Francina Bloemendal, Sientje, was het zevende en laatste kind van Benjamin Bloemendal en Pietje Mendels. Zij werd op 5 september 1923 geboren in Amsterdam op het adres Staalkade 4. Haar broers en zussen zijn: Serah (1905), Mozes (1909), Betje (1916), Hartog (1919), Marianne (1920) en Louis (1922). Sientje, Janny en Betje, de drie dochters Bloemendal, hadden allen vlammend koperkleurig rood haar. Het gezin Bloemendal was erg arm. Regelmatig werd er verhuist, zodat de zeven kinderen ieder op een ander adres geboren. Vader Benjamin stierf op 8 januari 1932 in Amsterdam. Moeder Pietje werd daarna depressief en suïcidaal. De kinderen, voor zover nog thuiswonend, werden in het weeshuis ondergebracht.

Sientje Bloemendal

Sientje verbleef samen met haar zus Marianne (Janny) in het Joodse meisjesweeshuis aan de Rapenburgerstraat 171. Over dit weeshuis heeft dat Lea Appel het boek ‘Het brood der doden’ (Baarn 1982) geschreven waarin ook de beide meisjes worden genoemd. Meer over dit meisjesweeshuis is te lezen op de website https://www.joodsamsterdam.nl/joods-meisjesweeshuis-mangasiem-tobiem-magadle-jethomoth/.

Vanaf augustus 1939 woonde Sientje weer op het adres van de rest van haar gezin aan de Danie Theronstraat 8 I. Evenals haar zus Janny was Sientje ateliernaaister van beroep. Vanaf oktober 1940 woonde ze aan de Christiaan de Wetstraat 30 III bij het gezin van Levie en Roosje Waterman en hun drie zonen. Roosje was ook naaister van beroep.

Sientje kwam volgens een notitie op haar kaart vanuit Amsterdam in kamp Westerbork aan op 13 juli 1942. Transport naar Auschwitz volgde kort daarna met het tweede transport dat uit Westerbork vertrok op 16 juli 1942. Francina Bloemendal werd bij aankomst in Auschwitz geselecteerd, maar kwam korte tijd later om. Haar sterfdatum is 30 september 1942.