De Nederlandse rol bij de vervolging van de Sinti en Roma
De drijvende kracht achter de deportatie van de Nederlandse Sinti en Roma was de Duitse bezetter, maar Nederlandse instanties waren wel bij betrokken bij de uitvoering. In sommige gevallen waren ze zelfs aanjagers van het anti-zigeuner beleid. Dit werkt voor veel Sinti en Roma door tot op de dag van vandaag.
Eerste fase van de bezetting
In eerste periode na de bezetting laten de Duitse instanties de in Nederland wonende Sinti en Roma nog overwegend met rust. Wel moeten een paar ‘zigeunergroepen’, samen met andere ‘vreemdelingen’, uit ‘veiligheidsoverwegingen’ vertrekken uit de kustregio, waar de Duitsers een verdedigingslinie bouwen. In lijn daarmee ligt ook het besluit dat ‘zigeuners of personen die als zigeuners rondtrekken’ geen wapenvergunning kunnen krijgen. Systematische vervolging blijft vooralsnog uit.
Ondanks de terughoudendheid van de bezetter zijn Nederlandse media vrij om vooroordelen over Sinti en Roma te publiceren. Waarschijnlijk is bezetter zelfs blij met deze geluiden. Met name kranten en tijdschriften met een nationaalsocialistische inslag, winden er geen doekjes om dat in hun ogen de ‘zigeuners’ even ‘vreemdrassig’ zijn als de Joden. Ook werkt de Nederlandse ambtenarij verder aan vooroorlogse plannen om het aantal rondtrekkende woonwagens in Nederland drastisch terug te brengen. In de zomer van 1940 oordeelt een ambtenaar ‘dat de tijdsomstandigheden uitermate geschikt zijn om thans een dergelijk plan te propageren’. De in de jaren dertig niet uitgevoerde registratie van woonwagenbewoners vindt in 1941 wél doorgang.
Begin van de vervolging
Op 29 maart 1943 verandert de situatie voor de Sinti en Roma. Het Auschwitz-Erlass is nu ook formeel van kracht in Nederland. Dit betekent dat 'zigeunerische Personen' naar Auschwitz gedeporteerd moeten worden, al blijft concrete actie uit. Kort daarna schrijft het hoofd van de SS en de Duitse politie in Nederland, Hanns Albin Rauter, dat hem van hogerhand opgedragen is een einde te maken aan het ‘nomadenleven’ in Nederland. Daarom moeten de paarden van Sinti en Roma in beslag genomen worden en ter beschikking gesteld aan de Wehrmacht of verkocht worden aan boeren. Tijdens een razzia, waarbij de Nederlandse politie betrokken is, worden 335 paarden geconfisceerd.
Op 1 juli 1943 komt er een trekverbod. Sinti, Roma en andere woonwagenbewoners krijgen nu de keuze om zich op een verzamelkamp te vestigen of in een huis te gaan wonen. Veel Sinti en Roma kiezen er nu voor om in leegstaande huizen te trekken. In steden als Amsterdam staan al veel huizen van opgepakte Joden leeg, enkele Sinti trekken hierin. Ook het gezin van Zoni Weisz in Zutphen woont in een ‘Joods’ huis. Anderen trekken de natuur in. In sommige gevallen kan de burgemeester ervoor zorgen dat een familie als ‘sedentair’ aangemerkt werd. Ze mogen dan met hun woonwagen op één plek blijven staan. Hannes Weiss trekt met zijn gezin in een woning: ‘Om moeilijkheden met de NSB-ers en Feldgendarmerie te voorkomen, bleven we overdag binnen en liepen we ’s nachts door de stad.’
De razzia van 14 mei 1944
Op 14 mei komt er een telex binnen bij de politiepresidenten van de steden Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven, Arnhem en Groningen. Volgens het bericht moeten ‘alle in nederland verblijvende personen, die het kenmerk der zigeuners bezitten [...] door personeel van de nederlandsche politie onverwijld naar het kamp westerbork worden overgebracht’. In sommige gevallen waarschuwen de plaatselijke agenten de woonwagenbewoners, in andere gevallen pakken ze zoveel mogelijk mensen op.
