Sara Muller werd geboren in Appingedam op 25 april 1914. Zij trouwde op 20 november 1939 met Jonas Aptroot en kreeg met hem twee dochters: Sara, geboren in 1940 in Groningen en Aleida, geboren op 7 juni 1943 in kamp Westerbork. Omdat Jonas een baan had in kamp Westerbork kon het gezin er gedurende een langere periode verblijven. Uiteindelijk vertrok het jonge gezin met één van de laatste treinen toch nog uit het kamp.
Sara Aptroot-Muller
- Voornaam
- Sara
- Achternaam
- Aptroot-Muller
- Geboortedatum
- 25 april 1914
- Geboorteplaats
- Appingedam
- Sterfdatum
- 08 oktober 1944
- Sterfplaats
- Auschwitz
Jonas Aptroot werd geboren op 8 maart 1909 in Groningen. Samen met zijn ouders, Mozes Aptroot en Sara Aptroot-Blok, zijn tante Jetje Blok en zusje Mietje woonde hij aan de Oosterweg nummer 105. Jonas en Mietje zijn vernoemd naar hun opa en oma. Vader Mozes Aptroot was kleermaker in Kostverloren (Hoogkerk).
Jonas bezat een monteursdiploma, behaald op de ambachtsschool in Groningen. Na het huwelijk van Jonas met Sara Muller gingen ze wonen aan de Nieuwstraat 44 in Groningen. Naast hen, op nummer 46, woonde de familie Tros. De gezinnen hadden een goed contact met elkaar en kwamen regelmatig bij elkaar over de vloer.
Jonas werkte als elektricien bij het elektriciteitsbedrijf van de gemeente Groningen. Hij was goed in zijn vak en deed het ook met veel plezier. Daarnaast probeerde Jonas ook aan geïnteresseerde jongeren de fijne kneepjes van het vak over te brengen door thuislessen te geven.
Enkele maanden na het uitbreken van de oorlog werd op 22 november 1940 de eerste dochter van Jonas en Sara geboren. Het meisje, Sara geheten, kreeg veel aandacht van zowel haar ouders als van de buren. Het uitsluiten van de Joden uit de Nederlandse maatschappij was inmiddels begonnen. Iedereen moest zich kunnen legitimeren op straat zodat er goed te controleren was wie Joods was en wie niet. Om het verschil nog duidelijker te maken werd het verplicht om een Jodenster zichtbaar op de kleding te dragen als je Joods was. Dat gold dus ook voor de familie Aptroot. Ook werden er borden opgehangen op openbare plekken met de tekst ‘Verboden voor Joden’.
In 1941 werd Jonas ontslagen bij het elektriciteitsbedrijf omdat hij Joods was.
Sara en haar twee dochters zijn een week na Jonas op 6 oktober 1944 vanuit Theresienstadt gedeporteerd naar Auschwitz.
Jonas Aptroot, dochter Sara en Sara Aptroot-Muller
Het gezin verhuisde naar de Kleine Velderstraat 8 in Apeldoorn omdat Jonas daar werk kon krijgen als elektricien bij het Apeldoornsche Bos, een psychiatrische inrichting speciaal voor Joden. In de nacht van 21 op 22 januari werd het gehele Apeldoornsche Bosch ontruimd. Patiënten en een deel van de artsen en verpleegkundigen werden meteen doorgestuurd naar Auschwitz en vermoord. Jonas en Sara voelden het gevaar aan en vroegen de familie Tros of ze hun dochter bij hen konden laten onderduiken. Vanwege het grote risico durfde deze familie dat niet aan.
Jonas, zijn dochter en toen hoogzwangere vrouw kwamen op 2 februari 1943 aan in kamp Westerbork. Tijdens hun verblijf in het kamp kregen ze elke week een pakketje van de familie Tros met brood, snoepjes en soms tabak.
Op 7 juni 1943 werd in kamp Westerbork Aleida geboren, de tweede dochter van Jonas en Sara. Zij werd vernoemd naar de buurvrouw, mevrouw Aleida Tros.
De familie Aptroot heeft bijna anderhalf jaar in kamp Westerbork doorgebracht. Dit was omdat Jonas in het kamp werk had. Hij werkte er als elektricien en heeft zelfs een keer toestemming gekregen om vanuit kamp Westerbork naar Amsterdam te gaan voor een klus. Hij reisde toen via Assen. Op het station van Assen heeft Jonas nog contact gehad met Aleida Tros en haar zoon Lucas. Zij reden met hem mee naar Amsterdam. Eind augustus 1944 schreef Jonas nog een brief aan zijn oude buren in Assen als dank voor een pakketje wat hij van hen had ontvangen. Het gezin verbleef op dat moment in barak 46F van het kamp: “U had eens moeten zien toen het pakje openkwam en er kwamen snoepjes uit voor de kinderen. Saar zette een paar ogen op. (…) Kleine Leida is zo bruin als een neger. Ze ligt de hele dag buiten in de zon in het kinderhuis en Saar is de hele dag op de bewaarschool.”
Op 4 september 1944 werden Jonas, Sara en hun 2 kinderen op transport gezet naar Theresienstadt. Op 29 september 1944 werd Jonas naar Auschwitz gestuurd. Hij werd daar geselecteerd voor werk en is kort voor de bevrijding, eind januari 1945, op dodenmars gestuurd. Jonas is omgekomen ergens in Midden-Europa uiterlijk 2 februari 1945.
Sara en haar twee dochters zijn een week na Jonas op 6 oktober 1944 vanuit Theresienstadt gedeporteerd naar Auschwitz. Daar zijn zij direct na aankomst vermoord op 8 oktober 1944.