Simon Mathijsse is geboren op 31 december 1895 in Amsterdam als zoon van Louis Mathijsse en Frederika Mathijsse-Tunninge. Vanaf maart 1922 woonde Simon in Assen aan de Parkstraat 8. Hij is getrouwd op 23 augustus 1922 met Sara de Jong. Vanaf mei 1932 is hun adres Parkstraat 7 in Assen. Ze kregen één dochter, Frederika, geboren op 14 oktober 1923.

Huwelijksakte

Simon Mathijsse

Simon haalde de akte lichamelijke opvoeding Middelbaar Onderwijs op 20 augustus 1918 en werd met ingang van 1 april 1922 in Assen benoemd tot leraar en hoofd van de Gemeentelijke Gymnastiekschool. Ook het zwemonderricht had zijn volle belangstelling. Aan zijn inspanningen was het te danken dat Assen één van de eerste plaatsen was waar dit in het programma werd opgenomen en goed geregeld was. Ook was hij voorzitter van de afdeling Drenthe van de Vereniging van Gymnastiekleraren en heeft hij jarenlang een leidende functie gehad bij de Turnkring Drenthe van het Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Vereniging (KNGV), eerst als voorzitter van de Technische Commissie, later als algemeen secretaris. Simon werd benoemd tot erelid van de KNGV. Daarnaast was hij ook heilgymnastiek-masseur. In het najaar van 1940 werd één van de eerste stappen gezet op de weg van de uitsluiting van de Joden uit het maatschappelijke leven. Aan ambtenaren en onderwijskrachten werd gevraagd de zogenaamde ‘Ariërverklaring’ te ondertekenen, om duidelijk te maken dat zij raszuiver waren. Wie niet raszuiver was, werd als ‘niet-Arier’ uit haar of zijn ambt ontheven. Zo ook Simon.

Na de zomervakantie van 1941 mochten Joodse kinderen niet langer openbare of bijzondere scholen bezoeken. Het was aan de inzet van de Assense NSB-wethouder mr. A. C. W. Groenewegen te danken dat er in Assen een eigen Joodse lagere school gesticht werd, die van 16 september 1941 tot 31 augustus 1942 functioneerde. Zodoende werd voorkomen dat de Assense Joodse kinderen naar elders moesten om daar onderwijs te krijgen. De wethouder huurde van de Joodse gemeente het Joodse schooltje aan de Rolderstraat 7. Het onderwijs werd gevolgd door 35 leerlingen uit Assen, en 2 uit Rolde; naar verwachting zouden daar 9 uit Beilen en 5 uit Gieten bijkomen. Dan werd zo ongeveer voldaan aan de norm van 50 leerlingen. Simon verzorgde hier de gymnastieklessen.

Simon kwam aan in kamp Westerbork op 28 augustus 1942 waar hij in barak 41 verbleef. Zijn vrouw en dochter kwamen begin oktober 1942 aan in het kamp. Het gezin werd op 20 februari 1943 van kamp Westerbork naar kamp Vught gestuurd. Simon behoorde waarschijnlijk tot de ‘bouwploeg’. Dat zijn mannen die in kamp Westerbork zijn ingezet bij de aanleg van onder andere de spoorlijn. Deze ploeg werd op 20 februari 1943 naar Vught gestuurd om daar ook weer bij de bouw te worden ingezet. De werkelijkheid was dat de vrouwen en kinderen in Vught moesten blijven, terwijl de mannen naar het buitencommando Moerdijk gingen om daar tankgrachten te graven onder leiding van de SS.

Op 3 juli 1943 gingen Simon en Sara weer terug van kamp Vught naar kamp Westerbork waar hij in barak 60 en zij in barak 58 terecht kwam. Na 10 dagen verblijf in Westerbork werden beiden op transport gezet naar Sobibor op 13 juli 1943 waar ze direct na aankomst op 16 juli 1943 zijn vermoord. Hun dochter werkte in kamp Vught bij Philips en ging op 3 juni 1944 rechtstreeks van Vught naar Auschwitz. Zij overleefde de oorlog.

Simon en Sara worden sinds 1951 herdacht op een monument op de Joodse begraafplaats in Assen. Daarnaast zijn er voor Simon en zijn vrouw Stolpersteine onthuld op 30 oktober 2013 aan de Parkstraat 7 in Assen.

Monument Joodse begraafplaats