Leon Goudsmit

In 1940 werd Leo voor een vaste aanstelling als leraar Frans voorgedragen, maar van een benoeming kon het niet meer komen, vanwege zijn Joods-zijn. In november 1940 werd hij ontslagen.

Leon Goudsmit

Voornaam
Leon
Achternaam
Goudsmit
Geboortedatum
20 april 1911
Geboorteplaats
Amsterdam
Sterfdatum
31 oktober 1944
Sterfplaats
Auschwitz

Leon Goudsmit, die Leo werd genoemd, werd geboren in Amsterdam op 20 april 1911 als oudste kind van Isaac Goudsmit (Amsterdam, 1 juli 1881) en Frederika Stork (Amsterdam, 23 december 1883). In 1915 kreeg hij een zusje, Stella, dat slechts twee jaar oud werd, in 1916, op 9 december kreeg hij een broer, Jacques, en toen hij bijna 16 jaar oud was kreeg hij nog een zusje, Fryda Goudsmit (28 maart 1927). Het gezin woonde aan de Middenweg 220 huis.

Leo’s vader, Isaac Goudsmit, Ies genoemd, was bestuurder en geschiedschrijver van de moderne bakkersgezellen- en cacaobewerkersbond. Hij was de zoon van Levie Goudsmit, diamantbewerker later koopman, en Hanna Vos. Op 16 juni 1910 trad hij in het huwelijk met Frederika Stork.

In het hart van de Amsterdamse Jodenhoek, de St. Anthoniesbreestraat, groeide Goudsmit op in een groot gezin. De acht kinderen - één overleed als zuigeling - zullen mede opgevoed zijn door een inwonende oma en tante. De orthodox Joodse opvoeding - zijn vader tekende zijn geboorteakte niet omdat het sabbath was - zette een stempel op zijn verdere leven. Goudsmit is altijd gelovig gebleven. Zijn vader kon het financieel nauwelijks bolwerken, zodat Goudsmit na de lagere school moest meeverdienen. In de Joodse bakkerij in de Commelinstraat kwam hij als dertienjarige in 1894 in aanraking met een staking. Hij meldde zich twee jaar later aan als lid van de Bakkersgezellenbond. Diep onder de indruk van een 1 mei-rede van H. Gorter in het Paleis voor Volksvlijt sloot hij zich omstreeks 1900 aan bij de SDAP. Toen zijn werkgever M.A. Blok in de Nieuwe Amstelstraat 21 hem ontsloeg na een kortstondige, succesvolle staking in de bakkerij waarin hij het voortouw had genomen, zette de bond de patroon met een nieuwe staking voor het blok. Na arbitrage ging deze door de knieën. Deze ervaring zal Goudsmit ertoe gebracht hebben zich met hart en ziel in het vakbondswerk te storten.

De Courant, 15 april 1911

De Nieuwe Winterswijksche Courant, 19 februari 1916

Haagsche Courant, 12 november 1917

In 1905 werd hij bondssecretaris en nam in die functie deel aan de oprichtingsvergadering van het NVV. Met een werkweek van 78 uur - 's avonds en 's nachts in de bakkerij en daarna tot een uur of tien brood bezorgen - bleef er weinig tijd over voor vakbondsactiviteiten. 'In die tijd moest je slapen, proberen jezelf meer kennis bij te brengen en dan ook nog het secretariaat van de bond voeren. Natuurlijk deed je het met liefde en overtuiging, maar... hoe moest de zaak ooit van de grond komen?' Begin 1908 gaf hij de moed op. Maar toen hij later dat jaar - op het nippertje - gekozen werd tot eerste vrijgestelde en de bond door fusie met de cacao- en suikerbewerkers meer financiële armslag kreeg en een bondskantoortje kon huren waardoor Goudsmits ouderlijk huis (driehoog in de Weesperstraat) daarvoor niet meer hoefde te dienen, ging hij overstag. Hij werd propagandist en secretaris-penningmeester en vanaf 1910 eindredacteur van het bondsblad De Bode (tot 1940).

Utrechts Volksblad, 1 juni 1938

Het penningmeesterschap, 'niet het vrolijkste baantje', droeg hij in 1917 over aan Ben Roeg. Met hem had hij de Joodse achtergrond en religiositeit gemeen, één van de wortels van hun levenslange vriendschap.

