Rozalie Mendels is de jongste van de acht kinderen van Samuel David Mendels en Henriëtte Louise Jacobson. Ze is geboren op 29 december 1925 in Leeuwarden. Rozalie had vier broers, waarvan er een maar zes dagen leefde, en drie zussen, waarvan een op 16-jarige leeftijd overleed. Rozalie heeft 3 jaar op de ULO gezeten. Van haar is bekend dat ze een ‘lam armpje’ had. Haar vader was godsdienstleraar.
Rozalie kwam op 25 mei 1943 aan in kamp Westerbork. Haar transport naar Sobibor was op 1 juni 1943. Rozalie Mendels werd op 4 juni 1943 vermoord. Ze was toen 17 jaar.
Bij de foto: Rozalie vooraan, daarachter haar zussen Catharina en Jetje.
Rozalie Mendels
- Voornaam
- Rozalie
- Achternaam
- Mendels
- Geboortedatum
- 29 december 1925
- Geboorteplaats
- Leeuwarden
- Sterfdatum
- 04 juni 1943
- Sterfplaats
- Sobibor
Het gezin Mendels
Samuel en Henriëtte verloofden zich in augustus 1909. Zoals de advertentie in de krant vermeldt woonde Samuel toen in Gorinchem.
Het paar trouwde op 14 november 1911 en het huwelijk vond plaats in Nijmegen, de woonplaats van Henriëtte. Ze gingen wonen in Middelburg. Daar werden de eerste vier van hun acht kinderen geboren. Catharina Jetje kwam op 4 oktober 1912 ter wereld. Daarna volgde Jetje op 6 augustus 1914. Het derde kind, Abraham David, is op 6 april 1917 geboren. Het jongetje werd maar zes dagen oud. Als er op 26 februari 1920 weer een zoon geboren wordt, krijgt hij dezelfde namen als zijn overleden broertje, ook hij heet Abraham David.
Op 6 mei 1921 verhuisde het gezin naar Leeuwarden. Dochter Veronica kwam daar op 6 september 1921 ter wereld. Twee broertjes volgden: David Arthur op 22 januari 1923 en Arthur op 29 april 1924. Als laatste werd op 29 december 1925 Rozalie geboren.
Het gezin woonde in Leeuwarden achtereenvolgens in de Steynstraat, in de Breedstraat en aan de Reyndersbuurt. Ten slotte vestigden ze zich op Bij de Put 9.
Bij de Put 9, het 3e huis van links
Nog geen half jaar na deze verhuizing overleed dochter Veronica, net 16 jaar oud.
De jongste dochter, Rozalie, had een ‘lam armpje’. Een oud-klasgenoot, genaamd Akke, herinnerde zich nog goed dat Rozalie met haar éne ‘goede’ arm tijdens de gymlessen heel goed in de ringen kon zwaaien: ´Ze stak dan haar lamme armpje door een ring en met haar goede arm pakte ze de andere ring vast. Nou, dan slingerde ze nét zo hard aan de ringen als wij hoor.’
https://www.lambeektekstenvorm.nl/single-post/2015/09/07/Akke-en-Bennie-Akke%E2%80%99s-verhaal
´Ze stak dan haar lamme armpje door een ring en met haar goede arm pakte ze de andere ring vast. Nou, dan slingerde ze nét zo hard aan de ringen als wij hoor.’
Samuel en Henriëtte Mendels-Jacobson, met tussen hen in hun dochters Catharina en Jetje, en vooraan Rozalie.
Volgens de burgerlijke stand van Leeuwarden verhuisde dochter Jetje in april 1935 naar Apeldoorn, ze was toen twintig jaar. Onbekend is wat ze daar ging doen.
De oudste dochter Catharina vertrok in maart 1938 naar Amsterdam. Ze ging op het Weesperplein wonen. Bij het uitbreken van de oorlog werkte ze als kokkin bij Israëlitisch Oudeliedengesticht in Rotterdam.
Van de zonen is alleen bekend dat David elektrotechnicus was.
Jetjen Jacobson-Wertheim, de oma van de kinderen en de moeder van Henriëtte, woonde voor de oorlog al in bij het gezin Mendels. Jetjens man was al in 1910 overleden.
