De familie Frankforter-Meijer woonde aan de Langestraat 94 in Winschoten. Het gezin bestond uit vader Abraham Aron (Arnold) Frankforter, Hilda Frankforter-Meijer en hun dochters Olga en Johanna.
Bij het uitbreken van de oorlog woonden er ongeveer vijfhonderd Joden in Winschoten en omgeving. Uiteindelijk hebben slechts 46 van hen de Tweede Wereldoorlog overleefd. Niemand van de familie Frankforter was daarbij. Zij werden begin oktober 1942 tijdens een razzia opgepakt en kwamen in kamp Westerbork terecht. Vele jaren later, in 2001, werd door de zoon en schoondochter van het dienstmeisje van de familie Frankforter, genaamd Harmke Zoutman, verteld hoe deze niet-Joodse Harmke tijdens deze razzia ook opgepakt werd en op de trein naar Duitsland is gezet. Ze werd op tijd uit die trein gehaald. In 2020 deden de zoon en schoondochter nogmaals hun verhaal. Dit relaas is verderop te lezen.
De Langestraat in Winschoten
Foto links: Joods Monument te Winschoten
Abraham Aron (Arnold) Frankforter
- Voornaam
- Abraham Aron (Arnold)
- Achternaam
- Frankforter
- Geboortedatum
- 27 december 1900
- Geboorteplaats
- Beerta
- Sterfdatum
- 21 mei 1943
- Sterfplaats
- Sobibor
Abraham Aron (Arnold) Frankforter is geboren op 27 december 1900 in Beerta. Hij was de zoon van Benjamin Frankforter (1856-1936) en Olga Frankforter-Mendelsohn (1873- Auschwitz 1942). Arnold had een jongere zus Rosalie (Resie (1910-Auschwitz 1942).
Hilda Frankforter-Meijer is geboren op 17 oktober 1903 in Finsterwolde. Ze was de dochter van Levie Meijer (1864-1940) en Johanna Meijer-Rosenberg (1864- Auschwitz 1942).
Arnold en Hilda trouwden op 7 september 1928 in Finsterwolde.
Hun oudste dochter Olga is geboren op 5 juni 1929. Johanna volgde op 27 februari 1934. Beide kinderen kwamen in Winschoten ter wereld.
De familie had op de Langestraat 94 hun manufacturenwinkel. Eerst onder de naam B. Frankforter & Zoon, in 1931 nam Abraham de zaak over.
9 april 1931
Olga en Johanna gingen waarschijnlijk naar de Joodse school in de Bosstraat in Winschoten. Gedurende de Duitse bezetting werd de maatregel ingevoerd dat Joodse kinderen alleen nog maar op Joodse scholen les mochten krijgen. In Winschoten werden eind september een regionale Joodse kleuterschool, een lagere school en een ULO opgericht. Deze regiofunctie was voor Winschoten, Oude Pekela en Nieuwe Pekela. De scholen bleven tot februari 1943 functioneren.
Olga Frankforter. Foto: privé-collectie
In 1942 stonden ook de twee oma’s van de meisjes ingeschreven op het adres Langestraat 94: Olga Frankforter-Mendelsohn en Johanna Meijer-Rosenberg. Ook Abrahams zuster en haar gezin hadden hun toevlucht tot dit adres genomen, dat waren Benjamin en Rosalie (Resie) Braaf-Frankforter en hun dochters Fokkelina en Johanna. Zij woonden daarvoor op de Blijhamsterweg 26 in Winschoten. Ook zij kwamen allen om in de oorlog.
Vele jaren later vertelt de zoon van het dienstmeisje Harmke Zoutman haar bijzondere verhaal: Harmke is na haar schoolopleiding bij de familie Frankforter gaan werken. In december 1940 werd het aan Joden verboden om huishoudelijk personeel in dienst te hebben. Harmke bleef ondanks dit verbod toch bij de familie Frankforter komen. Ze was geregeld in de Langestraat aanwezig, bijvoorbeeld op Sabbat, de dag dat het voor religieuze Joden verboden is om te werken. Dan stak zij de kachel aan of bracht pakjes rond.
Persoonsbewijs Harmke Zoutman. Foto privé-collectie.
