Reziena Goldsteen – Turksma werd geboren in Drachten op 20 december 1890. Ze was het achtste en jongste kind in het gezin van Izak Turksma (1852 Sneek-1907 Drachten) en Froukje van Leer (1850 Gorredijk-1938 Amsterdam). Haar broers en zusters waren: Mozes (1874 – 1942, vermoord in Auschwitz met vrouw en een zoon), Reina(1875-1942, vermoord in Auschwitz met man en vier kinderen, drie kinderen overleefden de oorlog), Salomon(1878-1942, vermoord in Sobibor met vrouw en twee zoons), Alida(1881-1942 overleden in Amsterdam, man en drie kinderen vermoord in Duitse kampen), Leman(1884-1953), Clara(1886-1898) en Jacob(1888-1963, zijn twee zonen werden vermoord in de kampen).
Reziena Goldsteen-Turksma
- Voornaam
- Reziena
- Achternaam
- Goldsteen-Turksma
- Geboortedatum
- 20 december 1890
- Geboorteplaats
- Drachten
- Sterfdatum
- 08 oktober 1942
- Sterfplaats
- Auschwitz
Izak Turksma was koopman en had aan de Noordkade in Drachten een winkel in lompen en metalen. Op het uithangbord was te lezen: “Hier koopt men tegen hoge prijzen lompen, beenderen, alle soorten oude metalen en vellen. Inkoop van wol. I. Turksma”. Froukje werkte in de winkel.
Froukje Turksma-van Leer en Izak Turksma, www.dragten.nl
Reziena’s broer Jacob was al op 13-jarige leeftijd naar Leeuwarden vertrokken. Na verschillende belangrijke functies in de veehandel (o.a. voorzitter van de Nederlandsche Bond van Veehandelaren) kwam hij in de gemeenteraad en werd later wethouder. Tijdens de oorlog doken Jaap, zoals hij werd genoemd, en zijn vrouw onder. Zij overleefden de oorlog. Hun beide zonen niet. Jacques Turksma werd vermoord in Auschwitz en Izaak Turksma in kamp Amersfoort. (bron: Historisch centrum leeuwarden.nl)
Reziena trouwde op 30 april 1919 met Hartog Goldsteen. Hartog was geboren in Ruinen, op 19 september 1887, en was enig kind.
Trouwfoto Reziena en Hartog, www.joodsmonument.nl
Zijn moeder heette Lena Goldsteen, wie zijn vader was, was niet bekend. Hartog bezocht zijn moeder elke zaterdag vanuit Meppel op de motorfiets met zijspan, waarmee hij veel bekijks trok bij de dorpsjeugd van Ruinen. Omdat hij dat op zaterdag deed, kunnen we aannemen dat hij in elk geval niet vroom Joods leefde. Olde Leene, zoals Hartogs moeder in Ruinen werd genoemd, was doof en zeer slecht ziend, en voorzag in haar onderhoud door kousen te stoppen. Hoewel ze bij de afdeling bevolking van Ruinen als weduwe stond ingeschreven, is niet bekend dat ze ooit getrouwd is geweest. Toen de overige Joodse bewoners van Ruinen in oktober 1942 werden opgepakt en naar Westerbork werden afgevoerd, mocht Lena gezien haar leeftijd (82) en beperkingen eerst nog in Ruinen blijven. Op 9 maart 1943 hielpen haar ongemakken niet meer, het maakte de Duitsers niet uit of ze oud, doof en bijna blind was, en werd Lena alsnog naar Westerbork gedeporteerd, vanwaar ze op 17 maart 1943 naar Sobibor werd afgevoerd, samen met 963 anderen, van wie slechts 1 persoon de oorlog zou overleven.
Hartog en Reziena hadden twee kinderen, Lini (Meppel 14 maart 1920) en Frits (Meppel 17 december 1922). Hartog had een drogisterij/schilderswinkel aan de Tweede Hoofdstraat 51 in Meppel. Behalve verf werden er ook kruiden en geneesmiddelen verkocht. Kinderen gingen graag met hun moeder naar de winkel, want ze kregen er altijd een dropje. Omdat Hartog ook schilder was, zoals veel mannen in de familie Goldsteen, en hij veel werk had in de omgeving, stond Reziena in de winkel.
Vlnr: Nanny van der Sluis (zij overleefde de oorlog) Frits en Lini - bron www.joodsmonumentmeppel.nl
Frits had na de lagere school de ULO doorlopen. In het Agrarisch Nieuwsblad van 4 augustus 1941 lezen we dat hij in Zwolle is geslaagd voor het MULO diploma A. Op 17 augustus 1942 werd hij met 25 andere jongens uit Meppel via werkkamp Linde naar Westerbork gevoerd, vanwaar hij op 24 augustus 1942 op transport naar Auschwitz-Birkenau werd gezet. Hij heeft waarschijnlijk nog een tijdje bij het Sonderkommando gewerkt in Birkenau, waar de vergassingen plaats vonden, om lijken uit de gaskamers te halen, ze van gouden kiezen te ontdoen, en naar de verbrandingsovens te brengen. Vaak deed men dit werk onder begeleiding van muziek, en soms moesten de werkers er nog bij zingen ook. Vervolgens – niemand moest te veel weten – was Frits Goldsteen zelf op 10 september 1942 aan de beurt. Hij werd slechts 19 jaar oud.