Samuel Mendels, rechts aan tafel, zonder hoed
De volgende teksten zijn ontleend aan het Historisch Centrum Leeuwarden en het Reformatorisch Dagblad, door Gerben Hoogterp, 22 oktober 2018.
https://www.rd.nl/meer-rd/cultuur-geschiedenis/de-weg-naar-de-gaskamers-1.1521977
Reformatorisch Dagblad:
“De familie Mendels woonde in Bij de Put 9, in het hart van het voormalige Joodse centrum van de Friese hoofdstad, precies tussen Mendels beide werkplekken, de synagoge aan de ene en de Joodse school aan de andere kant. De huidige voorzitter van de Joodse gemeente Leeuwarden, Ben Troostwijk (91), heeft Samuel Mendels nog persoonlijk gekend. Meer nog, hij heeft les van hem gehad: ‘Mendels was een zachtaardige man. Een echte leraar. We kregen les van hem in de Joodse school. Het ging er levendig aan toe. Hij leerde ons Hebreeuws om de Thora te kunnen lezen. Iedereen kende hem en zijn gezin. Ik zie hen allemaal nog zo voor me. Ook het huis waar ze woonden aan Bij de Put ken ik. Op het balkon aan de achterkant bouwde hij een soeka of loofhut tijdens het Loofhuttenfeest. Als jongelui gingen we dan bij al die loofhutten langs, ook bij Mendels natuurlijk."
Uit: ’t Kleine Krantsje
Historisch Centrum Leeuwarden:
“Samuel Mendels, bij het uitbreken van de oorlog al 36 jaar godsdienstleraar, stamde uit een geslacht dat sinds 1800 haar wortels heeft in de Achterhoek. De Mendels zijn zo’n typisch voorbeeld van een Joodse familie die de kansen gegeven door de gelijkberechtiging van de Franse Revolutie, heeft weten te benutten om te klimmen op de sociale ladder. Begon opa als boendermaker, zijn vader werd boekbinder en diens oudste en jongste zoon werden beide directeur van een strokartonfabriek. Samuel was de vierde, in een rij van 8. Hij koos niet voor een maatschappelijke carrière, maar besloot zijn leven te wijden aan de godsdienst. Hij slaagt voor zijn examen bij de beroemde rabbijn Dünner.
Hij huwde te Nijmegen op 14 nov. 1911 met Henriëtte Louise Jacobson, de jongste dochter van Abraham Jacobson, die ten tijde van het huwelijk net was overleden. Na het huwelijk vertrok het gezin naar Middelburg, waar blijkens artikelen in ‘De Vlissinger’ Mendels actief was in de sociale zorg voor de zwakkeren in de maatschappij. Het is een moeilijke tijd; de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog wegen zwaar in Zeeland. Weliswaar is Nederland neutraal, maar Zeeland beheerst de toegangspoort naar Antwerpen, onderzeeboten maken de handelsroute onveilig, veel grondstoffen zijn op de bon en daar komen nog eens de honderdduizenden vluchtelingen uit België bij…
… In het voorjaar van ’21 wordt Mendels benoemd in Leeuwarden. Kostbare geschenken in zilver en veel lovende woorden zijn hun deel. Op 6 mei 1921 kwam het gezin vanuit Middelburg naar Leeuwarden. Tien dagen later is de sjoel afgeladen vol en wordt Mendels geïnstalleerd door de Leeuwarder kerkenraad als secretaris, hoofdonderwijzer en 2e voorzanger. Veel lovende woorden van de pommeranten: ‘De rechte man op de rechte plaats.’ …
… Reeds voor de oorlog werden Mendels en rabbijn Levisson volledig in beslag genomen door het Duits-Joodse vluchtelingenprobleem. Vooral 1938 is een rampjaar voor de Duitse en Oostenrijkse Joden. De druk komt er vol op te staan; Nederland sluit de grenzen. Wanhopig proberen de Leeuwarder Joden hun familie hier naar Nederland te krijgen. Na de registratie in 1941 en de isolatie de herfst van ‘41 en het voorjaar van ‘42, begint de derde fase van het Joodse drama: de deportatie.
Op 20 augustus 1942 vertrok het eerste transport van Leeuwarder Joden naar Westerbork. In alle vroegte ging Samuel naar de synagoge waar hij, volgens Sal de Jong, met een ‘door snikken verstikte stem’ het eeuwenoude Hebreeuwse gebed ‘Tefillas Harderech’ uitspreekt. Een dergelijk gebed wordt door vrome Joden opgezegd als ze een gevaarlijke reis gaan ondernemen. Dat snikken was begrijpelijk, onder de vertrekkende waren zijn drie zonen: Abraham David, David Arthur en Arthur. De volgende morgen om 5 over half 7 moest men zich bepakt en bezakt melden bij het afrekenlokaal in de Beurs. Natuurlijk moet men de voor hen gereserveerde kaartjes zelf betalen.”
Hoewel bovenstaande tekst suggereert dat Samuel zelf niet mee moest naar kamp Westerbork, is het goed mogelijk dat ook hij opgepakt werd. Uit de gegevens van kamp Westerbork blijkt dat hij daar op 1 september 1942 ontslagen is. Dat was waarschijnlijk omdat hij een ‘Sperre’ had vanwege zijn functies als secretaris van de Joodse gemeente, directeur van de godsdienstschool (sinds 12-11-1925), plaatsvervangend opperrabbijn (sinds 12-05-1921) en vertegenwoordiger van de afdeling heffing (sinds 05-11-1941).