Het transport van het gezin Frankforter naar Sobibor vond plaats op 18 mei 1943. Een transport van 2511 personen. Niemand van dit transport zou overleven.
Beste allen
Wij zijn heden vertrokken het grote onbekende tegemoet. Nogmaals duizendmaal dank voor wat jij Appie voor ons hebt gedaan. Hopen dat het Algoede jullie mag sparen en dat wij spoedig weer tezamen mogen zijn. Of het ooit weer komt? Moed zullen we houden en flink blijven. Dag Hilda
In oktober 1942 werd er een grote razzia gehouden in Winschoten. De Joden werden verzameld op het Burgemeester Schönfeldplein. Onder begeleiding van landwachters werden ze dan naar een gymzaal gebracht en van daaruit naar kamp Westerbork vervoerd.
De dreiging om opgepakt te worden was er ook bij de familie Frankforter. Ze hadden hun koffers klaarstaan, zou Harmke later verklaren. Ze had het gezin Frankorter verteld dat zij een familie wist waar ze konden onderduiken, maar dat hadden ze geweigerd: ‘Ze wilden bij elkaar blijven.’
Harmke was aanwezig in het gezin toen deze razzia plaatsvond, ze was toen 20 jaar. Arnold Frankforter zei tegen haar dat ze naar huis moest, door het verbod voor haar om aanwezig te zijn in het huis van Joden liep ze de kans om ook opgepakt te worden als de bezetter kwam. Het was verschrikkelijk slecht weer, Arnold gaf haar een jas, zodat ze droog en warm bleef als ze naar huis fietste. Ze dachten niet na over de Jodenster op deze jas. Harmke is vertrokken, ze is omgefietst en niet door de Langestraat gegaan.
Ze werd opgepakt, ondanks haar verweer dat ze geen Joodse was. ‘Dat zeggen ze allemaal!’ was het antwoord dat ze kreeg. Ook zij moest naar de gymnastiekzaal waar de Joden verzameld werden. En van daaruit door naar kamp Westerbork.
Aan haar ouders had Harmke niet verteld dat ze naar de familie Frankforter ging, ze gebruikte de catechisatie als alibi. Alleen haar zus wist waar ze werkelijk heen was. Toen ze niet thuiskwam ging haar vader op zoek naar zijn dochter. Hij vond haar niet. Hij hoorde dat ze opgepakt was en ging naar kamp Westerbork. Ook daar vond hij haar niet…
Op vrijdag 2 en op maandag 5 oktober 1942 vertrokken treinen uit kamp Westerbork naar Auschwitz. Harmke moet in een van deze twee transporten gezeten hebben. Ze staat echter niet op de transportlijst. Harmke vertelde later dat ze op een gegeven moment uit de trein gehaald is. Ze liep terug langs het spoor, in de richting waar ze vandaan kwam. Onderweg vond ze briefjes die uit de trein gegooid waren. Harmke heeft die briefjes bewaard en later, samen met de Jodenster, achterin een schilderijlijst bewaard.
Op een gegeven moment splitste de rails zich. Harmke heeft toen ‘de verkeerde afslag’ genomen en kwam in Emden uit.
In Emden werd ze opgevangen door Maria Pobisch-Waalkens. Bij Maria is ze waarschijnlijk een paar dagen geweest om bij te komen. De broer van Maria, Geert Waalkens, heeft haar toen achterop zijn fiets naar Nederland gebracht. Geert bracht Harmke naar Scheemda en van daar werd ze het laatste stuk naar huis gebracht door Jans Vos. Hij kwam later nog eens bij Harmke thuis om te kijken hoe het met het meisje ging. Harmke en Jans zijn aan het einde van de oorlog getrouwd.
Net als zo velen werd ook het gezin Frankforter opgepakt en tussen 3 en 5 oktober kwamen ze aan in kamp Westerbork. Ze werden in barak 58 geplaatst. Arnold werd geregistreerd als landarbeider, het valt aan te nemen dat hij in het kamp dit werk gedaan heeft. En het is bekend dat Johanna geruime tijd in het ziekenhuis lag. Waarschijnlijk kon het gezin daardoor relatief lang in Westerbork blijven.
