Mina Hoogstraal is de dochter uit het huwelijk van godsdienstleraar en voorzanger van de Joodse gemeente in Apeldoorn Freerk Hoogstraal en Betje de Bruin. Zij is de middelste van drie dochters. Mina groeit op in Apeldoorn. Zowel de ouders van Mina als haar twee zussen komen gedurende de oorlog in de vernietigingskampen om het leven.
Mina Polak-Hoogstraal
- Voornaam
- Mina
- Achternaam
- Polak-Hoogstraal
- Geboortedatum
- 24 augustus 1897
- Geboorteplaats
- Apeldoorn
- Sterfdatum
- 31 januari 1944
- Sterfplaats
- Auschwitz
Van het gezin Polak waren zonen Salomon en Frederik al in oktober 1942 in Westerbork terechtgekomen. Beiden kwamen er op 3 oktober 1942 vanuit het Joodse werkkamp ’t Schut bij Ede, waar ze tewerkgesteld waren, aan.
Op 26 oktober 1942 ging Frederik op transport naar Auschwitz en werd daar bij aankomst geselecteerd voor arbeid. Er is een brief van hem bekend, geschreven in Monowitz, Haus 13, in januari 1943. Kort daarna moet hij zijn omgekomen. Zijn sterfdatum werd later vastgesteld op 28 februari 1943.
Zijn broer Salomon Polak bleef achter in kamp Westerbork. Hij had er een functie bij de Ordedienst en was daardoor voorlopig vrijgesteld van transport. Uiteindelijk kon hij ook toen de laatste transporten uit het kamp vertrokken achterblijven. Hij leerde er de opgepakte onderduikster Roos de Wolff kennen. Met haar trouwde hij in kamp Westerbork kort na de bevrijding in juni 1945.
Zoon Gerard heeft zijn middenstandsdiploma en zou volgens de registratiekaart van de Joodse Raad in het verleden werkzaam zijn geweest als zowel kantoorbediende als grossier in levensmiddelen. Gerard werkt vanaf 24 april 1942 als huisknecht bij het Apeldoornsche Bosch.
Volgens een naoorlogse registratie werkte zij in het kamp als bontwerkster bij het Textielkommando.Op haar Joodse Raad kaart stond aangetekend dat ze een bruikbare kracht was.
Abraham, Mina en hun jongste zoon Gerard werden op 9 april 1943 van Apeldoorn naar kamp Vught gestuurd. Gerard werkte er een tijdje in het buitencommando Moerdijk en later waarschijnlijk in de industriebarakken van het kamp. Daar werkte ook zijn moeder Mina. Volgens een naoorlogse registratie werkt zij in het kamp als bontwerkster bij het Textielkommando. Een toevoeging aan deze registratie vermeldt: ‘werkzaam bij Splitter’, dit verwijst naar de voorman of -vrouw van de bontwerkers. Op haar Joodse Raad kaart stond aangetekend dat ze een bruikbare kracht was.
Op 18 oktober 1943, na een half jaar detentie in Kamp Vught, sterft Abraham daar. Op de sterfakte wordt aangegeven dat hij is bezweken aan een combinatie van een zwak hart en longkanker, hij bereikte de leeftijd van negenenveertig jaar. De Duitsers verzonnen geregeld doodsoorzaken om hun eigen rol in de dood weg te poetsen. Vermoedelijk is dit ook hier het geval.
Na een internering van ruim zeven maanden werden ook Mina en Gerard vanuit Kamp Vught op transport gezet. Op 15 november 1943 vertrok vanuit Vught een trein rechtstreeks naar Auschwitz. Het transport betrof vooral gedeporteerden die volgens de maatstaven van de nazi’s geschikt waren voor het verrichten van dwangarbeid. Bij aankomst in Auschwitz-Birkenau werd het leven van Mina en Gerard en de 1147 anderen uit dit transport om die reden in eerste instantie nog gespaard. In Auschwitz hebben ze nog gewerkt. Na de oorlog werd geconcludeerd dat beiden het niet hadden overleefd en uiterlijk 31 januari 1944 in Auschwitz moeten zijn omgekomen.