Ruth Weile

Ruth, die 10 jaar oud was, vertrok eind 1938 met het kindertransport naar Nederland. Ouders of begeleiders kregen een vertrekdatum te horen en reisinstructies. De jongeren mochten slechts een kleine koffer meenemen en niet meer dan tien mark en geen afscheid nemen op het station.

Foto links: Ruth in Haren 1940, 12 jaar oud. 

Ruth Weile

Voornaam
Ruth Marion
Achternaam
Weile
Geboortedatum
25 juni 1928
Geboorteplaats
Magdeburg
Sterfdatum
10 september 1943
Sterfplaats
Auschwitz

Ruth Marion Weile werd geboren in Magdeburg in Duitsland op 25 juni 1928. Zij was het enige kind van Sally Weile (Schlochau, 15 juni 1886) en Helene Löwenstein (Schönebeck, 7 juli 1890). Sally Weile was een koopman in Schönebeck, een dorp in de buurt van Magdeburg. Ze woonden aan de Kirotstrasse 2 in Schönebeck. Sally Weile werd in 1938 gevangengezet in kamp Buchenwald. Na de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938, waarbij in heel Duitsland Joods bezit werd vernield, synagogen en scholen in brand gestoken en 96 Joden werden vermoord, wilde Helene met Ruth vluchten, maar dat was niet meer mogelijk: vrijwel alle landen die veilig waren hadden hun grenzen gesloten.

Voor kinderen werd echter een uitzondering gemaakt.

Vijf dagen na de Kristallnacht pleitte een delegatie van leiders uit onder andere de Joodse en Quaker-gemeenschap bij de Britse premier Neville Chamberlain om de opvang van Joodse kinderen toe te staan. Zij gingen ervanuit dat vijfduizend kinderen een realistisch doel was. Dat doel werd verhoogd tot vijftienduizend toen de Colonial Office een aanvraag van de Joodse gemeenschap in Palestina afwees om daar tienduizend kinderen te mogen opvangen.

In Duitsland waren vrijwilligers druk bezig met de vraag wie als eerste het land zouden moeten verlaten. Voorrang werd gegeven aan Poolse kinderen voor wie deportatie dreigde, kinderen in Joodse weeshuizen, kinderen met een ouder in een concentratiekamp, zoals Ruth, en kinderen in zwaar verarmde gezinnen. Ouders of begeleiders kregen een vertrekdatum te horen en reisinstructies. De jongeren mochten slechts een kleine koffer meenemen en niet meer dan tien mark en geen afscheid nemen op het station. De meeste kinderen vertrokken eerst per trein via België naar Nederland. Diegenen die doorreisden naar Engeland namen doorgaans de boot vanuit Hoek van Holland.

Herinnering aan het kindertransport. Hoek van Holland (wikipedia.nl)

Ruth, die 10 jaar oud was, vertrok eind 1938 naar Nederland, en reisde niet verder naar Engeland, waarschijnlijk omdat ze familie in Nederland had wonen. Dat was de zus van haar moeder, Lucie Zuckerberg Löwenstein (Schönebeck, 19 maart 1893), die met haar man Berthold Zuckerberg (Kalbe, 7 oktober 1884) en hun dochter Lore (Kalbe, 3 juli 1924) al in 1934 uit Duitsland naar Nederland waren gekomen en in Amsterdam woonden.

Ruth kwam op 12 december 1938 terecht in Huize Cromvliet in Rijswijk, waar de eerste Joodse vluchtelingenkinderen werden opgevangen. In september 1939 verlieten de laatste kinderen dit huis; zij werden opgevangen in Huis ten Vijver.

Huize Cromvliet, Rijswijk (bron: www.dokin.nl)

Ruth in het midden met Pepi en Fella Weinbach,
Huize Cromvliet
juni 1939 (bron: www.dokin.nl)

Vanaf 1 juli 1939 verbleef Ruth in het Quarantaine centrum aan de Zeeburgerdijk 321 in Amsterdam. In de zomer van 1939 waren daar veel vluchtelingenkinderen opgenomen met difterie. Waarschijnlijk was ook Ruth besmet, want eind juli 1939 was ze opgenomen in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam.

bron: www.dokin.nl

Uit bovenstaand document leren we dat oom en tante Zuckerberg toestemming hadden gevraagd aan Het Kindercomité van de organisatie Hulp aan buitenlandse kinderen, om Ruth in hun gezin op te nemen. Die toestemming kwam inderdaad, van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, maar slechts voor 14 dagen. Er was een onderzoek geweest naar de leefomstandigheden van het gezin Zuckerberg, en hoewel het zedelijk peil van het gezin zodanig was dat de verzorging van het kind aan hen kon worden toevertrouwd, en ze zich niet met politiek bemoeiden, gezagsgetrouw en niet extremistisch waren, vond men dat het inkomen dermate gering en de huisvesting zodanig onvoldoende was dat Ruth daar niet voor lange tijd kon wonen. Het huis aan de Borssenburgstraat 15, met beneden de strijkinrichting die het echtpaar Zuckerberg runde, en boven het woonhuis met slechts twee slaapkamers, werd te klein bevonden. Er woonde ook nog een andere zus van Ruths moeder, Gertrud Löwenstein, waardoor dochter Lore in de woonkamer moest slapen, wat Ruth dan ook zou moeten doen.

