Samuel Jozef Wolf is geboren op 13 september 1891 in Assen. Op 17 november 1920 trouwt hij met Roosje Leezer. Ook zij is geboren in Assen en wel op 30 april 1895. Het echtpaar krijgt op 1 maart 1922 hun eerste kind Izaak Jozef. Op 2 mei 1924 volgt er een dochter, Erna Carla. Zij overlijdt, 7 jaar oud, op 10 juni 1931 in Amsterdam. Een jaar later wordt op 18 oktober 1932 opnieuw een dochter geboren, die dezelfde naam krijgt als haar overleden zusje.
Samuel Wolf
- Voornaam
- Samuel Jozef
- Achternaam
- Wolf
- Geboortedatum
- 13 september 1891
- Geboorteplaats
- Assen
- Sterfdatum
- 19 oktober 1944
- Sterfplaats
- Auschwitz
Het gezin Wolf
Het gezin woont in Assen aan de Prins Hendrikstraat 1a. Tijdens de oorlog zat in het pand naast hen de Asser afdeling van de Duitse Sicherheitsdienst. Samuel was van beroep koopman in aardappelen. Met zijn zwager Coenraad Nathans is Samuel directeur van Wolf en Ten Bosch N.V. aan de Rolderstraat in Assen. Op de foto is de aardappelbewaarplaats van het bedrijf in het Balloërhout in de gemeente Rolde te zien. Prominent op de voorgevel is de davidster te zien. Samuel bezocht echter alleen op feestdagen de synagoge. Hij was dan geheel in zwart gekleed en droeg een hoge hoed. In 1942 werd de familie Wolf uit hun woning gezet. Ze moesten namelijk plaats maken voor de nieuwe pas benoemde commandant van het doorgangskamp Westerbork, Albert Konrad Gemmeker. Hij bewoonde het huis totdat hij de woning bij het kamp kon betrekken. De familie Wolf mocht niets meenemen uit het huis. Bij zijn vertrek heeft Gemmeker een groot deel van de inboedel meegenomen naar zijn nieuwe woning bij het kamp.
In 1942 werd de familie Wolf uit hun woning gezet. Ze moesten namelijk plaats maken voor de nieuwe pas benoemde commandant van het doorgangskamp Westerbork, Albert Konrad Gemmeker.
In augustus 1942 moest Sam Wolf zich melden voor een werkkamp. In juni 1942 werden alle joodse mannen tussen de 18 en 55 jaar in de drie noordelijke provincies opgeroepen om in werkkampen te werk te worden gesteld.
In augustus vertrokken de eerste groepen Asser joden naar werkkampen bij Orvelte en Rouveen. Het ging in totaal om zo’n 75 personen. Sam Wolf is naar het werkkamp Orvelte gestuurd. Zijn zoon was kort hiervoor in het ziekenhuis in Assen opgenomen en hoefde daarom niet naar een werkkamp. Vanuit Orvelte werd Sam in oktober 1942 doorgestuurd naar kamp Westerbork. Vanuit het kamp schreef hij briefjes aan zijn zoon. Hierin vraagt hij om bussen bonen, vlees en ander voedsel, krijgt zoon vele kussen van zijn moeder en schrijft vader over de sfeer die in het kamp heerst; Veel zin heeft men er niet aan.
Samuels zoon ontvangt via het verzet op 8 maart 1943 het bericht dat de Joodse patiënten uit het ziekenhuis in Assen zullen worden opgehaald. Hij weet met hulp van buiten te ontsnappen en duikt onder. Hij zegt daarover: “Dat wás wat om die beslissing te nemen. Mijn vader zei: je moet niet onderduiken want als je gepakt wordt, dan kan ik niets voor je doen. Dan ga je naar Westerbork en naar Polen. Ik ben alleen de linkerkant opgegaan, de andere mensen zijn allemaal in het kamp terechtgekomen en zijn vermoord.”
Volgens de gegevens komt de familie Wolf op 3 oktober 1942 in kamp Westerbork aan. Uit zijn registratiekaart blijkt dat Samuel Wolf in november 1942 verhuist van barak 63 naar barak 69 en een maand later verblijft hij in barak 59 van kamp Westerbork. Uiteindelijk worden Samuel, zijn vrouw Roosje en zijn dochter Erna op 18 januari 1944 gedeporteerd naar Theresienstadt. In oktober 1944 volgt dan transport naar Auschwitz, waar Samuel, Roosje en Erna direct na aankomst op 19 oktober 1944 worden vermoord. Alleen Samuel’s zoon Izaak Jozef overleeft de oorlog. Net als zijn vader werd hij handelaar in aardappelen na de oorlog.
De struikelstenen in de Prins Hendrikstraat in Assen.