Albert Halberstadt vertelt over de razzia in ‘s Hertogenbosch: ‘Een Duits uniform zag je er niet bij, het waren allemaal Nederlanders; die agenten wezen de weg. Juist, nu hadden ze eindelijk een goede reden gevonden om in één keer van alle Zigeuners af te komen.’ De opgepakte Sinti en Roma krijgen in veel gevallen niet de echte reden van hun arrestatie te horen. Er wordt hen verteld dat de mannen in Westerbork moeten werken en dat de kinderen naar school zullen gaan. Theresia ‘Crasa’ Wagner en haar familie worden opgepakt in Den Haag. Hun begeleiders zeggen hen: ‘we moeten alles eens even goed nakijken, over twee dagen zijn jullie weer thuis.’ Als de Nederlandse agenten het gezin bij aankomst in Westerbork overdragen aan de Duitsers is duidelijk dat dit niet waar is.
Behalve Sinti en Roma zijn ook een paar honderd woonwagenbewoners van Nederlandse afkomst opgepakt. Zij worden in Westerbork weer vrijgelaten door de Duitsers. Het kan zijn dat de lokale autoriteiten de aanwijzingen van de Duitsers te ruim interpreteren omdat er sprake was van ‘naar zigeuneraard rondtrekkende personen’. Anderzijds is het mogelijk dat (NSB-)burgemeester het als een goede gelegenheid zien om van hun ‘ongewenste en asociale’ woonwagenbewoners af te komen.
Na de oorlog
De Sinti en Roma die na de oorlog nog in Nederland verblijven of hier terugkeren zijn vaak getraumatiseerd door hun ervaringen. Ze verblijven in onzekerheid over het lot van hun familieleden en vaak is hun bezit verloren gegaan. Georganiseerde hulp is er niet. Daarnaast voelen velen zich gekrenkt door de houding van de Nederlandse overheid. Lalla Weiss: ‘Dezelfde ambtenaren die tijdens de oorlog meehielpen aan de maatregelen tegen Roma en Sinti, zaten daar na de oorlog nog op hun post. Achter dezelfde bureaus. We hebben 5 mei daarom nooit gevierd als een feestdag.’
Beike Steinbach vertelt dat haar moeder wantrouwend werd: ‘Als er iemand aan de deur kwam met een koffertje of een aktetas, bijvoorbeeld iemand van het ziekenfonds, dan vroeg mijn moeder: Wat moet je? Zo iemand was dan al verdacht in haar ogen. En dan stuurde ze die persoon gewoon weg.’ Dit heeft zijn weerslag op Beike: ‘Ik mocht van mijn moeder nooit naar de dokter. We mochten niet naar de tandarts. We mochten dit niet en dat niet. Alles was volgens haar gevaarlijk. Zij dacht dat ze je allemaal dood wilden maken.’
‘Net als in de oorlog’
Het naoorlogse woonwagenbeleid wekt wrevel bij veel Sinti en Roma. Vanaf 1968 mogen woonwagens alleen nog maar op speciaal aangewezen plekken staan. Rondtrekken is niet meer mogelijk zonder toestemming. Deze inperking van hun vrijheid herinnert veel Sinti en Roma aan de oorlog. Theresia ‘Crasa’ Wagner zegt hierover: ‘[Hier] op het nieuwe kamp voel ik me helemaal gevangen, omdat er draad omheen zit en daar zit verderop ook weer draad omheen. En ik ben bang omdat er maar een uitweg is. Als er weer wat gebeurt kun je nergens heen. Ja, dat doet me zeker aan de concentratiekampen denken. […] Het enige wat ik dan denk is dat als er wat gebeurt, dat ik die kinderen over dat hek moet gooien. Weet je wel, aan die toestanden loop ik de hele dag te denken.’