Na haar thuiskomst uit Duitsland is Harmke naar kamp Westerbork gefietst om te kijken of de familie Frankforter daar nog was. Dat was zo. Er ontstond een briefwisseling en Harmke verzond pakketjes naar de familie: zelfgebreide handschoentjes voor de meisjes, zeep. Olga schreef haar terug. In de brieven wordt Harmke steeds Appie genoemd.
Lieve Appie, Vrijdag
Hoe gaat het met jou. De handschoenen zijn zo mooi gebreid. Ze vonden allemaal zo mooi. We zijn in berak 35 maar in de andere lokaal. Is vaanmogen weer trein weggegaan. Liena gaat met ooma naar de W.C. Hoe is het met Jannie en de konijnen en de poes en kippen. Schrijf mij even terug. We gaan met Honger op bed nou dat jij ons een pakje gestuurd heeft nou niet meer.
En koude thee koffie. Iderdag kool rood de kool en Witte kool. Vanmiddag Witte kool. Vader gaat smogens 1 uur savons 5 uur. Wij liggen 2 beden 3 man. Ik doe goed slapen.
Moeder Hilda sluit het briefje af met:
Olga is nou naar vader. Toe schrijf heel heel gauw terug. Gegroet Appie, Jannie en jongens en je moeder, vader. Blijf gezond.
Ook moeder Hilda schreef geregeld aan de familie Zoutman. Haar grote behoefte aan contact met de buitenwereld blijkt hieruit:
Geachte familie Zoutman Westerbork 20 januari 1943
Vandaag weer schrijfdag en daar wij al van voor de kerstdagen niets van jullie gehoord hebben, maken wij ons erg ongerust. Hoe is het met jullie? Hopende gezond, hier ook. De kinderen gaan naar school, ik werk in de centrale keuken, aardappelen schillen. Ook van Liesbeth nog niets gehoord en hopend dat jullie ook gezond zijn. Geef hun de groeten, eveneens aan alle andere kennissen. Hebben jullie de briefkaart van ons van eind december niet ontvangen? Kan jij, Appie ook een stukje zeep krijgen, heb totaal niets meer, ook had ik reeds gevraagd om de boorden van Drieksman. Kom je nog door de Langestraat, wat is er voor bijzonders? De kinderen spreken heel dikwijls over jullie. Hoe is het met Jannie? Ze mag ook wel eens schrijven.
Het transport van het gezin Frankforter naar Sobibor vond plaats op 18 mei 1943. Een transport van 2511 personen. Niemand van dit transport zou overleven.
Er zijn twee laatste briefkaarten verstuurd op de dag van het transport. Op de eerste schrijft Arnold de eerste zinnen:
Geachte familie Zoutman
Hierdoor moet ik u mededelen, dat wij heden zijn vertrokken en hopen u spoedig weder te kunnen begroeten. Nu tot spoedig weerziens. De groeten van ons allen. A. en H.
Hilda vervolgt:
Beste schatten. Ook van de kinderen en mij duizendmaal gegroet en gekust, dat de Algoede ons mag samenbrengen. Meer kan ik niet. Hilda
De tekst van het andere briefje, van Hilda, luidt:
Beste allen
Wij zijn heden vertrokken het grote onbekende tegemoet. Nogmaals duizendmaal dank voor wat jij Appie voor ons hebt gedaan. Hopen dat het Algoede jullie mag sparen en dat wij spoedig weer tezamen mogen zijn. Of het ooit weer komt? Moed zullen we houden en flink blijven. Dag Hilda
Brieven: privé-collectie
Abraham Aron Frankforter, Hilda Frankforter-Meijer, Olga Frankforter en Johanna Frankforter werden op 21 mei 1943 vermoord. Ze waren respectievelijk 42, 39, 13 en 9 jaar oud.
Na de oorlog heeft Harmke geïnformeerd naar de familie Frankforter bij het Rode Kruis. Ze kreeg te horen dat de familie Frankforter naar Sobibor gedeporteerd is en niet teruggekomen.
Op de plaquettes van het Joods Monument in Winschoten staan de namen, overlijdensdata en plaatsen van de 389 omgekomen Joodse medeburgers van de stad.