Lini was na de lagere school naar de huishoudschool gegaan. In het NIW(Nederlands Israëlitisch Weekblad) van 20 maart 1936 lezen we over het Poeriemfeest in Meppel, georganiseerd door de Nederlandse Zionistenbond: het daaraansluitende ballet van het meisje met de blauwe bus werd een echt succes, evenals het bijzonder jolige stukje “Hij, zij en het Zionisme”. Mej. S. Sanders had van haar regie alle eer. Iedereen deed zijn best. Lini Goldsteen en Max Cohen speelden de hoofrollen.
Lini Goldsteen – www.joodsmonument.nl
Lini woonde tot april 1942 bij hij ouders thuis, maar verhuisde toen naar Den Haag om als leerling-verpleegster te gaan werken in het Israëlitisch Oude Mannen-en Vrouwenhuis in de dependance op de Surinamestraat 16.
Lini op de huishoudschool, staand uiterst rechts.
Op last van de Duitsers werd dit tehuis voor behoeftige joodse bejaarden op 31 oktober 1942 gesloten. Wat er daarna precies met Lini gebeurde is niet bekend, maar we weten wel dat zij op 6 maart 1943 aankwam in Westerbork, samen met 17 anderen uit Den Haag. Ze is tot 13 juli in Westerbork gebleven, in barak 72, zo zien we op haar kaart, en heeft mogelijk tot die tijd in het ziekenhuis gewerkt, gezien haar opleiding. Op 13 juli werd ze echter op transport gesteld naar Sobibor, waar ze bij aankomst op 16 juli 1943 werd vermoord.
Fragment van de transportlijst van 13 juli 1943.
Hartog en Reziena zagen elkaar terug in Westerbork op 3 oktober. Ze bleven er slechts twee dagen.
De winkel van Hartog en Reziena werd in 1942 op last van de Duitsers gesloten. Op 20 juli 1942 werd Hartog met een groep Joodse mannen uit Beilen, Smilde en omgeving opgepakt en naar werkkamp Orvelte gebracht. De werkzaamheden waren het ontginnen van heide en het rooien van aardappelen. In het begin mochten de mannen nog vrij rondlopen en bezoek ontvangen, maar later mochten ze het kamp niet meer verlaten. Op 2 en 3 oktober 1942 werd de hele groep naar Westerbork gebracht, waarna het kamp leeg was.
In de nacht van 2 op 3 oktober - het was Jom Kippoer, een dag waarop iedereen thuis is - haalde de Meppeler politie Joden uit hun huizen. Dit gebeurde in meer Drentse gemeenten in die nacht. Om Reziena te arresteren bonkten de agenten eerst op de verkeerde deur, die van de familie Lotgering, die boven de drogisterij woonde. Meekomen, roepen ze. Waarom, vraagt mevrouw Lotgering. U bent toch mevrouw Goldsteen? Nee. Daarna werd Reziena snel gevonden, achter de winkel. Pas in de ochtend van 3 oktober, om half acht, vertrok de trein van het station van Meppel naar Westerbork. Waar de mensen al die uren bleven tot de trein vertrok is niet bekend.
Hartog en Reziena zagen elkaar terug in Westerbork op 3 oktober. Ze bleven er slechts twee dagen, en werden op 5 oktober (met 2010 andere mensen) op transport gesteld naar Auschwitz. Dit transport was het grootste dat uit Westerbork naar Auschwitz vertrok, eerst 1700 mensen waaronder 75 uit Meppel, maar toen bleek dat 1700 te weinig was voor de Duitsers, werden er nog 300 vrouwen uit Amsterdam bij in gestopt Zij waren op diezelfde dag in Westerbork aangekomen, waar ze hun mannen hoopten terug te zien, maar dat is nooit gebeurd want ze werden van de ene trein in de andere geladen. De trein was veel te vol, en daarom werd een hoop bagage eruit gegooid; koffers, rugzakken, kinderwagens en andere spullen bleven achter toen de trein was vertrokken. Bij aankomt in Auschwitz op 8 oktober werden Hartog en Reziena meteen vergast.
De winkel werd op 16 maart 1943 door Omnia geliquideerd. Onlangs is gebleken dat Hartog een kluis had gehuurd bij een bank in Meppel, die in 1942 op last van de Duitsers werd geopend. De waardepapieren, sieraden en andere waardevolle voorwerpen waren eruit gehaald en zijn spoorloos verdwenen.
Hartog Goldsteen staat ook op de lijst van 400 Joden die verplicht landbouwgrond moesten verkopen. Ze moesten hun grond voor 1 september 1941 verkopen aan niet-Joden. Hartog bezat 4.57.30 hectare grond in de gemeente Winterswijk, die hij verkocht voor f.7200.(bron: Kenniscentrum Joods Historisch Museum)
Op het ‘Joods monument’ in Meppel, opgericht ter nagedachtenis aan 232 joodse medeburgers die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de bezetter zijn gedeporteerd en in concentratiekampen zijn omgebracht worden Reziena, Hartog, Lini en Frits herdacht. Veel van de informatie in dit portret komt van de digitale variant van het monument: www.joodsmonumentmeppel.nl.