Toestemming voor verblijf bij ook en tante voor 14 dagen.
(www.dokin.nl)

Na een maand bij haar oom en tante te hebben gewoond ging Ruth op 1 september 1939 naar Huis ten Vijver aan de Dwarsweg 3 in Scheveningen.

Huis ten Vijver, Den Haag (www.dokin.nl)

De familie Kröller-Möller had van 1902 tot 1916 in dit huis gewoond en in 1921 was het gekocht door Sigismundo Edelstein, een graanhandelaar in Den Haag en Buenos Aires, die het huis tot 1943 in bezit had. In mei 1939 werd het huis aan het Ministerie van Binnenlandse zaken, dat verantwoordelijk was voor de opvang van vluchtelingenkinderen, kosteloos aangeboden door een zakenpartner van Edelstein voor de opvang van kinderen. Omdat het huis al 20 jaar had leeggestaan, moest het eerst worden verbouwd en werd er verwarming in aangelegd en zo konden in september 1939 de eerste kinderen er worden gehuisvest. De jongens sliepen in het koetshuis, de meisjes in het grote huis. Het koshere eten kwam uit een ziekenhuis in Den Haag. In mei 1940, kort na de Duitse inval, besloten de Nazi’s dat de kinderen geëvacueerd moesten worden uit dit huis, omdat het te dicht bij de kust lag en de Duitsers niet gehinderd wilden worden in hun verdediging mochten de geallieerden een landingspoging in dit gebied willen doen. In 1943 werd de villa afgebroken om de bouw van de Atlantikwall mogelijk te maken.

Ruth woonde er niet lang, maar ze was er wel in oktober 1939 toen deze foto werd gemaakt, en op grond van de gelijkenis met andere foto’s van Ruth mogen we aannemen dat zij het meisje helemaal rechts op de tweede rij van voren is.


De kinderen van Huis ten Vijver. Foto genomen in oktober 1939(www.dokin.nl).

Eind oktober 1939 kwam het bericht van het Ministerie dat Ruth ondergebracht zou worden bij het gezin Van Der Lijn in Groningen per 30 oktober 1939. Het gaat hier om Leon van der Lijn en Line van der Lijn Lorjé, die met hun twee kinderen, Elise en Carolus, woonden in de J.A. Feithstraat 30 in Groningen.

bron: www.dokin.nl

Op 2 april 1941 verhuisden de Van der Lijns naar Haren, naar de Poorthofsweg 26. Ruth ging in Haren naar de lagere school aan de Kerkstraat. Alie ten Hoor was een jaar of acht en woonde aan de Lokveenweg. De tuin grensde aan de tuin van Van der Lijn en ze hoorde Careltje en Lily van der Lijn daar wel eens kibbelen. Elke dag liep zij op weg naar de lagere school in de Kerkstraat langs hun huis aan de Poorthofsweg 26. Alie’s oudere zus Annie speelde wel eens met Ruth Weile. (Bron:  Van kwaad tot onvoorstelbaar erger - Wil Legemaat.)

Vanaf 1 juli 1942 was Line van der Lijn medewerkster van de Joodse Raad in Groningen. Haar werkzaamheden boden het gezin enige tijd bescherming tegen deportatie. In februari 1943 kwam daar abrupt een einde aan toen er in Eelde bij de arrestatie van enkele ondergedoken Joden een SD’er werd neergeschoten door een Joodse onderduiker. Kort daarna kwam de order dat alle in de omgeving nog aanwezige Joden, gesperrt of niet, direct naar Amsterdam moesten vertrekken. Door de laatste Joden in de hoofdstad te concentreren, was het gemakkelijker hen weg te voeren, kan de redenering zijn geweest.

