaamde Auschwitz-Erlass uitgevaardigd. Hierin staat dat alle in het Duitse Rijksgebied verblijvende Sinti en Roma naar concentratiekampen gedeporteerd moeten worden. Het eerste transport arriveert op 26 februari 1943 In Auschwitz-Birkenau. In de daaropvolgende maand worden 12.259 Sinti en Roma gedeporteerd.

De eerste Sinti en Roma die in 1943 in Auschwitz aankomen, moeten zelf helpen bij het opbouwen van het kamp. Aan weerszijden van de kampstraat verrijzen zestien houten barakken, die oorspronkelijk ontworpen zijn als paardenstal. Franz Rosenbach vertelt dat er geen echte bedden waren, ‘alleen kisten, waarin we als haringen in een ton samengeperst lagen. Er waren geen matrassen en een deken gold als luxe. [..] Het vocht en de kou waren bijna ondragelijk. Behalve de slaapbarakken zijn er barakken voor de keuken, wasruimtes en toiletten. 

Het Zigeunerlager ligt naast het Joodse-mannenkamp en vlak bij de crematoria. De gevangenen leven in permanente angst voor de vier enorme crematoria. Sinto Franz Wirbel: ‘Iedereen dacht voortdurend bij zichzelf: “Wie van ons zal de volgende zijn?”. De Oostenrijkse Roma-vrouw Ceija Stojka schrijft in haar herinneringen, dat ze de gevangenen in Auschwitz vaak een lied hoorde zingen. Het was een bewerking van ‘Lili Marleen’, dat enorm populair was tijdens de Tweede Wereldoorlog. De tekst ging als volgt:

‘Aangekomen zijn we in ‘t Auschwitz-paradijs,

Kinderen laat je zeggen de omgeving is hier grijs.

Nergens een huis hier, nee niet een

We moeten door de schoorsteen heen

Oh wee, Lili Marleen, oh wee, Lili Marleen.

In ons kamp daar staat een prachtig ziekenhuis,

Als je daar verzeild raakt, kom je niet meer thuis

Willen w’ elkaar weer terugzien zometeen

Dan moeten we door de schoorsteen heen,

Oh wee, Lili Marleen, oh wee, Lili Marleen.’

Aankomst in Auschwitz

Bij aankomst in het kamp krijgen de Sinti en Roma de letter ‘Z’ en een nummer op hun kleding genaaid en op hun onderarm getatoeëerd. Pasgeboren kinderen krijgen het nummer op hun dij, omdat hun onderarm te klein is. Antonin Absolon, die als Roma-jongen in het kamp kwam, vertelt dat dit de hele nacht duurde. De volgende ochtend werd iedereen naar een grote ruimte gestuurd om te douchen: ‘De mensen wilden zich niet uitkleden omdat iedereen door elkaar stond, mannen, vrouwen en kinderen. Toen begon het schreeuwen, slaan en huilen.’ Een SS-bewaakster scheurt de kleren van het lijf van zijn zestienjarige zus Božena.

In tegenstelling tot de andere categorieën gevangenen, worden bij de Sinti en Roma de mannen en vrouwen niet van elkaar gescheiden. De Duitsers hebben bij eerdere deportaties ondervonden, dat het onmogelijk was het transport ordelijk te laten verlopen als gezinnen uit elkaar gehaald werden, omdat familie heilig is voor Sinti en Roma. Het Zigeunerlager heet daarom ook wel het Familienlager

De omstandigheden in het kamp

Hermann Langbein, getuige in het Frankfurter Auschwitzproces, zei over het Zigeunerlager: ‘Ik heb veel gezien in Auschwitz, maar dat, wat ik daar gezien heb, was erger dan al het andere.’ De Duitsers dwingen de Sinti en Roma, die ze ‘asociaal’ en ‘werkschuw’ noemen, het zwaarste werk doen. Zo moeten ze helpen met het bouwen van de ‘Rampe’, het aankomstperron, en de treinrails naar de crematoria. Zelfs kinderen van tien jaar moeten slepen met zware stenen. 

Er is weinig eten. Vijf gevangenen delen samen een brood. Daarnaast is er een lepel jam en wat groente. Bij uitzondering is er worst of margarine. Crasa Wagner, een Nederlandse Sintezza vertelt over haar tijd in Auschwitz dat ze ‘meer klappen dan eten’ kreeg. De toiletten worden onregelmatig geleegd. Uit de leiding komt gelig vuil water. Soms is er helemaal geen water. Dan drinken de gevangenen regenwater uit plassen in de grond. Het is onmogelijk om je goed schoon te houden, iets wat voor Sinti en Roma juist erg belangrijk is.

Door de slechte omstandigheden breken allerlei besmettelijke ziektes uit. De gevangenen lijden onder schurft, mazelen, tuberculose, buik- en vlektyfus. Het ergste is de zeldzame ziekte noma, die vooral de kinderen in het kamp treft en voor grote misvormingen aan het gezicht zorgt. Elisabeth Guttenberger is als zeventienjarig Roma-meisje in Auschwitz gekomen en werkt in de Schreibstube. Dagelijk noteert ze sterfgevallen. Op haar achtste werkdag ziet ze de naam van haar vader voorbij komen. Ze barst in tranen uit en kan geen woord meer uitbrengen.

