George Boutelje is geboren op 13 juni 1894 in Amsterdam. Zijn vader was Israel Boutelje (1853-1923), zijn moeder Dientje Boutelje-Boas.
George was de jongste van de zes kinderen in dit gezin. Zijn zussen en broers waren: Rachel (1877- ?), Rosalie (1881- Sobibor 1943), Samuel (1887- Mauthausen 1942), Michel (1889-1921) en Jacob (1891- Sobibor 1943).
Foto links: www.joodsmonument.nl
George Boutelje
- Voornaam
- George
- Achternaam
- Boutelje
- Geboortedatum
- 13 juni 1894
- Geboorteplaats
- Amsterdam
- Sterfdatum
- 28 februari 1945
- Sterfplaats
- Auschwitz
Uw George Boutelje. Sept. 1915”
George was zijn opleiding tot diamantversteller begonnen in mei 1910, maar verliet deze opleiding vier jaar later, in mei 1914. Dit was in dezelfde periode als zijn afkeuring voor militaire dienst, het is aan te nemen dat dit met elkaar te maken had.
Later was Georges beroep handelsreiziger.
Ik heb Boutelje Fl.20,- gegeven want de goede man heeft geen cent meer en daar ik zuinig ben geweest met de Fl.70,- kon ik hem zodoende helpen.
George Boutelje trouwde op 27 mei 1920 in Amsterdam met Vrouwtje Cauveren. In onderstaande advertentie is te lezen dat Vrouwtje zich Francy noemde.
Vrouwtje Boutelje-Cauveren is geboren op 24 september 1896. Haar vader was Samson Cauveren (1869- Amsterdam 1941) en haar moeder Henriette Boutelje-Saphier (1870- 1912). Vrouwtje had twee oudere broers: Hartog (1892- ?) en Samuel (1894- Auschwitz 1944).
Vrouwtje Boutelje-Cauveren. (Uit Archief Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond)
Vrouwtjes vader Samson was in Antwerpen werkzaam als diamantklover- en slijper. Daarnaast was hij een in die tijd beroemde operazanger. Moeder Henriette overleed op 18 september 1912 in Antwerpen, Vrouwtje was toen 16 jaar.
Samson Cauveren had als artiestennaam Sidney. Naast zijn beroep als operazanger werd hij later ook impresario. Uit een advertentie uit 1902 blijkt dat hij als ‘Helden-Tenor bij de Vlaamsche Opera’ in ‘verschillende plaatsen van Nederland met uitbundig succes’ optrad.
Na de dood van zijn eerste vrouw hertrouwde Samson in 1916 in Amsterdam met de zesentwintigjarige Clasina Helena Monné (1890-?). Na haar huwelijk verliet Clasina Amsterdam en ging met haar nieuwe echtgenoot mee naar Antwerpen. In dit huwelijk werden drie zoons en een dochter geboren.
Clasina was niet-Joods. Ze zong ook in de opera en het gezin leidde een artiestenbestaan. Samson verbleef, mogelijk met zijn nieuwe echtgenote, in de jaren tussen 1916 en 1920 enkele keren in Lemberg in de Oekraine (het tegenwoordige Lviv), vermoedelijk in zijn hoedanigheid als operazanger. Uiteindelijk verhuisden Samson en Clasina weer naar Amsterdam waar zij per 27 Juli 1938 woonden op de Plantage Parklaan 8 hs.
Vrouwtje bleef waarschijnlijk niet in het gezin van haar vader en zijn nieuwe vrouw wonen. Op een lidmaatschapskaart van haar staan tussen 26 februari 1917 en 27 augustus 1920 zeven woonadressen in Amsterdam.
Vrouwtje en George kregen op 4 oktober 1924 een zoon. Ze noemden hem Robbert.
Over Robbert is terug te vinden is dat hij in 1932 twee keer in de prijzen viel bij een wedstrijd van het Algemeen Handelsblad. Hij won een keer een silhouettenboekje en de andere keer een doosje postpapier.
In het schooljaar 1941- 1942 zat Robbert in klas 3B2 van het Joods Lyceum in Amsterdam.
De drie leden van het gezin Boutelje-Cauveren overleefden de oorlog niet.
Vrouwtje Boutelje-Cauveren was zonder haar man en zoon opgepakt en naar kamp Westerbork gebracht. Op 24 juli 1942 vertrok haar trein naar Auschwitz. Dit was het vierde transport, de eerste trein uit Westerbork was de week daarvoor vertrokken. In de trein van Vrouwtje zaten 1000 personen.
Vrouwtje Boutelje-Cauveren werd op 30 september 1942 in Auschwitz vermoord. Ze werd 46 jaar.
George en Robbert Boutelje doken onder. Ze werden door Clasina Cauveren- Monné, de stiefmoeder van Vrouwtje, opgevangen.