De Courant, 28 november 1917

Met zijn vlotte pen schreef Goudsmit, die in 1939 voorzitter van de bond werd, veel brochures en twee gedenkboeken bij het 25- en 40-jarig bondsjubileum in 1919 en 1934. Het laatste, breed opgezet en beginnend met de broodbereiding in het Egypte van de farao's, was even monumentaal als het toen gebouwde nieuwe bondskantoor in Amsterdam-Zuid. De enige kritiek op het boek betrof het ontbreken van Goudsmits foto. Dit kenmerkte echter zijn bescheidenheid. Lovende opmerkingen in De Bode drukte hij pas af na lang aandringen van zijn collega's. Door zijn talenkennis - hij sprak op congressen de buitenlandse gasten in eigen taal toe - was hij de aangewezen persoon om de bond te vertegenwoordigen op congressen van buitenlandse zusterbonden en het internationale beroeps-secretariaat. Door de buitenlandse reizen leerde hij de dreiging van het fascisme uit eigen waarneming kennen. In De Bode deed hij er op felle toon verslag van. Op 14 mei 1940 wist hij met één van de laatste boten, samen met zijn zoon Jacques en met Roeg maar zonder beider vrouwen en Leo’s zusje Fryda die op de loopplank werden teruggestuurd, naar Engeland te ontkomen. In Londen maakte hij zich verdienstelijk bij het behartigen van de belangen van Nederlandse zeelieden. Na de oorlog was hij als pensioengerechtigde nog slechts als meelevend oudgediende bij de bond betrokken. Zijn persoonlijk leed - zijn zoon en hij waren de enigen van het gezin die de oorlog hadden overleefd - werd verzacht door zijn tweede echtgenote, die hij twee jaar zou overleven. Dat gebeurde grotendeels in het tot Beth Shalom omgedoopte bejaardenoord De Joodse Invalide, toen gevestigd in de Henri Polaklaan tegenover de ANDB-burcht.

De Joodse Invalide, Henri Polaklaan 10, 1966 - Archief Amsterdam

Daar werd hij in 1966, vitaal en zonder roestvlekken op zijn ijzeren geheugen, door zijn bond gehuldigd wegens zijn 75-jarig lidmaatschap. Enkele maanden later rukte een optrekkende tram hem uit het leven weg. Hij stierf op 18 december 1966 op 85-jarige leeftijd.
(Uit:https://archief.socialhistory.org/bwsa/biografie/goudsmit)

In november 1940 werd hij ontslagen.

Leo bezocht de 2e HBS-A waarvan hij in 1929 het einddiploma haalde. Het jaar daarop slaagde hij voor het examen Frans Middelbaar Onderwijs A.

NIW, 1 augustus 1930

Daarna volgde hij colleges voor de Franse taal-en letterkunde aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam en behaalde hij in 1935 het diploma Frans Middelbaar Onderwijs B.

NIW, 13 december 1935

In 1937 volgde de acte C, en in 1938 behaalde hij een acte handelsbriefwisseling.

NIW, 29 juli 1938

Tijdens zijn studie en daarna leidde hij verschillende cursussen ten behoeve van het jeugdwerk onder andere voor de Amsterdamsche Maatschappij voor Jongemannen (AMVJ) en bewerkte tal van publicaties in het Frans, onder meer een brochure over de Zuiderzeewerken. Hij gaf ook bijles Frans:

Algemeen Handelsblad, 1937

De Telegraaf, 1937

In 1938 werd Leo tot tijdelijk leraar benoemd aan de 3e Gemeentelijke HBS met 5-jarige cursus en aan de Gemeentelijke Middelbare Handelsdagschool te Den Haag. In 1940 werd hij voor een vaste aanstelling voorgedragen, maar van een benoeming kon het niet meer komen, vanwege zijn Joods-zijn. In november 1940 werd hij ontslagen. Toen in september 1941 de Joodse leerlingen de scholen moesten verlaten en in Den Haag een Joods Lyceum werd opgericht aan de Fischerstraat 135, werd hij daar leraar. Leo woonde in Voorburg aan de Koningin Wilhelminalaan 426. (Tijdens de oorlog werd de naam van deze straat gewijzigd in Admiraal de Ruyterlaan.)

Foto uit 1925- In dit gebouw zat het Joods Lyceum
Gemeentearchief Den Haag 

Het Joodsche Weekblad, 24 juli 1942

Op 28 juli 1942 trouwde Leo met Sybilla Manheim (Den Haag, 3 januari 1917), Bella zoals ze werd genoemd. Zij was de dochter, en enig kind van Joseph Manheim (Den Helder, 7 maart 1880), een vertegenwoordiger, en Rosalie Vos (Roermond, 16 april 1888).

