Bronnen

Het Joodse Werkdorp Nieuwesluis

Het ontstaan van het Joodse Werkdorp

De opening

Op 3 oktober 1934 vond de opening plaats van het Joodse Werkdorp Nieuwesluis. Een half jaar eerder waren de eerste honderd vluchtelingen aangekomen in het, in 1930 drooggelegde, Wieringermeer. Duitse joden, opgejaagd door het nationaal-socialisme in eigen land, volgden een opleiding in de landbouw, tuinbouw of een van de andere ambachten.  

Het Werkdorp Nieuwesluis werd tot stand gebracht door de Stichting Joodse Arbeid. Met overheidshulp plaatsten zij een tweetal oude barakken op de 210 hectare grond die van de Nederlandse regering gepacht werd. Voor overige gebouwen, elektriciteit en schoon water was het Werkdorp afhankelijk van particuliere donaties. Pas na enkele maanden waren er voldoende financiële middelen om de bouw te beginnen. 

De initiatiefnemer 

In 1933 bezocht de uit Duitsland afkomstige dr. Georg Flatow zijn oude vriend, hoogleraar en oud-Tweede Kamerlid prof. mr.dr. Georg van den Bergh (1890). Flatow, een gewezen hoge ambtenaar, was op dat moment contactpersoon van een hulpcomité voor Joden in Duitsland. Samen kwamen Flatow en Van den Berg op het idee om Joodse opleidingskampen in Nederland op te zetten. Ruim een jaar later sprak Georg van den Bergh bij de opening van het Werkdorp Nieuwesluis. 

‘Indien onze arbeid slaagt, dan zal later, in gelukkiger eeuwen, het Joodsche Werkdorp Nieuwesluis als een klein lichtpunt in donkere tijden worden herdacht. Dan zal misschien eens, te midden van bloeiende, lachende landouwen, hier een eenvoudige steen worden geplaatst met de woorden: ‘Hier stond het Joodsche Werkdorp Nieuwesluis’. Mogen dan allen voorbijgangers uit alle volkeren en van alle godsdiensten en rassen met eerbied dien steen aanschouwen!’

Professor van den Bergh bleef gedurende de hele periode dat Nieuwesluis bestond, bij het Werkdorp betrokken. Hij vervulde een brugfunctie als bestuurder en leverde via zijn broer hout en andere goederen. Ook zamelde hij regelmatig geld in. In 1940 werd Van den Berg opgepakt. Na enige tijd in Buchenwald en Sint Michielsgestel te hebben doorgebracht kwam hij vrij. Georg van Bergh wist vervolgens in de onderduik de oorlog te overleven. 

 Een koosjere keuken

‘In de beginperiode van het werkdorp woonden er ongeveer 120 jonge mannen en 20 meisjes. Van koosjer koken hadden we nog nooit gehoord, iets waar iedereen onder moest lijden. De sfeer in het Werkdorp was puriteins: goed en onschuldig. Mannen en vrouwen woonden bijvoorbeeld streng gescheiden. Ook het werk was gescheiden: wij als meisjes moesten alles in de keuken doen.’

Anni Wolf (1913) kwam in de herfst van 1934 vanuit Berlijn in het Werkdorp Nieuwesluis aan. Ze volgde bijna twee jaar lang een opleiding in de keuken van het dorp. In 1936 vertrok Anni naar Berlijn. Korte tijd later kwam ze in Palestina terecht.     


Dagelijks leven

Het gemeenschapshuis

Het leven in het Werkdorp Nieuwesluis draaide om het in 1937 opgeleverde Gemeenschapshuis. In het gebouw, ontworpen door de architecten Bromberg en Klein, zat een eetzaal voor 250 personen, een bibliotheek, een leeszaal en een kleine synagoge. De bovenverdieping van het Gemeenschapshuis werd voor verschillende doeleinden gebruikt, onder meer als opslagplaats, schietinstructiezaal en schietbaan.