 Opheffing van het kamp

De Nederlandse Sinti en Roma blijven maar kort in Auschwitz. Vanwege de geplande binnenkomst van honderdduizenden Hongaarse Joden is er plaatsgebrek in het kamp. De kampleiding besluit daarom het Zigeunerlager te ontruimen en de gevangen te doden. Ook het naderen van het Rode Leger en de daarom geplande ontruiming van het kamp speelt mogelijk een rol bij deze beslissing. Op 15 mei, vlak voor de aankomst van de Nederlandse groep, doet de SS een poging het Zigeunerlager te liquideren. De Sinti en Roma in het kamp zijn echter getipt of vermoeden wat te gebeuren staat. Slechts een klein deel van de mensen geeft gehoor aan het bevel zich te melden. De anderen verschansen zich in hun barakken, gewapend met breekijzers, scheppen, messen en stenen. De SS heeft niet op zoveel verzet gerekend en moet de actie afbreken.

Niet lang daarna vinden selecties plaats. Alle Arbeitsfähigen, de mensen die kunnen werken, moeten zich melden. 1500 mensen worden naar Buchenwald en Ravensbrück gestuurd. Onder hen zijn 75 Nederlandse mannen. Twintig vrouwen uit Nederland komen via Ravensbrück terecht in een wapenfabriek in de buurt van Leipzig. De werkomstandigheden zijn zo zwaar dat de meesten van hen het einde van de oorlog niet halen. De Duitsers noemen dit Vernichtung durch Arbeit

Op 1 augustus is een laatste selectie van Arbeitsfähigen. De volgende ochtend omsingelen SS-eenheden het Zigeunerlager en slaan en slepen de bewakers de mensen naar buiten. Er is nu maar weinig verzet, want de overgebleven 3000 gevangenen zijn vooral oude mensen, vrouwen en kinderen. Geschreeuw, gehuil en weeklagen weerklinkt over het kamp. Gedurende de nacht vergassen de bewakers iedereen. De volgende ochtend worden de laatsten die zich verstopt hebben opgespoord en vermoord.

Bij binnenkomst in Auschwitz zijn de Sinti en Roma geregistreerd in de Hauptbücher. Dankzij dappere Poolse gevangenen, die de boeken uit de administratie smokkelden en in de grond begroeven, hebben de boeken de oorlog overleefd. 20.943 namen van Sinti en Roma zijn in dit boek opgenomen. Daarnaast zijn er nog 1700 Poolse Roma niet geregistreerd. Zij werden bij aankomst direct gedood, omdat de verdenking bestond dat ze besmet waren met tyfus. Van het totaal van bijna 23.000 Sinti- en Romagevangenen in Auschwitz, zijn er bijna 20.000 daar gestorven. Daarvan zijn er ongeveer 5700 vergast. Meer dan 13.000 daarvan kwamen om door ziekte, veroorzaakt door de omstandigheden in het kamp.

Literatuur

Beckers, Jan, Ik ben zigeuner/Me hum Sinthu. Gesprekken met zigeuners over de vervolging in de periode ‘40-’45 en de jaren daarna (Den Haag 1980).

Benz, Wolfgang en Barbara Distel (eds.), Der Ort des Terrors. Geschichte der nationalsozialistischen Konzentrationslager. Band 5. Hinzert Auschwitz Neuengamme (München 2007).

Dwork, Deborah en Robert Jan van Pelt, Auschwitz (New York 2008).

Kapralski, Sławomir, Maria Martyniak, Joanna Talewicz-Kwiatkowska, Roma in Auschwitz: Voices of Memory 7 (Oświęcim 2011).

Rens, Herman van, Vervolgd in Limburg. Joden en Sinti in Nederlands-Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog (Hilversum 2013).

Rose, Romani, ‘"Nicht kampflos in die Gaskammer gehen". Der Aufstand der Sinti und Roma im Konzentrationslager Auschwitz-Birkenau am 16. Mai 1944 und seine Vorgeschichte’, Frankfurter Rundschau (17.05.2004).

Stojka, Ceija, Wij leven in het verborgene. Herinneringen van een Roma-zigeunerin (Amsterdam 1988).

Weißbach Anne Merle, ‘Social meaning of Roma music during and about the Holocaust’, (2015):http://merlecello.de/wp-content/uploads/2015/11/Paper_neu.pdf (geraadpleegd op 3 mei 2019).

Zimmermann, Michael, Verfolgt, vertrieben, vernichtet. Die nationalsozialistische Vernichtungspolitik gegen Sinti und Roma (Essen 1989).

Zimmermann, Michael,  ‘Die letzte Fahrt’, Die Zeit (5 maart 1993).

Zimmermann, Michael, Rassenutopie und Genozid. Die Nationalsozialistische “Lösung der Zigeunerfrage” (Hamburg 1996).

‘Ansprache von Elisabeth Guttenberger anlässlich des Festakts zur Einweihung des Dokumentations- und Kulturzentrums Deutscher Sinti und Roma am 16. März 1997’:http://www.sintiundroma.de/uploads/media/guttenberger.rtf(Geraadpleegd op 3 mei 2019).

‘Herman Langbein’:http://www.auschwitz-prozess-frankfurt.de/index.php?id=56  (geraadpleegd op 2 mei 2019).

NIOD 250k – 1205: ‘Lijst opgesteld door het informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis met Nederlandse Sinti en Roma die op 1 september 1944 van Ravensbrück naar Flossenbürg getransporteerd werden, maart 1951. Werkrapport Nr. 54a’.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.