Ruth Nußbaum komt op 11 april 1928 ter wereld in Emden als het derde kind van Jacob Nußbaum en Marianne Weinberg. Ruths oudere zussen worden ook in Emden geboren, Gustel op 19 september 1923 en Sophie op 12 februari 1925. Begin oktober 1942 wordt broertje Uri in Berlijn geboren. Ruth is vijf jaar oud wanneer de Nazi’s in 1933 veel lawaai maken voor vaders winkel en stenen tegen de ramen gooien. Haar oma onderneemt een poging tot zelfmoord, omdat buurman Schmidt bij de politie heeft verteld, dat oma kwaad over Hitler zou hebben gesproken. Ruth en Gustel bezoeken oma elke dag in het ziekenhuis en brengen haar koosjer eten. De familie Nußbaum verhuist naar de straat An der Schlichte, om buurman Schmidt en de Nazi-optochten niet meer te hoeven zien. Dagenlang helpen de drie zussen bij het verhuizen. Met de poppenwagen en hun schooltassen brengen ze de levensmiddelen naar nieuwe winkel.
Ruth Nußbaum
- Voornaam
- Ruth
- Achternaam
- Nußbaum
- Geboortedatum
- 10 april 1928
- Geboorteplaats
- Emden
- Sterfdatum
- 08 oktober 1942
- Sterfplaats
- Auschwitz
Als Ruth zeven jaar oud is, krijgt ze de poppenwagen van Sophie. Nu kan Ruth Sophie helpen boodschappen voor vaders winkel te doen. Sophie zegt: 'Papa heeft ons nu allen nodig, wij verdienen te weinig geld. Maar laat aan niemand zien wat je doet.' Ruth pakt de papieren zakjes en pakjes onder de pop en de kussens en brengt ze naar vaders klanten. Alles moet in het geheim via de achterdeur gebeuren. Op een keer staat een kennis aan de Kettenbrücke en zegt: 'Wat is je pop dik geworden, laat eens zien!' Ruth neemt verschrikt de benen en de kennis kijkt haar verwonderd na.
In de nacht van 9 op 10 november 1938 wordt er weinig geslapen. De nazi's roepen op straat: 'Joden eruit', gooien stenen door de ruiten, slaan de voordeur stuk, dringen de woonkamer binnen en laten de grote ruit van de vestibuledeur versplinteren. Ze willen dat vader, moeder, oma, Gustel en Sophie naar buiten gaan: 'Jodentuig - naar de Neutorschool gaan jullie, begrepen? Snel!' Ruth staat met blote voeten en in nachtjapon aan de deur. Eén van de mannen wil haar door de glasscherven heen naar buiten duwen. 'Neen!' roept vader, hij kent die man. 'Dat doe jij niet!' Vader is bleek van woede, maar hij beheerst zich en helpt Ruth om haar mantel en schoenen aan te trekken. Samen met andere Joodse families zien ze op weg naar de Neutorschool de synagoge in vlammen opgaan. Op 26 januari 1939 staat vader op het station van Emden. Hij neemt afscheid van zijn kinderen die met hun moeder in de trein zitten. Moeder zal tot de Nederlandse grens meereizen. 'Een nieuwe jaar - een nieuw leven. Alles wordt beter in 1939,' zegt vader. Maar ondertussen lopen de tranen over zijn wangen wanneer hij Ruth voor de laatste keer door het treinraam een handje geeft. Nog nooit hebben de kinderen hun vader zien huilen. Over de grens zullen de drie meisjes alleen verder reizen. 'In Nederland zijn jullie veilig. Jullie zullen het goed hebben in het kindertehuis', vertelt moeder aan haar dochters. De meisjes zijn vol vertrouwen, ze beloven alle adviezen van moeder in acht te nemen. Gustel en Sophie zullen goed op Ruth passen: 'Wij blijven bij elkaar'.
Eén van de mannen wil haar door de glasscherven heen naar buiten duwen. 'Neen!' roept vader, hij kent die man. 'Dat doe jij niet!'
Gustel, Sophie en Ruth komen in het kindertehuis in Driebergen terecht. Omdat Gustel en Sophie ouder zijn dan 14 kunnen ze naar een opleidingscentrum van de Jeugd-alijah gaan waar ze worden voorbereid op emigratie naar Palestina. Ruth kan terecht bij de familie Van Creveld in Utrecht, die graag een pleegkind in hun gezin willen opnemen. Gustel en Sophie zijn enthousiast. Op 17 juli, de verjaardag van oma, bellen de meisjes met hun ouders en met oma. Vader en moeder stemmen in met de plannen van hun dochters. 'Waar ter wereld zullen wij onze kinderen ooit terugvinden,' verzucht vader.
Vanwege staatspolitieke redenen moeten Ruths ouders vertrekken uit Emden. In 1941 worden ze, net als vele duizenden andere Joden uit Noord-Duitsland ingekwartierd bij een Joodse familie in Berlijn. Wekenlang ontvangen ze geen brieven meer van hun dochters. In september 1942 komt er wel weer een brief van Ruth: 'Ik ga nu naar de middelbare school en ik leer altijd vlijtig. Nederlands kan ik al vloeiend,' zo schrijft Ruth. Ze is een aangenaam pleegkind, volgzaam en vriendelijk. Ze helpt in de huishouding en speelt met de kleine Bep, wanneer moeder en vader beneden in de slagerij werken.
Ruth klaagt nooit en verlangt niets. Ze verbergt haar treurigheid en haar heimwee totdat de telefoon weer gaat en Gustel en Sophie zich melden. Zij hebben inmiddels bij Jan de Jong, die als mechanicus bij de Post werkt, een nieuwe schuilplaats gevonden. Jan kan er door zijn functie voor zorgen dat de meisjes niet worden afgeluisterd. 'Ruthje, luister eens!' De stem van Sophie klinkt ernstiger dan anders. 'Jan komt je binnenkort ophalen. Jij moet ook onderduiken. Pak je spullen, zusje.’ En als laatste heeft Sophie nog een nieuwtje: ‘Onze mammie krijgt snel een baby.' Als we weer samen zijn, denken we na over een naam voor het kind.'
Begin oktober 1942 gaat Jan de Jong met de trein naar Utrecht. Hij loopt naar het huis van de familie Van Creveld aan de Amsterdamsestraatweg waar hij zal wachten tot Ruth naar buiten komt. Ze zal met hem meegaan, terug naar Doorn. Wanneer hij de slagerswinkel bereikt, dan ziet hij dat er meubels naar buiten worden gedragen. Buren staan te kijken. 'Ze halen de woning leeg,’ hoort Jan. ‘De Joden hebben ze gisteren al opgepakt.' Op het station in Doorn wachten Gustel en Sophie. Jan weet niet, hoe hij hen dit moet vertellen.
Met de familie Van Creveld gaat Ruth al vrij snel na aankomst in kamp Westerbork op transport. Een tante van Ruth die ook in het kamp is, probeert Ruth nog vrij te stellen van transport, maar dat wil ze niet. ‘Ik ga met de familie Van Creveld op transport. Misschien zal ik papa en mama ergens terugzien, en onze baby.' - Met ongeveer tweeduizend andere mensen gaat Ruth op 5 oktober in de trein naar Auschwitz. Direct na aankomst wordt ze vermoord. Haar sterfdatum is 8 oktober 1942. Ook haar ouders en broertje worden vermoord. Gustel en Sophie overleven.