Om het Gemeenschapshuis heen stonden eind jaren dertig zestien grote woonbarakken voor volwassenen en enkele barakken voor jeugd- en personeelsleden. Het leven in het Werkdorp was sober: voor elke vluchteling was slechts 10 tot 15 gulden per week beschikbaar. Het voedsel was hierdoor vaak eenzijdig en aan kleding en andere goederen was een groot gebrek. Tot de ontruiming in maart 1941 doorliepen zo’n 740 vluchtelingen de opleiding in het Werkdorp Nieuwesluis. En maakten 56 personen gedurende deze periode deel uit van het personeel.   

De bioscoopfilm

In 1938 werd er naar aanleiding van het vijfjarig bestaan van het Werkdorp door het Amerikaanse bioscoopjournaal March of the Times een film gemaakt. In één van de scènes was de hoofdrol weggelegd voor Julius ‘Jula’ Reutlinger (1921). Luid roepend stond hij voor het Gemeenschapshuis de post uit te delen. 

‘Toen ik klaar was bleek dat er die dag zo weinig post was dat het niet voldoende was voor de film. Geen nood, men leverde de post weer in en ik deelde die dag voor de tweede keer uit! Het was mijn filmdebuut en ik heb die film een hele middag in de Cineac in Amsterdam bekeken.’

Jula Reutliner bleef van 1937 tot 1941 in het Werkdorp, twee jaar langer dan normaal. Na een opleiding in de tuinbouw werkte hij onder andere als postchef en bedrijfsinspecteur. Naderhand kwam Jula in kamp Westerbork terecht. Hij wist echter te ontsnappen en trad toe tot het verzet.     

In de barakken

‘Wij woonden in de barakken, die in een halve cirkel rondom het Gemeenschapshuis lagen. Met z’n zessen sliepen we in een klein kamertje. Het was erg primitief, het wassen bijvoorbeeld gebeurde buiten. We aten in het Gemeenschapshuis. In mijn herinnering was de eetzaal op de begane grond immens groot.’

Georg Schnek (1922) kwam in 1938 vanuit Polen in het Werkdorp Nieuwesluis aan. Na de ontruiming van het dorp vertrok hij in augustus 1941 naar Eindhoven. Georg dook hier onder en wist de oorlog te overleven. 

 

Vrije tijd

De buitenwereld

De meeste vluchtelingen in het Werkdorp Nieuwesluis keken wat vreemd tegen hun omgeving aan. Als stedelingen oriënteren ze zich hoofdzakelijk op Amsterdam, waar een aantal familie had wonen. Een minderheid trok erop uit, verkende het land, leerde Nederlands en zocht contact met omwonenden. 

Vanuit de omgeving werd er eveneens afwachtend op de werkdorpers gereageerd. Sommige Nederlanders vonden het maar niets dat de regering ermee akkoord was gegaan dat buitenlanders in Nederland een opleiding kregen. De NSB noemde het ‘een schande’ dat er in de Wieringermeer ‘een Joodse kolonie’ was ontstaan. Toch waren er ook positieve geluiden, vooral na 1936. Er werden zelfs huwelijken tussen omwonenden en werkdorpers gesloten.   

Het voetbalelftal

In het Werkdorp vonden met regelmaat sportkampioenschappen, theatervoorstellingen en muziekuitvoeringen plaats. De meeste aandacht ging uit naar het voetbal. In 1939 wisten een aantal enthousiastelingen toestemming te krijgen om mee te doen aan de regionale competitie. Een van de toenmalige spelers herinnerde zich het volgende.

‘We stonden fier op de eerste plaats toen de oorlog uitbrak. Ik herinner mij niet meer of de competitie werd afgebroken of dat wij niet meer verder mochten deelnemen, een feit was dat we moesten ophouden. Bij alle wedstrijden was er veel belangstelling. Waren het uitwedstrijden, dan gingen vele supporters mee. Velen per fiets, maar meestal was er ook vervoer met paard en wagen.’     

Na de opheffing van het voetbalelftal meldden een aantal werkdorpers zich aan bij officiële clubs. Gerhard Wunsch (1912) en Werner Silberberg (1922) kwamen terecht bij HEDW, een vereniging uit Amsterdam. Beiden speelden er slechts één seizoen. Gerhard Wunsch kwam in september 1941 in Mauthausen om het leven; Werner Silberberg stierf een jaar later in Auschwitz-Birkenau.  

