Het Verzetsgraf
In 1947 nam het Plaatselijk Comité der Nationale Commissie voor Oorlogsgedenktekens het initiatief voor een nationaal gedenkteken voor kamp Westerbork. De plannen werden echter door niet opgehelderde redenen niet uitgewerkt. Hierdoor was het eerste gedenkteken dat wél werd opgericht op het voormalige terrein van kamp Westerbork, gewijd aan het verzet. Op 3 mei 1949 werd bij het voormalige crematorium van kamp Westerbork een verzetsgraf onthuld. Hier lagen de stoffelijke resten van tien verzetsstrijders die op 20 september 1943 waren geëxecuteerd op het Witteveld bij Assen, en later waren verast in het crematorium van Westerbork.[1]
Het initiatief voor het Verzetsgraf werd genomen door de nationale verzetsorganisatie Stichting 1940-1945 - afdeling Drenthe. Een commissie van vier vertegenwoordigers bezocht op 21 februari 1949 met de familie van de gefusilleerden het crematorium en de vindplaats van het as van de verzetsmensen ´Eenparig besloten de tien families, dat de as van hun geliefden achter het Crematorium dient te worden bijgezet in een gemeenschappelijk graf, omdat de as dooreengemengd is en de tien mannen in zowel hun verzet als in de dood één zijn geweest. Daar komt ook bij dat de Provinciale Besturen van de Stichting 1940-1945 in Groningen en Drenthe er zeer veel prijs op stelde dat het lijkenhuis met Crematorium intact gelaten wordt, evenals de graven die er naast en achter liggen.´[2]
De eerste stap in de realisatie tot een monument voor de gevallen verzetsstrijders, behelsde het contact met de Staatsbosbeheer, de eigenaar van de grond waarop het monument zou moeten komen. De Stichting 1940-1945 vroeg in een brief van 9 maart 1949 om toestemming om het monument te mogen plaatsen. De beste optie was, zoals de stichting het stelde, ´indien U de grond ter grootte van +/- 5 are aan de families of aan de Stichting 1940-1945 zou verkopen. Deze koop zou dan slechts middel zijn om een ongeschonden instandhouding te bevorderen.´[3] Staatsbosbeheer antwoordde dat zij tegen de plaatsing van het monument geen enkel bezwaar zag. Overdracht van de grond was daarbij niet nodig. ´Dit laatste zal bovendien voor moeilijkheden kunnen geschieden […] omdat het Staatsbosbeheer een langer bestaan zal hebben dan de nabestaanden of uwe stichting.´[4] De afhandeling werd door de directie van Staatsbosbeheer overgelaten aan de boswachter ter plaatse, boswachter Jager, die aan de weg Hooghalen-Amen woonde. [5]
Dat de Stichting 1940-1945 niet voor eeuwig zou blijven bestaan, werd ook door de stichting zelf beseft. In april 1949 werd daarom tot twee keer toe contact gezocht met gemeente Westerbork, met de vraag of deze na de onthulling, het onderhoud van het monument op zich wilde nemen. In een brief, gedateerd op 28 april 1948, verklaarde de gemeente dat zij tot haar ´leedwezen genoodzaakt was om tot niet-overeenstemming door de gemeente te moeten besluiten.´[6] Allereerst om ´geografische redenen´: het monument zou op 14 kilometer van het hoofddorp worden geplaatst wat toezicht onmogelijk maakte.[7] ´Een ander bezwaar vormt de ¨bevolking¨ welke in dit kamp ondergebracht wordt. Momenteel zijn dit militairen, waarvan alle medewerking te verwachten is, maar een garantie dat dit kamp niet nogmaals van bestemming zal veranderen, hebben wij niet.´[8] Overigens was de gemeente wel bereid een bouwvergunning voor de bouw van het monument te verlenen. Daarvoor moest echter nog wel een aanvraagformulier voor een bouwvergunning met tekening worden toegezonden.[9]
Na de afwijzing van de gemeente Westerbork, richtte de Stichting 1940-1945 haar peilen op de gemeente Beilen. In de ochtend van 3 mei 1949 – de dag van de onthulling – kreeg deze gemeente hetzelfde verzoek binnen om na de onthulling het onderhoud op zich te nemen.[10] Alhoewel voor Beilen dezelfde ‘geografische moeilijkheden’ golden als voor Westerbork, besloten de burgemeester en wethouders van de eerstgenoemde gemeente het verzoek uit ´piëteitsoverwegingen´ wel in te willigen.[11] Door de korte tijd tussen het verzoek en de onthulling was het daarbij niet mogelijk om de gemeenteraad op de hoogste te stellen of om deze om toestemming te vragen.[12] ´Dat dit verzoek, toen tot Beilen gericht, onmiddellijk werd ingewilligd, had zeer zeker de volledige toestemming van de gehele Raad´, verklaarde raadslid H. Folkers in een krant enkele weken later.[13]
