Selma Simons werd geboren op 28 augustus 1896 te Bedburg in Duitsland. Ze was de dochter van Gustav Simons en Marianne Simons-Moser. Hun gezin bestond in totaal uit 5 kinderen. Op 27 mei 1929 trouwde Selma met Chiel Meier Lubinski. Hij was in Lubiana in Polen geboren in 1898. Tot juni 1929 woonde het echtpaar in het Duitse Juchen om daarna naar Leeuwarden te vertrekken. Daar werden hun twee dochters geboren: Erna (1930) en Gusta (1934). Op de foto is Selma te zien met haar twee dochters. Erna links en Gusta rechts.
Selma Lubinski-Simons
- Voornaam
- Selma
- Achternaam
- Lubinski-Simons
- Geboortedatum
- 28 augustus 1896
- Geboorteplaats
- Bedburg
- Sterfdatum
- 30 april 1943
- Sterfplaats
- Sobibor
Het gezin Lubinski woont in Leeuwarden op het adres Bij de Put 11. Daar hebben ze een bakkerszaak overgenomen van bakker Odewald.Op de laatste dag van mei 1935 verhuist het bakkersgezin Lubinski naar de Nieuweburen waar het, op nummer 133, voortaan zijn bakkerswaren verkoopt.
Nieuweburen na de oorlog.
Ze runden de winkel met de zus en broer van Chiel, Rachel (geboren in 1907) en Chaja (geboren in 1895). Deze beiden waren samen met Chiel gevlucht uit Polen. Intussen had Chiel Lubinski zich laten naturaliseren tot Nederlander. De grote Joodse gemeenschap van Leeuwarden van voor de Tweede Wereldoorlog woonde vooral in de binnenstad, in wat bekend stond als de Joodse wijk. Bij de Put vormde daarvan het hart. Een deel van de Joodse middenstand woonde echter aan de Nieuweburen. De eerste razzia in Leeuwarden vond plaats op 13 april 1942, de massale deportaties begonnen in augustus 1942 en hebben tot februari 1943 geduurd.
Hij had zich, zo verklaarde hij zelf, tegenover een SD’er, laten ontvallen dat hij bakker Lubinski zonder de verplichte Jodenster op zijn jas had zien fietsen.
In 1943 werd ook de familie Lubinski gearresteerd. Op 11 maart kwamen zij in kamp Westerbork aan en op 27 april volgde transport naar Sobibor. Na de bevrijding stond een loodgieter uit Leeuwarder terecht voor het aanbrengen van het gezin. Hij had zich, zo verklaarde hij zelf, tegenover een SD’er, laten ontvallen dat hij bakker Lubinski zonder de verplichte Jodenster op zijn jas had zien fietsen. De man kreeg vijf jaar gevangenisstraf en het stemrecht werd hem ontnomen.
Voordat ze werden weggevoerd wist de familie Lubinski nog wat waardevolle spullen, waaronder hun kandelaar, onder te brengen bij de buren. Het buurmeisje van 6 jaar zag hoe ze uit huis werden gehaald. Hoe jong ze ook was, ze kon er dagenlang niet meer van slapen. Korte tijd later kregen de buren een kaart verstuurd vanuit barak 68 van kamp Westerbork.
Selma Lubinski, de schrijfster van de kaart, vroeg daarin of ze suiker en pepermuntjes wilden opsturen: “Wij mogen om de 14 dagen schrijven en bedenken alles komt goed," zette ze erbij. De kaart en ook de kandelaar worden bewaard in het Verzetsmuseum Friesland.
Alle vier de Lubinski’s werden op 30 april 1943 vermoord in Sobibor.
De kandelaar van de familie Lubinski.
In 1949 werd op de Joodse begraafplaats in Leeuwarden een gedenkteken voor de weggevoerde joden opgericht. Omdat de begraafplaats niet altijd openbaar toegankelijk is kwam er op 11 mei 1987, 42 jaar na de bevrijding, voor de voormalige Joodse Dusnus-school een monument ter herinnering aan de tragedie van de Jodenvervolging die aan ongeveer 550 van de 665 Leeuwarder Joden het leven kostte. Op de achterzijde van het monument zijn de namen aangebracht van de straten waar de vroegere Joodse bewoners eens woonden.