Een brief

‘Mijn lieve kleine

Ik heb je kaart ontvangen, dank daarvoor. Bij mij is weinig nieuws te melden. Naar omstandigheden gaat het goed. De mensen waar ik nu zit zijn erg aardig. Hoe alles in de toekomst gaat lopen, weet ik echter niet… Morgen bel ik het stadhuis om onze afspraak voor de bruiloft te bevestigen. 

Lief, een hele, hele dikke kus.’

Herbert Tombowsky (1919) en Hertha Stern (1922) ontmoetten elkaar eind jaren dertig in het Werkdorp. Ze besloten in 1941 te trouwen. In de maanden voor het huwelijk schreef Hertha briefkaarten aan Herbert, die in het Noord-Hollandse De Gouw verbleef. Via kamp Westerbork werden Hertha en Herbert in 1944 naar het Oosten weggevoerd. Herbert stierf in april 1945 in Flössenburg en Hertha op 31 mei 1945 in Bergen-Belsen.  

 

Aan het werk

Op het land

In het Werkdorp Nieuwesluis woonden en werkten zowel jonge mannen als vrouwen. De meeste vrouwen werden voor huishoudelijke taken opgeleid, terwijl de mannen voor diverse beroepen geschikt werden geacht. Ongeveer 100 mannelijke werkdorpers volgden een opleiding in de landbouw en veeteelt. Zij moesten enorme lange oppervlaktes grond bewerken. Zo werd er in het Werkdorp bloemkool, spinazie, aardappelen, suikerbieten en tuinbonen geteeld.

Het Werkdorp bezat ongeveer 25 melkkoeien, 60 schapen, 8 paarden en een groot aantal kippen. Aan de leerlingen werd gedurende een tweejarige opleiding uitgelegd hoe met deze dieren om te gaan. De producten die met het melk, wol en vlees van de dieren werden gemaakt waren voor een groot deel voor eigen gebruik.      

Open huis

Via een omweg kwam in 1933 de niet-Joodse meubelmaker Fritz Hirsch (1933) in Nederland aan. Hirsch was in Duitsland opgepakt als één van de aanstichters van de Rijksdagbrand, maar via bevriende contacten vrijgekomen. In Nederland zocht hij contact met professor Van den Bergh. Deze bood hem een baan aan in het Werkdorp. In de loop der jaren wist Hirsch zich populair te maken onder de werkdorpers. Zij prezen zijn vaktechnische bekwaamheden, pedagogische kwaliteiten en passie voor sport en zang. De ‘open huis-avonden’ van de familie waren geliefd. Eind jaren dertig stuurde Günther Rothenberg uit Argentinië een brief aan zijn oude werkmeester.

‘U heeft ons werkelijk alle grondbeginselen van het vak bijgebracht. Het kan dan ook alleen aan de leerling zelf liggen als hij hier niet verder komt. Pas hier kan iemand beoordelen hoe mooi die Werkdorp-tijd is geweest. Nu ik hier zit denk ik met regelmaat terug aan het Werkdorp en aan de tijd met U.’    

Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte Fritz Hirsch betrokken bij het verzet. In 1949 besloot hij met zijn gezin naar Australië te emigreren.

De smederij

‘In het Werkdorp Nieuwesluis heb ik voor metselaar geleerd. In die hoedanigheid heb ik onder andere meegewerkt aan de bouw van het Gemeenschapshuis. De boog aan de zijkant was mijn gezellenstuk. Omdat ik links was, moest ik daarbij van rechts naar links werken. Later heeft die opleiding tot metselaar mij trouwens geen windeieren gelegd. Dat beroep was namelijk een uitzondering onder Joden. In kamp Westerbork lukte het me daardoor een baantje bij de technische dienst te krijgen waardoor ik gesperrt werd en langer mocht blijven.’  

 Werner Sterzenbach (1909) kwam in 1934 vanuit Duitsland in het Werkdorp Nieuwesluis aan. In 1936 werd Werner vanwege zijn (communistische) politieke activiteiten naar België uitgewezen. Hij keerde illegaal terug, dook onder, maar werd opgepakt. Tijdens de oorlog verbleef Werner een tijdlang in kamp Westerbork van waaruit hij in 1943 wist te ontsnappen.