De dochter van Clasina, Tosca, vertelde in 2020 in MaxMagazine het oorlogsverhaal van haar familie. Het artikel begint als volgt:
De nieuwe Shirley Temple werd ze genoemd. Maar het leven liep anders voor Tosca Willemse (90). Als veertienjarig meisje kwam ze er alleen voor te staan in de oorlog. Haar moeder had onderduikers in huis. Zij werden verraden, waarna haar moeder naar concentratiekamp Ravensbrück werd gedeporteerd. Een aangrijpend levensverhaal vol herinneringen die haar nu meer achtervolgen dan ooit.
Tosca trad als jong meisje regelmatig met haar vader op. Ze was elf jaar toen haar vader en de vader van Vrouwtje, Samson (Sidney) Cauveren in 1941 aan een hartaanval overleed. Hij had eerder een huis aan de Nieuwe Herengracht voor zijn gezin gekocht. Clasina en haar drie zonen en dochter Tosca gingen daar na Samsons dood wonen.
Hieronder een aantal fragmenten uit dit interview:
Het uitzicht leek zo mooi
“Kort voor de oorlog uitbrak, overleed mijn vader- hij was toen al 72 – aan een hartaanval. Voor zijn dood had hij een ander huis voor ons gevonden aan de Nieuwe Herengracht in Amsterdam. Daar gingen mijn moeder, drie broers en ik wonen. Het keek prachtig uit op het Jonas Daniël Meyerplein, waar nu het standbeeld van de Dokwerker staat. Aan dat uitzicht had ik later, toen de oorlog uitbrak, alleen nog afschuwelijke herinneringen.”
Moeder kreeg medelijden
De eerste jaren van de oorlog verliep het leven nog vrij rustig. Tosca ging naar de mulo, haar twee oudere broers naar hun werk en haar verstandelijk gehandicapte broer Sidney leerde op een besloten werkplaats voor schoenmaker. “Totdat op een dag een Joodse mevrouw aan de deur kwam om mijn moeder te vragen of zij bij haar mocht onderduiken. Mijn moeder kreeg medelijden en besloot haar in huis te nemen. Daarna kwamen er nog vier Joodse mensen bij, onder wie de man en zoon van mijn halfzus, een dochter uit het eerdere huwelijk van mijn vader.”
Ingenieuze schuilplaats
“Mijn vader moet destijds voorvoeld hebben dat het mis zou gaan met de Joden, want een vriend van hem had een ingenieuze schuilplaats in ons huis gemaakt. Ervoor stond een groot keukenbuffet, daarachter was een doorgang naar de schuilplek. Natuurlijk bracht dat risico’s met zich mee. Mijn moeder moest vier extra mensen te eten geven. De boodschappen konden niet in één winkel gehaald worden, want wij stonden bekend als gezin met vier kinderen. Mijn jongste broer en ik gingen langs boerderijen om eten te halen. Het was altijd spannend of we de spullen wel veilig thuis zouden krijgen.”
‘Ik kan het gegil nog horen’
Als de dag van gisteren herinnert Tosca zich de grote razzia, waarbij alle Joden uit de buurt werden weggehaald. “Dit heeft mij de rest van mijn leven achtervolgd. Kleine kinderen die met geweerkolven in vrachtauto’s werden gesmeten, alsof ze vuilnis waren. Ik kan het gegil nog horen. De overvalwagens stonden tegenover ons huis op het plein. We zagen alles gebeuren, maar stonden machteloos. Onze onderduikers werden op dat moment nog niet ontdekt.” Op 4 juni 1944 gebeurde dat alsnog. Met veel lawaai werd aangebeld. “Twee mannen van de Sicherheitsdienst wisten dat wij Joden in huis hadden. We waren verraden. Ze liepen regelrecht naar de tweede etage waar de onderduikers zaten. Met getrokken revolver dwongen ze hen eruit te komen. Mijn moeder smeekte of ze mij en mijn broers thuis wilden laten, omdat ze een verstandelijk gehandicapte zoon had. Die zou ‘s middags thuiskomen en een leeg huis vinden. Ze kreeg dat voor elkaar: ik mocht blijven. Samen met de mensen die ze met liefde had willen redden, werd ze naar concentratiekamp Ravensbrück gedeporteerd.”
In één klap volwassen
Tosca moest nog veertien jaar worden, maar werd in één klap volwassen. De zorg voor haar broers en het huis kwam op haar schouders terecht. De hongerwinter diende zich aan. Overal zocht ze naar eten en manieren om warm te blijven. “Ik haalde blokjes hout onder de tramrails vandaan om te stoken. Op het laatst moest ik de kapucijners en boontjes tellen en uitrekenen hoe lang we daar nog mee konden doen.”
