Op 26 juli 1942 lazen Rooms-Katholieke geestelijken op verzoek van de toenmalige aartsbisschop De Jong in de kerken een herderlijke brief voor met een protest tegen de voorgenomen deportatie van tienduizenden Joden. In de brief stond:
'De wetenschap dat deze maatregelen tegen het diepste zedelijk besef van het Nederlandse volk strijden en bovenal het indruisen van deze maatregelen tegen hetgeen van Godswege als eis van gerechtigheid en barmhartigheid gesteld wordt, nopen de kerken tot u (Seyss-Inquart, rijkscommissaris in bezet Nederland) de dwingende bede te richten aan deze maatregelen geen uitvoering te geven.'
Deze openlijke veroordeling leidde een week later tot represailles van de bezetters. De Duitsers pakten 213 katholiek gedoopte Joden op. Van hen werden er 44 na korte tijd weer vrijgelaten, de rest werd gedeporteerd. Onder hen was ook Resi Therese Bock, tezamen met haar moeder Hermine en haar twee zusters Edith en Leni.
Resi Thérèse Bock, Zuster Charitas
- Voornaam
- Resi Thérèse, Zuster Charitas
- Achternaam
- Bock
- Geboortedatum
- 13 juni 1909
- Geboorteplaats
- Wenen
- Sterfdatum
- 30 september 1942
- Sterfplaats
- Auschwitz
Thérèse (Resi) Bock werd op 13 juni 1909 in Wenen geboren, als tweede dochter van Hermine (Hermi) Grünbaum en de Tsjechische Samuel Bock, een advocaat. Haar oudere zus heette Edith, haar jongere zusje Helene (Leni). Het huwelijk van de ouders was niet gelukkig. Er volgde een echtscheiding, en de kinderen herinnerden zich later weinig of niets meer van hun vader.
Mevrouw Grünbaum kwam in 1920 naar Nederland. De drie dochters volgden in 1922. Op 29 augustus van dat jaar werden moeder en dochters gedoopt in de parochiekerk van St. Elisabeth in Rotterdam en opgenomen in de katholieke kerk. Resi kreeg de doopnamen Thérèse Christina Maria Clementina. Na het tweede huwelijk van hun moeder met de Nederlander Willem van Merkelbach van Enkhuizen verhuisden Resi en haar zus Leni naar het internaat van de zusters van het Heilig Hart in Moerdijk, waar Resi met haar opleiding aan de kweekschool begon. Ze was volgens de toenmalige directrice een stil en ernstig meisje, dat meer nadacht dan sprak. Resi omschreef zelf haar uiterlijk als van middelmatige grootte, ovaal gezicht, zwart haar en grijze ogen.
Resi onderbrak haar opleiding aan de kweekschool om op 17 februari 1927 toe te treden in het klooster in Moerdijk. Na haar jaar als novice legde ze haar eerste geloften af en hervatte haar kweekschoolopleiding. Ze haalde in juni 1929 haar akte en ze kreeg een aanstelling aan de lagere school in Hazerswoude-Rijndijk. Ze verhuisde hiervoor naar het St. Liduinaklooster van de Zusters van het Heilig Hart in dezelfde plaats. Ze droeg inmiddels de kloosternaam Zuster Charitas. Op 15 augustus 1931 legde ze haar definitieve geloften af.
Op haar herdenkingskaart begon ze haar tekst met: ‘Jezus Christus als voorbeeld, Maria als steun en dan niets, niets als liefde en opoffering…’
‘Jezus Christus als voorbeeld, Maria als steun en dan niets, niets als liefde en opoffering…’
Ze voerde in die tijd een drukke correspondentie met haar zus Edith, die in Rotterdam eveneens onderwijzeres was, en met de broer van haar stiefvader, die kapelaan was in Steenwijk. In 1940 raakte Resi, als gevolg van anti-Joodse maatregelen, haar baan als onderwijzeres kwijt en ze keerde noodgedwongen terug naar Moerdijk. Daar werd ze portier en hielp ze in de zorg voor de kostschoolleerlingen van het klooster. Haar zussen Edith en Leni woonden thuis bij hun moeder en stiefvader aan de de Katendrechtse Lagedijk 231A in Rotterdam.
Eind november 1941 werden zij en haar zussen stateloos verklaard. Moeder Hermine behield de Nederlandse nationaliteit door haar huwelijk met haar Nederlandse man.
Op 2 augustus 1942 werd Resi als reactie op de protestbrief van de bisschoppen in het klooster in Moerdijk gearresteerd en via Breda naar kamp Amersfoort overgebracht. Daar volgde een hereniging met haar moeder en zusjes, die op dezelfde dag, vanwege dezelfde maatregel, uit Rotterdam waren weggevoerd. De drie zussen werden op 4 augustus naar kamp Westerbork vervoerd. Moeder Hermine bleef nog ruim een week achter in kamp Amersfoort.
Resi stuurde twee telegrammen naar de kloosterzusters van Moerdijk, ze vroeg hulp: voedsel, kleren, schoenen en medicijnen. Ze noemde haar adres: barak 36, kamer 4. Ze schreef ook de woorden: ‘Hier is men een nummer.’ Twee kloosterzusters reisden naar kamp Westerbork. Aan het eind van de dag op 5 augustus hadden ze een korte ontmoeting met Resi en haar zussen. Op 6 augustus hadden ze meer tijd. De zusters zouden later opmerken dat Edith en Resi: ‘Sterk waren en een bemoediging voor velen die hulp nodig hadden.’ Ze hadden gezien dat de jongste zus Leni erg bedroefd was.
Heel vroeg in de morgen van 7 augustus moesten de gezusters Bock, tezamen met alle andere opgepakte katholieke Joden, lopen naar het station in Hooghalen. Daar vertrok hun transport naar Auschwitz. Ook de Joods-Duitse filosofe en in 1998 heiligverklaarde karmelietes Edith Stein zat in dit transport. De sterfdatum van Resi, Edith en Leni is vastgesteld op 30 september 1942.
Moeder Hermine Merkelbach van Enkhuizen-Grünbaum werd in kamp Amersfoort nog meerdere keren bezocht door haar man. Zij kwam op 15 augustus aan in kamp Westerbork en ging op 17 augustus op transport naar Auschwitz, waar zij op 19 augustus werd vermoord.