 

Emigratie

Hachsjara

Tijdens een conferentie van de Nederlandse Zionistenbond in 1917 werd het plan geboren om in Nederland een hachsjara (voorbereiding) organisatie op te zetten. Doel achter deze organisatie was de voorbereiding op de emigratie naar Palestina, het tegenwoordige Israël.  Alhoewel het Werkdorp Nieuwesluis officieel niet als opleidingsinstituut werd gezien, kwamen veel Palestina-pioniers in de Wieringermeer terecht. Van alle vluchtelingen die in de periode 1934-1941 in het Werkdorp verbleven, kon ongeveer de helft als zionistisch (voorstander van een Joodse staat in Palestina) beschouwd worden. 

De eerste groep met Palestina-pioniers vertrok in 1936. Ook naar andere landen emigreerden werkdorpers. Vooral bestemmingen overzee – Zuid-Amerika, Noord-Amerika, Engeland en Zuid-Afrika – waren populair. De kosten voor de emigratie werden gedeeld door de familie, liefdadigheidsorganisaties en soms de leerlingen zelf.   

De Dora

In de loop van de tijd werd het steeds moeilijker om een Palestina-certificaat te verkrijgen, terwijl het aantal aanvragen juist groeide. Vanuit het Werkdorp werden allerlei trucjes toegepast: via schijnhuwelijken en met studentencertificaten en toeristenpassen vertrok men naar het beloofde land. In juli 1939 vond de grootste illegale overtocht plaats. Met het omgebouwde kolenschip de Dora reisden meer dan 465 vluchtelingen vanuit Amsterdam en Antwerpen naar Palestina. 

Walter Brück was één van de circa 55 werkdorpers die met de Dora vertrok. Na een ‘enerverend en groots afscheid’ kwam hij via het Amsterdamse Lloyd Hotel op het schip aan. De omstandigheden waren zwaar: de Dora, varend onder Panamese vlag en Grieks personeel, was een sterke, maar relatief kleine boot. Er ontstond ruimtegebrek. Enkele vluchtelingen waren zelfs genoodzaakt de nacht aan dek door te brengen.    

De reis van de Dora duurde uiteindelijk zes weken. In de nacht van 11 op 12 augustus 1939 werden alle opvarenden veilig en wel bij Haifa aan land gezet.  

Mijn stimulans

‘Ik werkte overal, zelfs in de koeienstal en in de bakkerij. Ik was ’s avonds doodmoe en dan kregen we soms nog les in Ivriet of een lezing over het zionisme en over Palestina. Wat ze ons vertelden over Palestina was heel mooi en idealistisch. Je zou daar vrij kunnen leven. Als ik in Nederland een klap in mijn gezicht zou krijgen, dan moest ik dat slikken, maar in Palestina zou ik vrij zijn en terug kunnen slaan. Dat was voor mij de stimulans om vol te houden.’

Paula Welt (1919) kwam in 1938 vanuit Wenen in het Werkdorp Nieuwesluis aan. Ze wilde zo snel mogelijk naar Palestina: een eigen Joodse staat beschouwde Paula als zionist als enige mogelijkheid om veilig te kunnen leven. Tijdens de oorlog kwam ze terecht in het verzet. Eind jaren veertig emigreerde Paula alsnog naar Palestina. 

 

De ontruiming van maart 1941

De ontruiming

Op 20 maart 1941 reden er zeven blauwe bussen van het Amsterdamse gemeentevervoerbedrijf in de Wieringermeer. Het Werkdorp Nieuwesluis werd op last van de Sicherheitsdienst (SD) ontruimd. De Duitse militairen namen in eerste instantie een afwachtende houding aan, totdat na het middageten het hoofd van de Zenstralstelle für Judische Auswanderung, Willy Lages, arriveerde. Hij gaf opdracht alle Joden bij het Gemeenschapshuis in rijen te verzamelen en de mensen naar de autobussen te brengen. Na protest van één van de werkleiders mochten zestig jongeren achterblijven om het dorp draaiende te houden.

De evacuatie verliep redelijk ordelijk. De Duitsers zagen er nauwgezet op toe dat niemand hoefde te staan. De bussen vertrokken naar Amsterdam waar men stopte bij de diamantsloperij van Abraham Asscher in de Tolstraat. Hier had de net ingestelde Joodsche Raad een tijdelijke opvangplaats voor de bijna 300 werkdorpers ingesteld. Enkele dagen later werden de meesten bij pleegfamilies ondergebracht.     

