Op 5 april 1944, vertrok er een transport uit kamp Westerbork met gevangenen voor 5 verschillende bestemmingen. Op het station van Assen stond al een trein met 625 Joden uit België waaraan het Westerbork-transport werd toegevoegd. De meeste personen die uit Westerbork vertrokken die dag gingen naar Auschwitz en Theresienstadt, anderen naar Bergen-Belsen en twee kleine groepen gevangenen met een Roemeens paspoort vertrokken die dag naar Buchenwald en Ravensbrück: 23 mannen naar Buchenwald en 37 vrouwen en kinderen naar Ravensbrück. Een Roemeense diplomaat had in 1943 bij de nazi’s bedongen dat Joden met een Roemeens paspoort terug zouden gaan naar Roemenië om vandaar naar Palestina te emigreren. In praktijk betekende dat dat gevangenen met een Roemeens paspoort in Westerbork niet naar Auschwitz of Sobibor werden gedeporteerd maar naar andere kampen. Bij het transport van 5 april ging het dus om 60 personen.
Sigmund Alpern
- Voornaam
- Sigmund
- Achternaam
- Alpern
- Geboortedatum
- 18 december 1893
- Geboorteplaats
- Kolomya
- Sterfdatum
- 31 mei 1945
- Sterfplaats
- Midden-Europa
Eén van de mannen was Sigmund Alpern. Hij dankte zijn Roemeense paspoort aan zijn geboorte in Kolomyja, toen onderdeel van het Oostenrijk-Hongaarse rijk, tegenwoordig gelegen in Oekraïne. Sigmund Alpern was in 1893 geboren. Als jongeman vocht hij tijdens de Eerste Wereldoorlog in het Oostenrijkse leger tegen het Russische leger. Op 15 september 1921 trouwde hij in Charlottenburg (Berlijn) met Therese (Resi) Rothschild. Zij werd op 9 augustus 1892 geboren in Altona bij Hamburg. Tot 1937 woonden zij in Berlijn, waar Sigmund werk had als koopman, en in november van dat jaar kwamen zij naar Nederland, waar ze eerst in Haarlem verbleven en later in Apeldoorn woonden. Hun adres in Apeldoorn was Van Kinsbergenstraat 3. Sigmund werkte als koopman in confectie.
Op 10 januari 1943 schreef zijn vrouw aan een vriendin: “Ons gaat het anders tamelijk goed als er niet deze onzekerheid was weggestuurd te worden. Wij leven alleen maar in de hoop dat deze vreselijke oorlog gauw te eind gaat.”
Hij dankte zijn Roemeense paspoort aan zijn geboorte in Kolomyja, toen deel van het Oostenrijk-Hongaarse rijk.
Toen het Apeldoornsche Bosch werd leeggehaald op 22 januari 1943 werden ook de laatste Joodse inwoners van Apeldoorn, die zich een paar dagen eerder hadden moeten melden op het terrein van het Apeldoornsche Bosch, naar Westerbork overgebracht, zo ook Resi en Sigmund.
Sigmund verbleef in barak 73, één van de grote woonbarakken. Om langer in Westerbork te blijven had Sigmund meerdere opties: zijn Roemeense paspoort vanwege zijn geboorteplaats, zijn verleden als frontstrijder en de dapperheidsonderscheiding in de Eerste Wereldoorlog en Palestina-connecties vanwege familieleden daar. Zijn Roemeense papieren zorgden voor een plek op de transportlijst van 5 april 1944. Sigmund ging naar Buchenwald en Resi naar Ravensbrück.
Sigmund Alpern werd op 7 april 1944 als gevangene nummer 29880 ingeschreven in Buchenwald. Waarschijnlijk bleef hij daar tot de ontruiming van het kamp in april 1945. Duizenden gevangenen werden op zogenaamde dodenmarsen gestuurd. Wat er precies met Sigmund is gebeurd is onduidelijk. Na de oorlog is zijn sterfdatum bepaald op 31 mei 1945, Midden-Europa. Therese vertrok naar Ravensbrück. In dat kamp kwam werd ze een jaar later vermoord. Dat was op 24 april 1945, enkele dagen voor de bevrijding van dat kamp.
In Apeldoorn zijn herdenkingsstenen gelegd voor Sigmund en Therese.