Sjellie Lutraan

Rachel Lutraan, ook wel Sjellie genoemd, was de dochter van Izak Lutraan en Lena Lutraan-Pagrach en zus van David, Elisabeth en Gezina. Het gezin woonde in Raalte. Alleen David heeft van dit gezin de oorlog overleefd. Sjelly was doof en bezocht daarom de dovenschool in Amsterdam. Ze woonde bij een pleegmoeder in Amsterdam en bezocht regelmatig haar familie in Raalte.

Sjellie Lutraan

Voornaam
Rachel
Achternaam
Lutraan
Geboortedatum
30 januari 1922
Geboorteplaats
Raalte
Sterfdatum
31 januari 1944
Sterfplaats
Auschwitz

Het gezin Lutraan woonde in een groot huis aan de Stationsstraat in Raalte dat feitelijk bestond uit drie delen. De moeder van Izak, Rachel Lutraan-Kesing woonde naast het gezin van Izak. Hier woonde ze, na het overlijden van haar man, samen met twee ongehuwde dochters, die haar liefdevol verzorgden. Naast de twee woongedeeltes was rechts van het woonhuis de slachterij. Ook andere slagers uit Raalte lieten er hun vee slachten. Op sjabbat werden de buurkinderen gevraagd om het licht aan te doen. De Lutraans maakten vaak wandelingen door het dorp op sjabbat en legden bezoekjes af aan andere Joodse gezinnen.

Jaren '20: Elisabeth, Rachel, David en Gezina

Gezina trouwde in Amsterdam met Jozeph Walvisch. Beiden woonden en werkten in Amsterdam. David werkte net als zijn vader als veehandelaar. Elisabeth werkte en woonde vanaf 1941 als dienstmeisje in Wierden bij de familie De Haas.

Rachel ging van mei 1931 tot juli 1941 naar de Amsterdamse dovenschool. Uit gegevens van de school blijkt dat ze een lief, ijverig kind was met een goede aanleg. In die tijd woonde ze bij een Joodse pleegmoeder. In 1938 volgde ze een opleiding voor ritueel koken, zodat plaatsing in een orthodox-Joodse huishouding mogelijk was. Rachel kwam af en toe thuis in Raalte op bezoek. Vanaf 1939 volgde ze in de middaguren een opleiding tot modiste (hoedenmaakster) aan de modevakschool. Toen Rachel in 1941 werd ontslagen van school vertrok ze als modiste naar Raalte.

Rachel en Elisabeth zijn niet in Westerbork geweest. Beiden zijn op 9 april 1943 in kamp Vught aangekomen en van daar rechtstreeks naar Auschwitz gedeporteerd in november 1943.

Broer David was de eerste die zich tijdens de oorlog moest melden. Op 27 augustus 1942 kreeg hij een oproep om zich te melden in het werkkamp Hummelo. Van daaruit kwam David via Arnhem op 3 oktober 1942 in kamp Westerbork aan. Uit de archiefgegevens blijkt dat Izak op 22 september 1942 in Westerbork aankwam en bij zijn vrouw Lena staat 4 oktober 1942 als aankomstdatum genoteerd. Van Izak is bekend dat hij er in november 1942 in barak 59 verbleef.