Persoonlijk geselecteerd

In augustus 1940 kreeg het Werkdorp Nieuwesluis een nieuwe directeur. Als opvolger van de Britse Jood Moshe Katznelson – die als krijgsgevangene naar Duitsland was gestuurd – werd Abel Herzberg (1893) benoemd. Met vrouw en kinderen verhuisde hij naar de Wieringermeer. Het werd geen groot succes: Herzberg trad, ook naar eigen zeggen, vaak te autoritair op en mistte de broodnodige ervaring. Zijn dienstverband eindigde tegelijk met de ontruiming. Hij werd door Lages persoonlijk geselecteerd om te vertrekken. 

‘Jongen, jongen, wat kwam hij trots binnenstappen. Wat had hij een mooi uniform aan en wat ging hij tekeer! Hij schreeuwde de hele buurt bij elkaar. Ik herinner me heel goed dat ik bij mezelf dacht: als je een kamp wilt leeghalen, haal dan een kamp leeg, maar schreeuw niet zo.’ 

Na de ontruiming kwam Abel Herzberg met zijn gezin in Amsterdam terecht. In 1944 werd hij via kamp Westerbork naar Bergen-Belsen gedeporteerd. Herzberg overleefde. Na de oorlog schreef hij diverse boeken over de Jodenvervolging.   

De keuring

‘We moesten ons allemaal op het plein voor het hoofdgebouw opstellen. Meer dan 350 jongens en meisjes. Ik stond daar in de rij in mijn smerige werkkloffie en naast me stond een jongen, die had net zijn vrije dag. Die had een gewoon pak aan. Lages bekeek ons één voor één en wees toen op mijn buurman. Die Joodse ‘lapzwans’ moest uit de rij komen, de Joodse arbeider mocht blijven staan. Als ik die dag vrij had gehad was het andersom geweest. Zulke toevalligheden beslisten in die tijd over leven en dood.’

Gert Laske (1921) kwam in 1939 vanuit Berlijn in het Werkdorp Nieuwesluis aan. In 1943 werd hij bij een razzia in Amsterdam opgepakt en naar kamp Westerbork overgebracht. Hier maakte Gert op 12 april 1945 de bevrijding mee. 

 

De razzia van 11 juni 1941

De razzia

Begin juni 1941 meldde de Duitse politieman Klaus Barbie – die later in Frankrijk een misdadige reputatie zou opbouwen – zich op het bureau van de Joodse Raad in Amsterdam. Hij werd ontvangen door voorzitter David Cohen. Barbie gaf Cohen een hand en vroeg hem vriendelijk om de namen van de ontruimde werkdorpers en de adressen waar zij waren ondergebracht. Barbie zei dat de ontruiming een vergissing was geweest en dat de werkdorpers weer teruggebracht zouden worden. Hij slaagde erin het vertrouwen van Cohen te winnen die hem de adressen verstrekte.

Op woensdag 11 juni kregen de ontruimde werkdorpers vervolgens het bericht dat zij opgehaald zouden worden. Enkelen vertrouwden de zaak niet en zorgden ervoor dat zij niet thuis waren. De meeste jongens zagen echter geen reden tot wantrouwen en gingen met de Duitse en Nederlandse politiemensen mee. Ze werden met ruim 250 andere Joodse jonge mannen in het Noord-Hollandse kamp Schoorl ondergebracht. Enkele dagen later wachtte het transport naar het beruchte Oostenrijkse concentratiekamp Mauthausen. In december 1941 waren nog slechts 8 van de 310 weggevoerde mannen daar in leven.  

Het afscheidsbericht

In 1938 besloten Max Heftmann (1913) en Ray Soesman zich te verloven. Max had zijn jeugd in Wenen doorgebracht waar hij na zijn middelbare school elektrotechniek was gaan studeren. Hij leidde het leven van een welgestelde jongeman die veel aan sport deed. In 1938 kwam Max in het Werkdorp Nieuwesluis aan, waar hij Ray ontmoette. Zij was er het enige Nederlandse meisje.