Een zielig hoopje mens
Al die tijd wist ze niet wat er met haar moeder was gebeurd. “Op 2 augustus werd ik zestien jaar. Ik had zo gehoopt dat mijn moeder daarbij zou zijn. Een paar dagen na mijn verjaardag hoorde ik dat zij op de lijst van overlevenden stond. Dolgelukkig was ik. Ze bleek met tbc in een ziekenhuis in Lübeck te liggen. Ik ontving een telegram met: ‘Ik leef nog, je moeder’. Een groter cadeau had ik niet kunnen krijgen. Ik wist dat ze met het Rode Kruis naar huis zou worden gebracht. Op een dag zag ik ineens een legerauto van het Rode Kruis de straat in rijden. Ik vloog de trap af. ‘Mijn moeder!’, schreeuwde ik. Daar lag ze, 48 kilo, een zielig hoopje mens.” Nog steeds schiet Tosca vol als ze zich dat moment voor de geest haalt. “Nu ik ouder ben, komen de herinneringen vaker boven en beleef ik alles opnieuw. Mijn moeder is uiteindelijk 82 jaar geworden, dus ik heb nog lang van haar kunnen genieten.”
Het gehele interview is te lezen op onderstaande website:
https://maxmagazine.nl/2020/02/oorlogs-herinneringen-laten-mij-los/
Clasina Helena Monné
George en Robbert Boutelje kwamen op 6 juni 1944 aan in kamp Westerbork. Ze werden in barak 67, de strafbarak, geplaatst. Zoals uit onderstaand fragment van een lijst met 'terugstelling van S-gevallen' blijkt zijn Gerorge en Robbert teruggesteld van straftransport en hebben ze een Sperre die zorgt voor een plek op de transportlijst naar Theresienstadt. Vader en zoon verbleven bijna twee maanden in het kamp, op 31 juli 1944 volgde hun transport naar Theresienstadt.
Bennie Biallosterski, geboren in 1924 en dus een leeftijdsgenoot van Robbert, verbleef op dat moment ook in het kamp. In een brief, geschreven aan zijn moeder op 4 augustus 1944, maakte hij melding van het vertrek van George en Robbert Boutelje.
Lieve Moeder,
Ik hoop dat U mijn brief en zegel ontvangen hebt en thuis nog alles goed is. Helaas heb ik afscheid moeten nemen van Boutelje en Robbie en Mevr. Blom en Jannie. Ze gaan op transport naar Theresienstadt en Zelle. Het is geen groot transport, het telt 450 man. Ik hoef me voorlopig niet ongerust te maken en ben van het begin af aan teruggesteld. En mocht alles weggaan, dan ben ik één van de laatsten en ik zal me er dan ook wel weer doorheen slaan, ik heb de laatste maanden genoeg meegemaakt om daar ook tegen opgewassen te zijn. We zullen maar het beste er van hopen. U wordt bedankt voor de Fl.50,- die al een week in mijn bezit zijn en die ik goed kan gebruiken. Ik heb Boutelje Fl.20,- gegeven want de goede man heeft geen cent meer en daar ik zuinig ben geweest met de Fl.70,- kon ik hem zodoende helpen. U zult wel denken, waar laat je al dat geld, maar ik koop zoveel mogelijk boter en andere levensmiddelen om mijn gezondheid zo goed mogelijk op peil te houden. Maar alles is duur, dat begrijpt U wel. Ik was dan ook reuze blij met de Fl.50,- U moet vooral de groeten hebben van de kennissen hier en ik hoop dat we ze spoedig in Holland terug mogen zien. Ik zal de stem van Boutelje erg missen, maar wie weet hoe gauw de ellende voor ons allen voorbij zal zijn. Ik moet ontzettend smerig werk doen, namelijk cellen van batterijen slopen en het bruinsteen en koolstaafje sorteren. Dat stof van die bruinsteen dringt helemaal in je poriën en je kan je eigen bijna niet schoon krijgen. Maar als ik gedurende de oorlog hier kan blijven mag ik niet mopperen. U moet me eens zien in mijn overall met roden rug en witte band voor mijn arm en met mijn kalen kop. Ik krijg binnenkort gauw weer een zegel en misschien ook wel een prestatiezegel. Nu moet U het met de pakketten samenstellen handig inkleden. De boter bijvoorbeeld verpakken in een havermoutpak met een beetje haver mout erop. De jam in kartonverpakking dat scheelt in gewicht. Zo weinig mogelijk glaswerk. De sigaretten ook wegstoppen en als U een briefje wilt sturen bijvoorbeeld in een asperine buisje en dat in de jam wegstoppen. Het gewicht kan wel 4 kg wezen, die komen heus wel door als de doos maar niet te gek groot is. Het camoufleren van die boter is voor het stelen. U zult wel steeds handiger worden met dat samenstellen. Nu Moeder ik hoop dat u dit briefje ontvangt. Doe allen de groeten van mij, houdt moed, in gedachten omhelsd door je liefhebbende zoon.
Ben
Stuur de hutkoffer en zijtas met een roggebrood erin. Eén sleuteltje heb ik al hier.
Kijk niet te precies op het gewicht, want de pakketten komen heus wel door. Doe er gekookte eieren in en geen brood maar rantsoenbonnen. De Fl.30,- heb ik ontvangen en pakket ontvangen.
Zie voor het hele verhaal van Bennie Biallosterski: https://weggum.com/Bennie.html
De overlijdensdatum van zowel George en Robbert is vastgesteld op 28 februari 1945. George Boutelje was 50 jaar, Robbert Boutelje was 20 jaar.