Philip Feitsma is geboren op 7 maart 1924 in Leeuwarden. Zijn ouders waren Rachel Feitsma-Cohen (20 september 1894) en Benjamin Feitsma (27 december 1893). Philip was de jongste van de twee kinderen in het gezin, op 11 september 1920 was zijn zus Jette geboren. Beide kinderen werden naar de overleden ouders van Benjamin genoemd.
Foto: privécollectie
Philip Feitsma
- Voornaam
- Philip
- Achternaam
- Feitsma
- Geboortedatum
- 07 maart 1924
- Geboorteplaats
- Leeuwarden
- Sterfdatum
- 28 februari 1945
- Sterfplaats
- Midden-Europa
1937. Aankondiging Bar Mitswo van Philip
Het gezin woonde op Nieuwestad 100 in Leeuwarden. De ouders dreven een textielzaak, ‘Feitsma’s Ongeregelde Winkel’ genaamd. Ze maakten reclame met leuzen als ‘Wij zijn niet te evenaren, voor zulke prijzen kocht u nooit, daar kan niemand tegen aan’ en ‘Voor schorten groot en klein moet u bij Feitsma zijn’.
Advertentie uit 1934
1932. Gevraagd: een flinke winkeljuffrouw
Benjamin was een zeer bekende man in de stad, betrokken bij velerlei activiteiten. Hij zat in winkeliersverenigingen, hij was archivaris van de Joodse amateurclub ´Vriendenkring´ en was bestuurslid van de Joodse voetbalclub ´Achtdoeth´. Als echte Frisiaan schreef hij in 1933 een jubileumrevue voor deze voetbalvereniging.
Ook zat Benjamin in 1936 in de gemeenteraad.
Jettes ouders: Rachel, 3e van links, met bril, staat achter haar man Benjamin, 2e van links. Foto: privécollectie
In september 1938 vermeldt een krantenbericht de opheffing van Feitsma´s ´Ongeregelde winkel´. Wat er daarna met deze winkel gebeurde, is onduidelijk.
In april 1940 verhuisde het gezin naar Nieuwestad 32, ze trokken in bij Benjamins neven Abraham en Izaak Feitsma, die daar een schoenenzaak hadden.
De kinderen Jette en Philip woonden nog thuis. Jette was toen 20. Ze had de opleiding tot ‘Hulp der Huisvrouw’ gedaan en was huishoudster. Philip, 16 jaar, was meubelmaker.
Bericht uit 1935
'Ik maak het best hoor, de ouwelui en m'n zus ook.'
Uit de brief van Philip Feitsma uit kamp Westerbork. Zomer 1943
Foto: Joods Monument
Philip Feitsma kwam als eerste van het gezin aan in kamp Westerbork. Dat was op 29 juli 1942. Hij verbleef in de barakken 22 en 57. Philip werd timmerman in kamp Westerbork en stond op de ‘Stammliste’ wat betekende dat hij vanwege deze functie langere tijd was vrijgesteld van transport. In die periode is hij nog gezien in Leeuwarden, waar hij, uiteraard onder bewaking, moest helpen bij een vrachtwagen die goederen vervoerde. Philip wordt door medegevangene Fred Schwarz (1923) genoemd in zijn boek Treinen op dood spoor:
'We zijn inmiddels ook terug in een gewone barak, het is nummer 21 en er is dus niets veranderd. Het begrip jeugdbarak is afgeschaft, dus komt er ook wat ander volk bij ons wonen. Grün blijft echter barakleider, zodat aan het regime niets zal veranderen. Er is toch wat door elkaar gehusseld, we hebben nu ook ouderen in de zaal, zeg maar aan de andere kant van de kachel. Aan onze kant zijn er twee nieuwe bij. Mickey, een echte Amsterdammer en Flippie uit Leeuwarden, de eerste Nederlanders in onze groep: Mickey iets ouder, Flip wat jonger dan wij. Maar beiden zullen goede vrienden zijn, denk ik.'
Fred Schwarz beschrijft in zijn boek dat Philip, Flip, tot schrik van hem en de anderen in zijn groep op de transportlijst stond voor het transport van 3 maart1944 naar Auschwitz:
'Het eerstvolgende transport, bestemming Theresienstadt, was drie dagen vertraagd, naar men zegt omdat er geen personenwagons beschikbaar waren, maar vandaag zijn dan toch circa achthonderd mensen vertrokken en komende week gaat weer een trein naar Auschwitz. Om genoeg mensen beschikbaar te hebben worden weer sperren ongeldig verklaard. Nu is tot onze grote schrik onze vriend, zaalgenoot en enige echte Fries, Flippie Feitsma uit Leeuwarden, het slachtoffer. De mededeling dat hij weg moet kwam als een donderslag bij heldere hemel, niemand wilde het geloven, ik dacht dat hij net zo safe was als wij. Carry zal het wel verschrikkelijk vinden als ze het hoort. Flip is zoiets als het zonnetje in huis.
