Roosje Slösser is geboren op 20 maart 1939 in Amsterdam. Ze was de dochter van Jacob Slösser (1903- Sobibor 1943) en Gracia Slösser-Sealtiel (1916- Sobibor 1943). Roosjes jongere zusje Susanna werd geboren op 5 december 1940.
In het gezin woonden waarschijnlijk ook de twee oudste kinderen van Jacob uit zijn eerste huwelijk: Isaac (geboren op 10 juni 1931) en zijn jongere broer Mozes (geboren op 18 augustus 1934).

Roosje Slösser

Roosjes vaders eerste huwelijk werd gesloten op 22 januari 1931. Zijn toenmalige vrouw was Vrouwtje Bierman (1911- Sobibor 1943). Dit huwelijk hield geen stand, het werd ontbonden op 20 juli 1937 in Amsterdam.

Jacob hertrouwde op 14 december 1937 in Amsterdam met Gracia Sealtiel. Gracia is geboren op 22 maart 1916 in Amsterdam. Zij was de moeder van de meisjes. Het gezin woonde aan de Hoendiepstraat 18 in Amsterdam.
Vrouwtje Bierman hertrouwde op 1 maart 1939 met Josef Karl Goedhardt (1910- Sobibor 1943).

Het valt aan te nemen dat de twee zonen uit Jacobs eerste huwelijk bij hun vaders nieuwe gezin gebleven zijn. Op 10 juni 1943 kwamen Jacob en Gracia met de vier kinderen aan in kamp Vught.

Op 3 juli 1943 moesten ze van Vught naar kamp Westerbork. Ze werden ondergebracht in barak 67. Dit was een strafbarak. Waarschijnlijk had het gezin ondergedoken gezeten.
Met hetzelfde transport uit Vught kwamen ook Jacobs eerste vrouw Vrouwtje Goedhardt-Bierman en haar man Josef Karl Goedhardt aan. Deze twee mensen werden op 6 juli op transport gesteld naar Sobibor, waar ze op 9 juli 1943 werden vermoord.

Het transport van Jacob en Gracia Slösser-Sealtiel en hun vier kinderen volgde op 13 juli 1943. Hun trein ging ook naar Sobibor. Daar werden ze op 16 juli 1943 alle zes omgebracht.
Jacob Slösser was 40 jaar, Gracia Slösser-Sealtiel was 27 jaar. Zoon Isaac was 12, zijn broertje Mozes 8. Dochter Roosje was 4 jaar en Susanna was 2 jaar oud.