Ook met betrekking tot het registereren van Sinti en Roma, heerst er een diepgeworteld wantrouwen. Albert ‘Sekkeman’ Halberstadt: ‘En die grote regionale kampen, dat komt ook van de Duitsers. Je moet zo rekenen: alles wat op die kampen staat, staat opgeschreven, alle mensen, alle zigeuners zijn geregistreerd. Net als dat in de oorlog gebeurde.’ Ook Adolf Frans Petalo denk terug aan de oorlogstijd: ‘Als ze nu het kamp op zouden komen dan weten ze gelijk: daar staat Petalo, daar staat Reinhardt en daar staat… Dan is er helemaal geen ontkomen meer aan. Het is niet te hopen, maar wij zigeuners, wij zijn bang.’ Het gevoel van onveiligheid wordt versterkt doordat de politie vaak met veel machtsvertoon langskomt als er iets aan de hand is met Sinti en Roma. Halberstadt: ‘Hier in Arnhem stonden drie Zigeuners met hun wagens op een parkeerplaats. Er kwam niet één agent, nee, er kwamen er wel dertig! Met schilden! Voor één man en twee vrouwen.’
Tegenwoordig ervaren veel Sinti en Roma het contact met de politie en lokale overheden nog steeds als negatief. Ze menen dat de overheid vooral druk is met handhaving en bestraffing en te weinig met het verbeteren van de maatschappelijke positie van Sinti en Roma.
Literatuur
Beckers, Jan, Me hum Sinthu (Den Haag 1980).
Cottaar, Annemarie, Leo Lucassen en Wim Willems, Mensen van de Reis. Woonwagenbewoners en zigeuners in Nederland 1868-1995 (Zwolle 1995).
Lucassen, Leo, En men noemde hen zigeuners: de geschiedenis van Kaldarasch, Ursari, Lowara en Sinti in Nederland 1750-1944 (Amsterdam 1990).
Koll, Johannes, Arthur Seyß-Inquart und die deutsche Besatzungspolitik in den Niederlanden (1940-1945) (Wenen 2015).
Kreuning, Karel, ‘Gevangen in de schaduw van herinneringen’, Informatiebulletin 24 (2008):https://www.kampamersfoort.nl/wp-content/uploads/2017/04/ARTIKEL_Sinti_en_Roma-DEEL-1.pdf (geraadpleegd op 22 april 2019).
Krimp, Renske, De doden tellen. Slachtoffer Aantallen van de Tweede Wereldoorlog en sindsdien (Amsterdam 2015).
Lakerveld, Carry van en Raoul Nijst, Zicht op verleden: Vervolging en deportatie van Sinti en Roma in Nederland 1940-1945 (Utrecht 2010).
Meijer, Mia (ed.) Het Wilde Vuur. Sinti & Roma aan het woord. Verhalen vanaf WO II tot heden (Hoogmade 2004).
Ooijen, D.A.Th., “Je moet weg, hier komen mensen wonen”. Woonwagenbeleid in Nederland (1890-1990) (Den Haag 1993).
Pol, Angelique van der, ‘Agent redt Sinti en Roma’, Ons Amsterdam 5 (2019) 16-21.
Rens, Herman van, Vervolgd in Limburg. Joden en Sinti in Nederlands-Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog(Hilversum 2013).
Sijes, Ben, Vervolging van Zigeuners in Nederland 1940-1945(Den Haag 1979).
Zimmermann, Michael, Rassenutopie und Genozid. Die nationalsozialistische “Lösung der Zigeunerfrage” (Hamburg 1996).
Zimmermann, Michael, ‘Die Deportation der Sinti und Roma nach Auschwitz-Birkenau’, in Jan Parcer (ed.), Das Schicksal der Sinti und Roma im KL Auschwitz-Birkenau (Warschau 1994), 45-83.
NIOD 263b – 3f: ‘Samenvattend rapport betreffende vervolging van zigeuners’.
Monitor Sociale Inclusie: meting 3 (16-11-2018): https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2018/11/16/monitor-sociale-inclusie-meting-3