Mozes (ook wel Max of Moos genoemd) Cohen werd op 15 juni 1877 in Assen geboren. Hij was de oudste zoon van Bernhart Cohen en Sara Engers. Mozes had een carrière in het leger en woonde in Den Haag .
Mozes Cohen
- Voornaam
- Mozes
- Achternaam
- Cohen
- Geboortedatum
- 14 juni 1877
- Geboorteplaats
- Assen
- Sterfdatum
- 05 maart 1943
- Sterfplaats
- Sobibor
De dochter van een zus van Mozes herinnert zich over Mozes nog verschillende verhalen. Zo had Mozes eens bijgetekend om in militaire dienst te blijven. Maar toen het er op aan kwam, kneep hij er tussenuit en kwam hij uiteindelijk naar huis. Zijn moeder Sara bewoog hemel en aarde dat hij zich weer zou melden. Er kwam een brief van zijn kolonel. Als hij niet kwam, werd hij van desertie beschuldigd en wellicht voor de Krijgsraad gedaagd. Sara had de naam van de kolonel wel eens horen noemen door haar broer Wicher Engers die in dienst was van de marechaussee. Op een dag stelde Sara zich in alle vroegte op bij de kazernepoort. De kolonel reed te paard voorbij.
Ze sprong met doodsverachting voor het paard en riep: “Kolonel, ik ben Saartje Engers. Mag ik u even spreken?” Hij steeg af en vroeg of de Engers die hij kende familie van haar was. “Jawel kolonel, dat is mijn broer.” Na nog wat heen en weer gepraat vroeg hij waarom ze hem eigenlijk had aangehouden. Toen kwam de aap uit de mouw. De kolonel heeft toen gezegd: “Stuur hem maar gauw naar de kazerne. Ik zal er op toezien, dat er niets gebeurt met hem. De naam Engers staat bij mij in een goed blaadje.” Mozes ging met trillende benen terug naar de kazerne, waar hem inderdaad niets overkwam.
In 1928 werd hij uitverkoren als begeleider door Josephine Baker. Ze traden op in Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Amsterdam.
Mozes trouwde met Jette Wraslowsky (Enschede, 15 oktober 1889), een ‘jonge mooie meid met ravenzwart haar en viooltjesblauwe ogen’ en met haar kreeg hij twee zonen, Bennie (1912) en Max (1931). Niemand van de verdere familie Cohen mocht Jette. Als de zussen Frouk en Cato er vroeger logeerden, sloofde ze zich een tot twee dagen uit en daarna probeerde ze haar schoonzusters weg te krijgen. Als ze er alle twee gelijk waren, lukte dat niet, evenmin als Cato er alleen was. Met Froukje alleen was het een koud kunstje om haar weg te krijgen. Als Max dit door kreeg was het huis te klein. Hij kwam met Bennie en later met Maxje (zijn zoons) alleen naar Assen. Op het 50-jarig huwelijk van Bernhart en Sara was Jette niet aanwezig. Sara had haar schriftelijk uitgenodigd. Max heeft gevraagd, waarom ze nooit wilde meegaan, waarop ze zei dat ze kon merken dat zijn familie echte provincialen waren. Hij witheet, want je moest niet aan zijn familie komen. Wel heeft hij toen netjes gevraagd, of ze vergeten was waar zij zelf vandaan kwam: uit een nebbisjbuurt in Enschjede waar haar vader met muizenvallen langs de deur ging!
In zijn militaire diensttijd kwam Mozes bij de stafmuziek en dat was het begin van zijn muzikale loopbaan. Hij werd saxofonist-klarinettist bij de cavalerie in Den Haag waar de officieren allemaal van adel waren. Na zijn diensttijd ging Mozes spelen in Seinpost in Scheveningen en later ging hij naar Scala in Den Haag waar hij in de orkestbak van de revue speelde.
In 1928 werd hij uitverkoren als begeleider door Josephine Baker. Ze traden op in Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Amsterdam. Vervolgens speelde hij in het Residentie-orkest. Een heel moeilijk moment kende Mozes toen in 1933 zijn zoon Bennie overleed. Mozes zou bepaalde partijen van Bennie, die ook in de muziek zat, overnemen, maar kon dat uiteindelijk toch niet opbrengen. Van het Residentie-orkest is Mozes overgestapt naar de Fritz Hirsch Operette waar hij van 1933 tot 1941 actief was.
Verschillende stukken werden gespeeld en overal trof men volle zalen. Bij ‘Graevin Maritza’ had Mozes een makkie omdat viool en cello overheersten. Bij het stuk ‘Im weissen Rössl’ was de uitdaging een stuk groter want daarin speelde de klarinet de hoofdrol. Mozes had een fantastische solocarrière. Zijn zuster Cato en nicht Rosa zijn een keer met de bus van het operette-gezelschap mee geweest van Hoogeveen naar Assen. De collega’s van Mozes zeiden in Assen: “God Mozes, die misjpoge (familie) van jou sjmoest 33 kilometer per uur (afstand Hoogeveen-Assen).” Het doek viel helaas voor de operette eind 1941.
In 1942 zijn zijn zoon Max en zijn vrouw Jette opgepakt en weggevoerd, zij zijn op 15 december 1942 in Auschwitz vermoord. Mozes is toen overgebracht naar een Joods opvangcentrum in de Adelheidstraat in zijn woonplaats Den Haag. Hij wilde niet terug naar Drenthe, waar hij kon onderduiken op een verafgelegen boerderij. Hij wilde naar Polen naar Jet en Maxje.
Eind februari 1943 werd het opvangcentrum overvallen. Iedereen ging naar kamp Westerbork. Mozes werd naar Sobibor getransporteerd waar hij op 5 maart 1943 werd vermoord.