Dezelfde dag nog was burgemeester S.G. Römelingh van Beilen met enkele honderden nabestaanden en belangstellenden, voornamelijk oud-verzetslieden, aanwezig bij de onthulling van het Verzetsgraf. ´Zowel de onthulling als het grafmonument zelf was met dezelfde nationale allure en christelijke symboliek omgeven als het […] fusillade monument van kamp Vught´, aldus historicus Roel Hijink.[14] Om 14.00 uur opende dominee Scheele uit Assen in barak 9, de voormalige schouwburg en registratiezaal van het doorgangskamp, de herdenkingsdienst.[15] Na het zingen van ´Mijn schild ende betrouwen´ werden de namen genoemd van de omgekomen verzetsstrijders. ´Vervolgens riep Ds. Scheele in herinnering terug naar het vreselijke gebeuren waarbij deze tien mannen de dood vonden: zij moesten sterven, omdat ze gepoogd hadden de arbeidsinzet tegen te gaan. Deze tien Nederlanders werden gefusilleerd omdat ze hun overtuiging in een daad hadden omgezet.´[16] Dr. J.C. Roose uit Groningen sloot de drie kwartier durende bijeenkomst, in de schouwburg, af met een persoonlijk woord gericht tot de familie.[17]
Voorin de schouwburg waren twintig gesoldeerde urnen opgesteld die de as van de 10 verzetsstrijders bevatten, afgedekt met de Nederlandse vlag. Deze werden in een stoet van nabestaanden, twee aan twee, gadegeslagen door een militaire wacht, naar het crematorium gebracht. Daar werden ze in de grafkelder geplaatst. Tijdens een korte ceremonie (30 minuten) spraken vertegenwoordigers van de Stichting 1940-1945, de Commissaris van de Koningin, burgemeester Römelingh en enkele nabestaanden.[18] Het monument zelf bestond uit een grafkelder, voornamelijk ondergronds, van beton, een dekplaat van grijs hardsteen en een naamplaat van zwart Zweeds graniet, gemaakt door Steenhouwerij Engberts uit Assen. De kosten van het monument bedroegen ruim fl. 1400,- die grotendeels werden voldaan door de families van de verzetsstrijders. [19]
Op 9 juni 1949 schreef de burgemeester van Westerbork, F.J. van der Worp, een artikel in de Provinciale Drentsche en Asser Courant, waarin hij scherpe kritiek uitte op de burgemeester en gemeenteraad van Beilen. Een deel van deze kritiek betrof het aannemen van het onderhoud van het Verzetsgraf. Van der Worp vroeg zich niet alleen af of de toezegging van Römelingh juridisch wel mogelijk was – het monument lag op een stuk terrein behorende tot een andere gemeente (de gemeente Westerbork) –, maar ook had hij grote kritiek op de handelswijze van de gemeente Beilen, c.q. hoe de toezegging tot stand was gekomen. ´Ongehoord en onbeleefd´, zo stelde Van der Worp.[20] Een antwoord uit Beilen liet niet lang op zich wachten. Enkele dagen later volgde al een ingezonden stuk in dezelfde krant van het ´analfabetische raadslid´ (zoals hij zichzelf noemde) H. Folkers. ´Als eenvoudig werker is het moeilijk een geleerd iemand als een burgemeester van repliek te dienen. Ondergetekende voelt zich evenwel gedwongen, enkele zinssneden uit bedoeld artikel in een ander daglicht te zetten´, aldus Folkers. Het Beiler gemeenteraadslid stelde dat ´kosten of moeiten nimmer een beletsel mogen vormen voor iets wat ons zo zeer te harte gaat, als de gedachtenis der verzetsslachtoffers, die toch alles gaven en riskeerden ten bate van ons allen.´[21]
Eind 1953 werd alsnog door de gemeente Westerbork besloten om het onderhoud van het Verzetsgraf op zich te nemen. Na toestemming van de gemeente Beilen, de Stichting 1940-1945 en de nabestaanden werd het monument op 1 januari 1954 aan Westerbork overgedragen.[22]
[1] Roel Hijink, Voormalige Concentratiekampen (Hilversum 2011), 98.