Na de ontruiming van het Werkdorp vond Max onderdak in De Lairessestraat in Amsterdam. Hier werd hij op 11 juni weggehaald. Via Schoorl werd Max naar Mauthausen gedeporteerd. In de periode tussen 3 augustus en 28 september 1941 ontving Ray drie brieven van hem. De toon van de laatste brief, waarin Max haar vroeg niet meer terug te schrijven, was die van een afscheid. Een paar weken later werd Max Heftmann, 28 jaar oud, door de nazi’s in Mauthausen om het leven gebracht. Ray Soesman wist de Tweede Wereldoorlog te overleven. 

Het hotel

‘Na de ontruiming van het werkdorp kwam mijn broer in het hotel van mijn oom en tante wonen. Vanaf dat moment deden we regelmatig dingen samen. In juni 1941 vroeg mijn broer me koekjes te gaan kopen. Toen ik terugkwam was iedereen in rep en roer. Twee mannen waren het hotel binnengedrongen op zoek naar Hans-Werner. Mijn tante had geantwoord dat hij er niet was, maar een onwetende kok had de mannen verteld dat mijn broer net naar boven was gegaan. Die twee mannen hebben Hans-Werner vervolgens meegenomen. We hebben hem nooit weer gezien.’   

Ruth Wallage’s broer, Hans-Werner Binheim (1923), kwam vanuit Hannover in 1939 in het Werkdorp Nieuwesluis aan. Na de ontruiming in maart 1941 vertrok hij naar het hotel van zijn oom en tante, waar ook zijn zusjes Ruth en Hanna verbleven. Via kamp Schoorl werd hij in juni 1941 overgebracht naar Mauthausen. Hans-Werner overleed enkelen maanden later. 

 

De achterblijvers

Definitief opgeheven

De ontruiming van 20 maart 1941 betekende niet het einde van het Werkdorp Nieuwesluis. Met 60 leerlingen en 10 man personeel werd het werk voortgezet. Allen verhuisden naar het Gemeenschapshuis waar op zolder slaapplaatsen werden ingericht. De 51-jarige Jules Gerzon uit Groningen werd bereid gevonden directeur te worden. Gerzon bracht zijn vrouw en twee dochters naar het Werkdorp mee. Zijn belangrijkste taak werd de afhandeling van de lopende werkzaamheden. 

Het Werkdorp Nieuwesluis werd uiteindelijk per 1 augustus 1941 definitief opgeheven. Enkele overgebleven leerlingen vertrokken naar nieuwe opleidingsinstituten in Amsterdam; de rest werd ondergebracht bij boeren verspreid over het hele land. De leerlingen namen hiertoe zelf het initiatief door hun bekende boeren in de omgeving te bezoeken. Tevens wisten de werkleiders via kennissen een aantal werkdorpers onder te brengen. Op deze manier kwamen enkelen bij verzetsmensen terecht, waardoor ze later zelf bij het verzet betrokken raakten. 

Onderduiken

Bij stoffeerderij Wolters in Almelo zaten tijdens de oorlog een aantal oud-werkdorpers ondergedoken. Eén van hen was Max Wallach (1914). Max was na de Reichskristallnacht naar Nederland gevlucht en in het Werkdorp Nieuwesluis terechtgekomen. Nadat het Werkdorp in maart 1941 ontruimd werd, vertrok Max naar Almelo om bij boer Gast aan het werk te gaan. In mei 1942 volgde een oproep voor kamp Westerbork. Max weigerde. Met twee anderen bewoonde hij vanaf dat moment de zolder van het huis aan de Bornebroeksestraat.

Na drie maanden bij stoffeerderij Wolters werden de onderduikers doorgesluisd. De stress was de vrouw des huizes teveel geworden. Met de trein vertrokken de drie vluchtelingen naar Amsterdam. Na een gevaarlijke reis bereikten ze het nieuwe onderduikadres. Max Wallach wist hier met hulp van Wolters – die maandelijks geld en levensmiddelen stuurde – de oorlog te overleven.   