Ruth vertrok tien dagen eerder dan de familie Van Der Lijn. Op 9 februari 1943 reisde zij naar Amsterdam, waar ze onderdak vond in de Retiefstraat 36 III en 18. Op 25 mei 1943 werd Ruth bij een razzia in Amsterdam opgepakt en naar Westerbork gebracht. Op 7 september 1943 werd zij net als een groot aantal weeskinderen zonder geleide op transport gesteld (bron: Philip Mechanicus, In Depot) naar Auschwitz waar ze aankwam op 10 september. Bij aankomst werd Ruth Marion Weile vergast; ze was 15 jaar.

De ouders van Ruth, Sally Weile en Helene Weile Löwenstein woonden eind 1941 in een speciaal Judenhaus, Kirchenstrasse 2 in Salzelmen, Schönebeck. Er is ook bewijs (arolsen-archives.org) dat Sally was geïnterneerd in Buchenwald, dus wat er precies met hem gebeurde is niet duidelijk. Een Judenhaus, ook wel ghettohaus genoemd, waren huizen waarin Joden gedwongen werden te wonen, zodat hun eigen huis vrijkwam voor anderen. Door Joden samen te drijven, zoals ook in ghetto’s gebeurde, had antisemitisme vrij spel. Sally en Helene staan beiden op een transportlijst naar Auschwitz, en werden daar beiden vermoord op 26 februari 1943 (yadvashem.org) Voor het gezin Weile, Sally, Helene en Ruth, liggen stolpersteine in Schönebeck.


Stolpersteine aan de Bahnhofstrasse 21 in Schönebeck

Berthold Zuckerberg, Lucie Zuckerberg Löwenstein en Lore Zuckerberg werden op 30 maart 1943 naar Westerbork gevoerd en op 13 april 1943 werden Berthold en Lucie naar Sobibor gedeporteerd waar ze op 16 april 1943 werden vergast. Lore overleefde de oorlog. Zij komt voor in het boek "Pursued", de herinneringen van Jutta Vera Schlamm. Lore en Jutta werden vriendinnen toen ze elkaar ontmoetten op de Zionistische club in 1939. Na de oorlog en een verblijf in Bergen-Belsen, vond Jutta Lore terug via het Rode Kruis. Lore was in Auschwitz geweest en heeft overleefd omdat ze kon werken. Voor Philips, aldus Jutta Schlamm. Na de oorlog is Lore naar Israël vertrokken en daar getrouwd. De vriendinnen ontmoetten elkaar daar nog een keer in 1959.

De tante die ook in Amsterdam woonde, Gertrud Löwenstein, die weduwe was van M.M. Magnus, werd vermoord in Sobibor op 23 juli 1943.

De familie Van der Lijn vertrok op 19 februari 1943, 5 weken na de geboorte van hun derde kind Felicie, naar de Pres. Brandtstraat 3III in Amsterdam. Op 29 september 1943 werd het gezin naar Westerbork gevoerd, waar Line waarschijnlijk ook voor de Joodse Raad werkte. Uiteindelijk werd het hele gezin naar Auschwitz gedeporteerd op 8 februari 1944, waar Line en de kinderen, Elise 8 jaar, Careltje 6 jaar en Felicie 13 maanden, bij aankomst op 11 februari 1944 werden vergast. Of Leon direct bij aankomst is vermoord of nog langer heeft geleefd in Auschwitz is niet duidelijk. In ieder geval is ook hij niet teruggekomen.

Op het adres Poorthofsweg 26 in Haren zijn stolpersteine gelegd voor de familie Van Der Lijn en voor Ruth Marion Weile.

Struikelstenen in Haren

Een week na Ruths vertrek uit Haren en twee dagen voor het vertrek van de familie Van Der Lijn, kwam Leon van der Lijn bij de familie Ten Hoor aan de Lokveenweg. Hij bracht daar het fotoalbum met familiefoto’s dat Ruth uit Duitsland had meegebracht, en haar fietsje. Of de familie Ten Hoor het fietsje wilde kopen en het fotoalbum bewaren voor Ruth, zodat zij het kon komen halen als zij terugkwam. Het fotoalbum bevatte kiekjes uit Ruths kinderjaren in Duitsland. Opmerkelijk waren de lege plekken en het ontbreken van foto’s van haar moeder, terwijl er veel foto’s van Ruth met haar vader in het album zaten. Zou Ruth de foto’s van haar moeder hebben meegenomen naar Amsterdam? Toen Ruth niet terugkwam gaf vader Ten Hoor het album aan zijn dochter Annie, die met Ruth gespeeld had in de oorlogsjaren. Zo verhuisde het album met Annie mee naar Amerika. Annies zus, Alie Wind – Ten Hoor heeft veel onderzoek gedaan naar de familie Van Der Lijn en naar Ruth. Het album wordt door Alie bewaard. (Bron: Van kwaad tot onvoorstelbaar erger - Wil Legemaat)

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.