[2] ´Brief Stichting 1940-1945 aan Staatsbosbeheer, 9 maart 1949´, Do 25, inv.nr. 24-7, in: collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
[3] Idem.
[4] Idem.
[5] ´Brief Staatsbosbeheer aan Stichting 1940-1945, 28 maart 1949´, Do 25, inv.nr. 24-8, in: collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
[6] ´Brief burgemeester en wethouders van Westerbork aan Stichting 1940-1945, 28 april 1949´, Do 25, inv.nr.24-13, in: collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
[7] Idem; en ´Brief van de burgemeester en wethouders van de gemeente Beilen aan de Raad, 17 mei 1949´, inv.nr. 2564, in archief Gemeentebestuur Beilen 1917-1972, gemeentearchief Midden-Drenthe; en "Burgemeester van Westerbork critiseert houding van Beilens eerste burger en gemeenteraad". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 09-06-1949. Geraadpleegd op Delpher op 09-01-2017, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000144757:mpeg21:a0029
[8] ´Brief burgemeester en wethouders van Westerbork aan Stichting 1940-1945, 28 april 1949´, Do 25, inv.nr.24-13, in: collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
[9] ´Brief burgemeester en wethouders van Westerbork aan Stichting 1940-1945, 28 april 1949´, Do 25, inv.nr.24-13, in: collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
[10] ´Repliek van Beilen raadslid in Provinciale Drentsche en Asser Courant, juni 1949´, Do 1180, inv.nr. 15014, in: collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
[11] ´Brief van de burgemeester en wethouders van de gemeente Beilen aan de Raad, 17 mei 1949´, inv.nr. 2564, in archief Gemeentebestuur Beilen 1917-1972, gemeentearchief Midden-Drenthe
[12] Idem.
[13] ´Repliek van Beilen raadslid in Provinciale Drentsche en Asser Courant, juni 1949´, Do 1180, inv.nr. 15014, in: collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
[14] Hijink, Voormalige Concentratiekampen, 98.
[15] ´Uitnodiging Stichting 1940-1945 aan de nabestaanden, 12 april 1949´, Do 25, inv.nr. 24-9, in: collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
[16] "Indrukwekkende plechtigheid in het kamp Westerbork Monument voor tien gevallen verzetshelden onthuld". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 04-05-1949. Geraadpleegd op Delpher op 09-01-2017, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000144698:mpeg21:a0014
[17] Idem, en ´Uitnodiging Stichting 1940-1945 aan de nabestaanden, 12 april 1949´, Do 25, inv.nr. 24-9, in: collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
[18] Idem.
[19] ´Brief Stichting 1940-1945 aan houtvester Staatsbosbeheer, 28 maart 1949´, Do 326, inv.nr. 4051-1, in: collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
[20] "Burgemeester van Westerbork critiseert houding van Beilens eerste burger en gemeenteraad". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 09-06-1949. Geraadpleegd op Delpher op 09-01-2017, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000144757:mpeg21:a0029
[21] ´Repliek van Beilen raadslid in Provinciale Drentsche en Asser Courant, juni 1949´, Do 1180, inv.nr. 15014, in: collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
[22] ´Brief Burgemeester Westerbork aan burgemeester Beilen, 19 december 1953´, inv.nr. 2564, in archief Gemeentebestuur Beilen 1917-1972, gemeentearchief Midden-Drenthe; en ´Brief burgemeester Beilen aan burgemeester Westerbork, 10 februari 1954´, inv.nr. 2564, in archief Gemeentebestuur Beilen 1917-1972, gemeentearchief Midden-Drenthe.