Huwelijksakte Leo en Bella, gemeentearchief Den Haag

Bella werkte als tandartsassistente, en ze was lid van T.O.P., een Joodse vereniging voor Toneel, Ontspanning en Philantropie.

NIW, 7 oktober 1938

Leo’s moeder Frederika was, nadat haar man en jongste zoon naar Engeland waren gevlucht, met zijn zusje Fryda vanuit Amsterdam bij Leo en Bella komen wonen in Voorburg.
Door zijn functie als leraar aan de Joodse school had Leo een sperre, en Bella had dat ook omdat zij als steno-typiste werkte voor de Joodse Raad in Den Haag. Het Joods Lyceum in Den Haag bleef bestaan tot 26 november 1942, waarna de school onder de naam Joodse School voor Voortgezet Onderwijs werd verplaatst naar de Bezemstraat. De school bleef bestaan tot 15 april 1943, toen het leerlingenaantal door deportaties en onderduik enorm was teruggelopen.

Kenniscentrum Joods Cultureel Kwartier: Leerlingen en leraren van het Joods Lyceum Den Haag 1942. Leo zit op de tweede rij van onder, derde van rechts.

Op een gegeven moment, toen ze inzagen dat de sperre hen niet lang meer zou helpen, hebben ze met elkaar een onderduikadres gezocht en gevonden. Het is niet bekend waar dat was.

Begin 1944 werden ze echter opgepakt en op 11 februari 1944 kwamen ze aan in Westerbork, waar ze in barak 67, de strafbarak, werden ondergebracht. Ook de ouders van Bella kwamen op die dag aan in Westerbork.

Bewoners van een strafbarak waren veelal opgepakte onderduikers. Ze kregen minder te eten en moesten dwangarbeid verrichten. Daarnaast wisten hier ondergebrachte geïnterneerden dat ze op het eerstvolgende transport gezet zouden worden.

Op 3 maart 1944 werden ze alle zes naar Auschwitz gedeporteerd, waar Frederika Goudsmit-Stork direct na aankomst op 6 maart 1944 werd vermoord, 60 jaar oud. Ook Bella’s ouders, Joseph Manheim en Rosalie Manheim- Vos, werden op 6 maart 1944 vermoord.

Leo was niet direct de gaskamer ingedreven, maar heeft nog maanden in Auschwitz gevangen gezeten, en mogelijk dwangarbeid moeten verrichten. Zijn sterfdatum is 31 oktober 1944, hij werd 33 jaar.

Na de oorlog beschreef één van zijn leerlingen hem als een uiterst sympathieke man, jong en zeer enthousiast die goed kon lesgeven en heerlijk kon vertellen over Parijs, over de stokbroden die onder de arm werden gedragen en over de Franse kranten. Bovendien hield hij van muziek – ik meen dat hij viool speelde – en kon hij boeiend praten over het strijkkwartet dat ons te wachten stond op een concert, dat zou worden gegeven door onder meer Sam Swaap van het Residentie Orkest.

In het boek In Memoriam, gevallen leraren in de periode 1940 – 1945 wordt Leo als volgt gekenschetst: Goudsmit was een voortreffelijk leraar, die op een ongedwongen, natuurlijke wijze zijn werk deed en door zijn beminnelijk karakter en grote ambitie bij zijn leerlingen hoog stond aangeschreven, een jong collega, van wie nog heel veel was te verwachten.

Bella Goudsmit-Manheim, Leo’s vrouw, werd na aankomst in Auschwitz net als haar man geselecteerd. Van haar is bekend dat ze kort na de bevrijding van het kamp stierf in de ziekenbarak van Auschwitz, op 29 januari 1945. Zij werd slechts 28 jaar.

Fryda heeft een paar maanden in Auschwitz geleefd; haar sterfdatum is 31 juli 1944. Ze werd 17 jaar. Als datum van overlijden wordt voor zowel Leo als Fryda de laatste dag van de maand genoemd. Vaak betekent dit dat de exacte datum niet helemaal zeker is.

Fryda met haar moeder, Frederika Goudsmit – Stork

Jacques Goudsmit overleed in 1960 in Utrecht. Hij liet zijn vrouw en een kind na.

Vlak na de bevrijding plaatste Isaac Goudsmit de volgende advertentie in de krant, in de hoop iets te horen over zijn vrouw en kinderen:

Het Vrije Volk, 8 juni 1945

Stolpersteine voor het huis aan de Koningin Wilhelminalaan 426 voor
Frederika, Leon, Sybilla en Fryda Goudsmit.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.