Alle pogingen Flip uit de trein te houden zijn mislukt. Iedereen had gedacht dat hij tot de stamlijst behoorde, zelfs op de administratie staat hij als zodanig te boek. Maar nu de lijst waar hij wérkelijk op staat is ‘geplatzt’, blijkt ineens dat Flip ten onrechte die status heeft. En of hij er wat aan kon doen of niet, het is nu net of hij melaats is. Niemand durft het voor hem op te nemen uit angst dat men hem/haar de administratieve fout in de schoenen zal schuiven. Flip moet dus weg, ook al zou hij als zeer gewaardeerd medewerker van de ‘Möbelreparaturwerkstätte’ zeker zijn plaats waard zijn. Immers, het opknappen van Joodse inboedels voor gebruik in Duitsland heeft hoge prioriteit. Maar niemand denkt erover aan Gemmeker te vertellen, dat er een fout gemaakt is.
Het transport naar Auschwitz is weg. ’s Avonds zitten we verslagen bij elkaar in de barak, stilte. Iedereen kijkt schichtig naar het lege bed linksboven, achter in de zaal. Tot iemand zegt: ‘Wat stond er toen met vurige letters op de muur “mene mene tekel…”!’ Heinz verschijnt met een nieuwe vriendin, komt binnen met zijn gewone lach en vrolijke kreten, schrikt van de geladen stilte, ziet dan het lege bed van Flip. ‘Is woas mit dem Friesn?’ vraagt hij in plat Weens, dat hij altijd spreekt als-ie zich geen houding weet te geven. Hij wil het niet geloven als hij hoort dat Flip naar Auschwitz is. Het meisje kijkt met schrikogen naar ons. Ze is pas een paar dagen hier en heeft al veel onaangenaams beleefd. Heinz heeft haar gezelligheid beloofd en nu komt ze hier in een begrafenissfeer omdat iemand naar Auschwitz gegaan is. ‘Ik moet toch ook naar Auschwitz,’ zegt ze tegen Heinz, die niet luistert. Hij stelt haar voor: ‘En dat is Tinie, ze komt uit Nijmegen, wees aardig voor haar.’ Dat proberen we, we zitten weer rond de lange tafel met namaakkoffie en kaaskorstjes. De echte stemming komt niet. Tinie, naar schatting zeventien jaar, spreekt amper Duits. Heinz bemoeit zich niet met haar. Carry heeft met haar te doen en vangt haar een beetje op. ‘Wat kan je doen om niet naar Auschwitz te gaan?’ vraagt Tinie. Een van de jongens hoort dat en zegt: ‘Trouwen.’
Philip zou volgens de geregistreerde gegevens toch nog tot 4 september 1944 in kamp Westerbork zijn gebleven.
Tussen 9 en 11 maart 1943 werd het gezin Feitsma-Cohen herenigd, toen moesten ook Benjamin, Rachel en Jette naar kamp Westerbork. Jette en Rachel kwamen samen in barak 68 terecht.
Jette werd als eerste van het gezin op transport gesteld, dat was op 13 juli 1943. Ze moest naar Sobibor, waar ze op 16 juli 1943 werd vermoord. Ze was toen 22 jaar oud.
Op 21 september 1943 volgden Rachel en Benjamin, zij moesten naar Auschwitz, waar ze beiden op 24 september werden omgebracht. Ze waren beiden 49 jaar.
Philip bleef achter. ’t Kleine Krantsje, het periodiek van het Historisch Centrum Leeuwarden publiceerde twee brieven van hem. In de eerste, geschreven in de zomer van 1943, waren zijn ouders en zus nog aanwezig, in de tweede, geschreven eind november 1943, niet meer.
Zomer 1943
Op 4 september 1944 vertrekt Philip naar Theresienstadt en op 29 september moet hij door naar Auschwitz. Van daar ging hij naar Buchenwald, zoals blijkt uit het archief. Wat er daarna met Philip is gebeurd, is niet bekend. Zijn datum van overlijden is 28 februari 1945, Midden-Europa, toen was hij 20 jaar oud.