Abraham, David en Arthur werden een paar dagen later, op 24 augustus, op transport gesteld naar Auschwitz. Hun overlijdensdatum staat geregistreerd op 30 september 1942. Later werd uit de teruggevonden dodenadministratie van Auschwitz duidelijk dat Abraham en David beiden al op 5 september 1942 zijn omgekomen. Van de jongste, Arthur, is geen exacte(re) datum bekend. De jongens waren respectievelijk 22, 19 en 18 jaar oud.
Moeder Henriëtte had al een zwak gestel en niet lang na het verlies van haar zoons overleed ze. Dat was op 7 oktober 1942, ze was toen 55 jaar oud. Ze ligt begraven op het Joodse kerkhof aan de Spanjaardslaan in Leeuwarden.
Historisch Centrum Leeuwarden:
“December 1942 wordt een nieuwe lijst van Joden die dan nog in Leeuwarden zijn, aangelegd. Het zijn 185 namen, waaronder die van Mendels die nu plaatsvervangend opperrabbijn wordt genoemd. Die inventarisatie had slechts één doel: Leeuwarden moest zo snel mogelijk ‘Judenrein’ zijn. In zijn functie was Mendels lid van de Joodse Raad in Leeuwarden en had een Sperre, uitgegeven door de Zentralstelle für jüdische Auswanderung – Amsterdam. Maar nu alle Joden Leeuwarden moesten verlaten, was die Sperre niets meer waard. Op 23 maart 1943 vertrekt Samuel met zijn jongste dochter Rozalie en zijn schoonmoeder Jetjen Jacobson-Wertheim, naar Amsterdam."
Samuel, Rozalie en Jetjen gingen wonen aan de Vaalrivierstraat 4 in Amsterdam. Ze hebben daar niet lang gewoond, één voor één moesten ze vertrekken naar kamp Westerbork.
Jetjen Jacobson-Wertheim was de eerste. Zij kwam op 10 april 1943 aan en werd geplaatst in barak 69. Ze werd tien dagen later naar Sobibor getransporteerd, waar ze op 23 april 1943 werd vermoord. Jetjen Jacobson-Wertheim werd 87 jaar.
Rozalie kwam op 25 mei 1943 aan in kamp Westerbork. Zij werd geplaatst in barak 63. Haar transport naar Sobibor was op 1 juni 1943. Rozalie Mendels werd op 4 juni 1943 vermoord. Ze was toen 17 jaar.
Bij de grote razzia van 20 juni 1943 werd Samuel Mendels opgepakt. Met een paar duizend Amsterdammers is hij naar Westerbork vervoerd. Samuel Mendels kwam terecht in barak 93. Hij deed tevergeefs een verzoek om een Palestinacertificaat te verkrijgen.
Het artikel in het Reformatorisch Dagblad gaat verder:
“Precies een maand later, op 20 juli 1943, ging hij opnieuw op transport, nu naar Sobibor.
Philip Mechanicus schrijft in ‘In depot’, zijn dagboek uit Westerbork, over die dag: ‘Het was waarschijnlijk psychisch gesproken wel het ellendigste transport ooit van Westerbork naar het oosten. Onder de mensen bevonden zich zo goed als alle leraren die op Westerbork lesgaven. Het was verschrikkelijk voor de vrome Joden omdat een aantal bekende Nederlandse rabbijnen in het transport opgenomen was.’
Als nr. 73 is leraar Samuel Mendels terug te vinden op een van de transportlijsten. Het was de laatste van de in totaal negentien transporten van Westerbork naar Sobibor. De trein vol angstige mensen, opgepropt in vrachtwagons, deed er drie dagen over om de eindbestemming te bereiken. Op vrijdag 23 juli reed deze laatste Nederlandse Sobibortrein het vernietigingskamp binnen. Samuel Mendels moest samen met 2208 lotgenoten zijn bagage afgeven, zich uitkleden en naakt via de Himmelfahrtstrasse naar de gaskamers lopen. Korte tijd later zou hij door de uitlaatgassen van een benzinemotor stikken, om vervolgens te worden gecremeerd op een brandstapel. Niemand van de mannen, vrouwen en kinderen van dit negentiende transport heeft het vernietigingskamp overleefd.”
Samuel David Mendels werd op 23 juli 1943 in Sobibor vermoord. Hij was 57 jaar.
Naast de drie zonen Abraham, David en Arthur en dochter Rozalie overleefde ook het oudste kind Catharina de oorlog niet. Zij had, vanwege haar werk als kookster in het Oudeliedengesticht een Sperre, maar werd toch opgepakt en naar kamp Westerbork gebracht. Daar kwam ze op 27 februari 1943 aan en werd geplaatst in barak 69. Haar transport naar Sobibor was op 10 maart 1943.
Catharina Jetje Mendels werd omgebracht op 13 maart 1943. Ze was 30 jaar oud.
Van het gezin Mendels overleefde alleen de tweede dochter Jetje de oorlog.