De groep-Westerweel

‘Vlak voor zijn arrestatie logeerde Shushu Simon nog bij ons. Wij hielden altijd ons hart vast als hij op reis was omdat hij zo’n uitgesproken on-Arisch uiterlijk had. Wat dat betreft kon je van hem de gekste dingen verwachten. Ik herinner me dat omstreeks 11 uur ’s avonds eens een koetsje voor de deur stilhield met een paar jongelui dat bij ons de laatste nacht in Nederland doorbracht. Twee zulke uitgesproken Joodse typen, dat je je afvroeg hoe die door de bewoonde wereld konden trekken. Ze zijn toch nog veilig en wel in Spanje aangekomen.’

Joachim ‘Shushu’ Simon (1919) kwam vanuit het concentratiekamp Buchenwald in 1939 in het Werkdorp Nieuwesluis aan. In februari 1941 vertrok hij als jeugdleider naar het Paviljoen Loosdrechtsche Rade, een zionistisch kindertehuis. Hier richtte hij met anderen de verzetsgroep-Westerweel op. In januari 1943 viel Shushu bij de Nederlands-Belgische grens in handen van de Duitsers. Op 27 januari 1943 pleegde hij in de gevangenis van Breda zelfmoord.     

 

Na de Tweede Wereldoorlog

Het voormalige Werkdorpterrein

Nadat het Werkdorp Nieuwesluis op 1 augustus 1941 definitief was ontruimd, gaf de Directie Wieringermeer zich veel moeite om het gebouw en de terreinen niet in handen van de NSB te laten vallen. Besloten werd om er een proefboerderij voor landbouwwerktuigen van te maken. In de winter van 1941-1942 nam de nieuwe directeur Dijkhuis zijn intrek in het vroegere Werkdorp.

Op 17 april 1945 werd de Wieringermeer door de Duitsers onder water gezet. Achtduizend Wieringermeerders, evacués en onderduikers vluchtten de polder uit en verspreidden zich over een groot aantal gemeenten in West-Friesland en de kop van Noord-Holland. In het Werkdorp, dat wat hoger lag, kwam niet meer dan tachtig centimeter water te staan.  

Na de Tweede Wereldoorlog verdwenen de meeste barakken al snel. Slechts het Gemeenschapshuis is als enige herinnering aan het Joodse Werkdorp Nieuwesluis tot op de dag van vandaag intact gebleven.   

De reünie

Na de oorlog bleven de contacten tussen een groot deel van de oud-werkdorpers bestaan. Dit gold met name voor de groep die samen de oorlog was doorgekomen en bij het verzetswerk betrokken was geweest. Ter gelegenheid van het feit dat het in 1981 veertig jaar geleden was dat het Werkdorp ontruimd was, werd door deze groep een reünie georganiseerd. Door middel van een oproep in Israëlische en internationale kranten werden oud-Werkdorpers over de gehele wereld van de reünie op de hoogte gesteld.

De diverse oproepen waren een groot succes. Op zaterdag 11 en zondag 12 september 1981 kwamen er meer dan honderd oud-leerlingen naar Amsterdam. De volgende dag bezochten de voormalige werkdorpers ‘hun’ Nieuwesluis.

Julius Reutlinger:

‘Toen we op 12 en 13 september 1981 voor het eerst na de ontruiming van het Werkdorp in maart 1941, daar weer bij elkaar kwamen, bleek hoe sterk deze band is gebleven en hoe velen nog steeds aan die werkdorp-jaren terugdenken en hoe belangrijk die tijd toch voor hun vorming is geweest.’

Herinneringen

‘Er groeide niet hoogs, niet hoger

dan gras. Tussen de halmen

renden de kevers.

Als het woei was er niets

dat de wind kon bekeren.

Ik voelde me mug

als ik tegen de muur bleef 

kleven door de kracht

van die beukende luchten’ 

Judith Herzberg (1934) kwam met haar ouders in 1940 in het Werkdorp Nieuwesluis aan. Na de ontruiming van het Werkdorp wist zij in de onderduik de oorlog te overleven. In 1961 debuteerde de dochter van Abel Herzberg als dichter in het weekblad Vrij Nederland. Judith Herzberg heeft inmiddels meer dan 25 dichtbundels en toneelstukken op haar naam staan. Een deel van haar poëzie gaat over haar leven in het Werkdorp Nieuwesluis.       

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.