Rudolf, Jacqueline, Renée en Ingrid Calisch

Met de eerste transporten uit Amsterdam in juli 1942 kwam ook het gezin Calisch (vader, moeder en twee dochters) in kamp Westerbork terecht. Na enkele weken werden ze weer vrijgelaten en keerde het gezin terug naar Amsterdam. Na de terugkeer in Amsterdam werden tijdens de oorlog nog twee dochters geboren. De vijfde en jongste dochter, Nicole, werd na de oorlog in 1948 geboren. Zij vertelt hier het verhaal van haar familie.

Rudolf, Jacqueline, Renée en Ingrid Calisch

Voornaam
Rudolf
Achternaam
Calisch
Geboortedatum
08 augustus 1909
Geboorteplaats
Amsterdam

In juli 1942 kregen mijn ouders Rudolf Calisch (1909) en Jacqueline Ricardo (1915) en mijn 2 zusjes een oproep om naar Westerbork te gaan. Zij verwachtten de oproep al, want de zus van mijn moeder met gezin (familie Leo Bloch) was de week daarvoor al vertrokken. Mijn zusjes, Renée (1938) en Ingrid (1940) waren beiden Remonstrants gedoopt. Maar mijn ouders, die wel getrouwd waren voor deze kerk, waren niet gedoopt. Mijn vader was Joods (2 Joodse ouders), mijn moeder had een Joodse vader en een katholieke moeder. Omdat er dus 3 Joodse grootouders waren, kregen zij ook een oproep om zich te melden in het Judendurchgangslager Westerbork. Voordat zij ‘s avonds vertrokken, op 19 juli 1942, hebben mijn ouders zich nog laten dopen in de Remonstrantse kerk.

Het was 23.00 uur toen ze hun huis verlieten in storm en regen, met de allerlaatste tram, richting station, om van daar verder met de trein naar Westerbork te reizen. Mijn zusjes hadden een zware rugzak om. Mijn moeder beschrijft in één van de babyboeken, hoe het voelde om alles achter te moeten laten. Dankzij haar sterke geloof in God, voelde ze in de trein naar Westerbork een enorme rust over zich komen. Ze legde het lot van haar gezin in handen van God. Dat gaf haar kracht.
 
Mijn vader kreeg in kamp Westerbork werk bij de administratie voor nieuwkomers waar de heer Mozes de leiding had. Mijn moeder vond vooral het gebrek aan privacy heel moeilijk. De barak, waarin zij met mijn 2 zusjes sliep was barak 3/A 1. Ingrid sliep in een bed, dat onder het raam stond.  Ingrid en Renée konden de hele dag buitenspelen. Het was tenslotte zomer.

 
Renée als oudste herinnert zich dit nog heel goed. Ook dat ze samen met haar zusje, soep ging halen in hun kommetjes. Op 8 augustus was mijn vader jarig. Hij kwam naar de barak van zijn gezin met een rood strikje in zijn haar.
 
Na vier weken Westerbork, op de avond voor weer een nieuw transport, moest mijn vader bij de commandant komen. Het transport moest aangevuld worden. Nu moeten we ook mee, dachten mijn ouders. Het is zover. Mijn vader heeft voor de zekerheid alle papieren, die hij had, meegenomen naar de commandant. Vol spanning zat mijn moeder te wachten op zijn terugkeer. Daar kwam hij aan, al zwaaiend met de papieren en al roepend: ”WE ZIJN VRIJ”. Mijn vader ontving een officiële Entlassungsschein. Het gezin mocht terug naar Amsterdam, dankzij de dooppapieren. Ze waren weliswaar pas in 1942 gedoopt, terwijl de vrijstelling was voor personen die al voor 1940 waren gedoopt, maar de commandant dacht dat die late doop kwam door de zwangerschappen van mijn moeder.

”WE ZIJN VRIJ”

De volgende dag heel vroeg, 18 augustus 1942, vertrokken ze op een boerenkar terug naar station Hooghalen, op weg terug naar Amsterdam. Het woord VRIJHEID had een magische klank voor ze. Terug in de Hondecoeterstraat vonden ze hun huis verzegeld. Met toestemming van de politie werd het zegel verbroken en konden ze hun eigen huis weer in. Het was niet leeggehaald, alles stond er nog net zo als toen ze vertrokken. De kampadministratie van Westerbork was alleen vergeten melding te maken van de terugkeer van het gezin naar Amsterdam. Mijn vader moest hun terugkeer wel melden bij de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung Amsterdam in de Euterpestraat voor een handtekening van de Duitsers, dat ze weer aanwezig waren. Het was een zaterdag en de aanwezige Duitsers zaten op de stoep buiten een kaartje te leggen. Ze hadden helemaal geen zin om naar binnen te gaan. Ze gaven een onduidelijk en snel krabbeltje. Later zou blijken dat men de terugkeer van het gezin Calisch nergens geregistreerd had, ook achteraf niet. Korte tijd later werden alle gedoopte Joden, die vrijgesteld waren van deportatie, opgeroepen om hun paspoort van een speciaal stempel te laten voorzien. Dit stempel bevatte de onheilspellende toevoeging bis auf Weiteres. Mijn vader heeft die oproep genegeerd. Al spoedig bleek deze beslissing de juiste te zijn.

Het verzet heeft toen gezorgd dat het gezin uit het bevolkingsregister geschrapt werd. De kaart van de Joodse Raad gaf daarnaast aan: “vertrokken naar Duitsland”. Zo zaten ze vanaf dat moment in hun eigen huis ondergedoken. Voor voedselbonnen werd ook gezorgd. In 1943 en 1945 werden er nog 2 dochters geboren. Het gezin werd medisch bijgestaan door huisarts Van der Sanden. Deze man was lid van de NSB.

Op deze manier hebben mijn ouders en 4 zusjes de oorlog overleefd. In 1948 werd ik geboren als vijfde dochter. In 1950 overleed mijn moeder aan borstkanker. Zij liet haar dagboek door mijn vader verbranden, omdat ze niets meer met het Joods-zijn te maken wilde hebben.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.