Lena, Izak en ook David moesten op transport naar Auschwitz op 9 februari 1943. Op de dag van aankomst, 12 februari 1943, zijn Izak en Lena daar vermoord. David overleefde als enige van het gezin oorlog. David verklaarde na de oorlog over de deportatie: “De reis voerde ons naar Birkenau. Toen we daar aankwamen moest alles ingeleverd worden; horloges, papieren, ringen, enz. Later moesten we ons uitkleden en kregen we gevangeniskleren. Ook kreeg ik daar een nummer: 100911”. Met honderd andere mannen werd David uitgekozen om diezelfde dag nog naar het werkkamp Monowitz te gaan. De mannen werkten daar in de ijzerconstructiebouw. Ze bouwden fabrieken die steeds weer werden gebombardeerd door de geallieerden. Het werk was zwaar, de SS’ers waren erg gewelddadig, de gevangenen kregen weinig te eten en op de achtergrond was er steeds de dreiging van de gaskamers voor diegenen die te zwak waren om te werken. Op 18 januari 1945 werd Monowitz ontruimd. Tienduizend gevangenen gingen te voet door de sneeuw op weg naar Gleiwitz. Velen stierven onderweg. In de weken daarna werden de gevangenen steeds weer met treinen naar andere kampen vervoerd. Ze zaten soms wekenlang in een treinwagon, met zo weinig voedsel, dat ze van de honger gras aten. David verklaarde later zelf dat ze wel wilde dieren leken. Uiteindelijk kwamen ze aan in Dachau, waar ze een dag later door de Amerikanen bevrijd werden. David: “In Dachau arriveerden we één dag voor de bevrijding. Het had ook geen dag langer moeten duren, want dan had ik het niet gehaald. In Dachau gingen we nog wel de quarantaine door, maar werden niet gewassen. We hoorden dat het bijna afgelopen moest zijn en leefden helemaal op. We zaten onder de luizen, maar we begrepen dat er ook iets aan de hand moest zijn, want we werden niet ontluisd. We kwamen in Block 24, waar ons een liter soep gegeven werd. De volgende dag vertelden ze ons dat de Amerikanen dichtbij waren, We geloofden er echter niets meer van. ’s Morgens om vier uur werd de witte vlag gehesen. Acht minuten voor half zes kwamen de legertroepen aan. Wij kregen van alles over het hek. De jongens knipten de versperring stuk en vlogen er doorheen. Posten die nog op hun plaats stonden werden doodgeschoten.” David Lutraan overleefde als enige van de Joodse gemeenschap in Raalte de concentratiekampen. Na de oorlog was hij veehandelaar in Raalte. Hij overleed in er in maart 1999.


Rachel, David, Gezina, een kennis en Elisabeth Lutraan
Davids zussen Rachel en Elisabeth zijn niet in Westerbork geweest. Beiden zijn op 9 april 1943 in kamp Vught terecht gekomen en hebben daar waarschijnlijk in de textiel gewerkt. Met het ‘textieltransport’ van 15 november 1943 zijn ze met in totaal 1149 personen rechtstreeks naar Auschwitz gebracht. Daar zijn de vrouwen eerst ondergebracht in het quarantaineblock. Volgens overlevenden waren er van deze groep 7 weken later nog maar enkelen in leven. De officiële na de oorlog vastgestelde sterfdatum van Rachel en van Elisabeth is 31 januari 1944, Auschwitz.

Gezina kwam met haar man Joseph en zwanger van haar eerste kind enkele dagen na het vertrek van haar ouders en broer op 20 februari 1943 aan in kamp Westerbork nadat ze daarvoor ruim een week in kamp Vught was geweest. Gezina beviel op 25 juni 1943 in kamp Westerbork van dochter Rosette. Het kleine meisje zou het eerste kleinkind zijn voor Izak en Lena. Twee maanden nog duurde het verblijf voor het jonge gezin in Westerbork. Op 31 augustus volgde transport naar Auschwitz waar Gezina en Rosette direct na aankomst zijn vermoord en Joseph enkele maanden later omkwam. Ook Oma Rachel Lutraan-Kesing, inmiddels 91 jaar oud, en haar inwonende dochters Vrouwtje en Henriette zijn opgepakt, weggevoerd en vermoord.

In 2014 en 2015 zijn er in Raalte struikelstenen gelegd voor de vermoorde Joodse inwoners. Een dochter van Barend Lutraan (geboren 16 januari 1892), broer van Izak Lutraan, die de oorlog overleefde, was betrokken bij de legging van struikelstenen voor de familie Lutraan in 2014 en vertelde daarover in een kort filmpje bij deze steenlegging: https://www.youtube.com/watch?v=Hg3nPMvXEUE.  Voor Elisabeth Lutraan ligt er een struikelsteen in Wierden waar zij tijdens de oorlog woonde en werkte. Van Rachel Lutraan is er ook een portret op de website van de Dovenshoah: https://www.dovenshoah.nl/rachel-lutraan/


Legging struikelstenen in Raalte (Foto: Historische Vereniging Raalte en Omstreken)

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.