Op het adres Dijkstraat 36 in Appingedam woonde de familie Nieweg. Vader Bram (Abraham) Nieweg, geboren in Appingedam op 22 juni 1891, had op dat adres zijn schoenenzaak. Hij was op 13 november 1924 getrouwd met Line (Ghole) Sleutelberg (Appingedam, 4 augustus 1894). Zij werkte als onderwijzeres op de openbare lagere school in Appingedam. Op 26 mei 1926 werd hun zoon Maurits Herman geboren. Bram en Line waren niet gelovig en hadden zich uitgeschreven bij de Joodse gemeente. Het gezin woonde boven de schoenenzaak. De moeder van Line, Sina Sleutelberg-Bamberger (Appingedam, 9 februari 1861) kwam begin 1942 bij hen in huis wonen, omdat zij na het overlijden van haar man niet meer voor zich zelf kon zorgen. Daarvoor had zij aan de Noordersingel gewoond.
Maurits Nieweg
- Voornaam
- Maurits Herman
- Achternaam
- Nieweg
- Geboortedatum
- 26 mei 1926
- Geboorteplaats
- Appingedam
- Sterfdatum
- 20 maart 1943
- Sterfplaats
- Sobibor
Maurits bezocht de lagere school aan de Stationsstraat. Hij speelde viool. Nabestaande Sieni Pijper vertelde dat ze van familie heeft gehoord dat hij goed kon spelen. Maurits ging na de lagere school eerst naar de Openbare ULO aan de Wijkstraat en vertrok daarna naar de Rijks HBS aan de Wilhelminaweg in Appingedam. Hij was een goede leerling zoals is te zien aan de hoge cijfers op de bewaard gebleven rapporten. Twee jaar later, in september 1941, moest hij van school als gevolg van de maatregelen tegen Joden. Hij was vanaf juni 1942werkzaam als ordonnans bij de Joodse Raad. Voor dit werk kon hij niet zijn fiets gebruiken want die moest op 12 juni 1942 worden ingeleverd.
Overzicht medewerkers Joodse Raad Appingedam
Bram Nieweg werd als eerste van het gezin opgepakt. Dat was op 2 juli 1942. Met drie andere Joodse mannen was hij op dat moment in Delfzijl. Wellicht was het ‘daar zijn’ de overtreding waarvoor de mannen werden opgepakt, want de Joodse inwoners van Delfzijl waren enkele maanden daarvoor, in maart 1942, gedwongen verhuisd naar de Joodse wijk in Amsterdam. Bram kwam, na enkele dagen in het Huis van Bewaring in Groningen, in kamp Amersfoort terecht en werd van daar met een groep andere Joodse mannen op 16 juli per trein naar kamp Westerbork gebracht.
In kamp Westerbork zelf is Bram maar heel kort geweest want de mannen stapten uit in Hooghalen, liepen naar het kamp waar ze werden geregistreerd en konden meteen weer terug naar Hooghalen om daar in de gereedstaande trein naar Auschwitz te stappen. Na aankomst in Auschwitz werd Bram ingeschreven in dat kamp (zijn kampnummer was 48284), maar op 6 augustus 1942 werd zijn naam al ingeschreven in de Sterbebücher van Auschwitz.
In maart 1943 werden ook zijn vrouw Line, hun zoon Maurits en haar moeder Sina naar kamp Westerbork overgebracht. Omdat Sina ziek was en verzorging nodig had waren Line en Maurits niet direct opgepakt, maar kregen ze uitstel om oma te verzorgen. Sina werd op 9 maart 1943 per ambulance overgebracht naar het kamp. Ze verbleef in barak 84, de ‘bejaardenbarak’. Maurits en zijn moeder zijn op dezelfde dag aangekomen en verbleven in barak 68.
Brief
“Beste Henk en Sien, Moeder heeft naar H geschreven, ’t is vandaag schrijfdag. Opoe is in het ziekenhuis. We hebben haar nog niet weer gezien. Vanmiddag gaan we er heen. Willen jullie een pakje sturen? En een paar theedoeken? Hartelijke groeten van ons allen. Maurits.”
In een brief aan haar kleindochter schreef Sina over haar verblijf in Westerbork:
“Ik mag nu even schrijven. Ik lig in ’t ziekenhuis en heb een zeer goede behandeling. Line en Maurits bezoeken me elke dag van half vijf tot vijf uur. Ik ben goed te spreken hoor. Hartelijke groet ook van Line en Maurits. Een zoentje voor de kleine Henk. Je lieve opoe.”
Ook Maurits schrijft nog een brief vanuit kamp Westerbork, aan zijn oom en tante:
“Beste Henk en Sien, Moeder heeft naar H geschreven, ’t is vandaag schrijfdag. Opoe is in het ziekenhuis. We hebben haar nog niet weer gezien. Vanmiddag gaan we er heen. Willen jullie een pakje sturen? En een paar theedoeken? Hartelijke groeten van ons allen. Maurits.”
Met het transport van woensdag 17 maart 1943 gingen ze alle drie naar Sobibor waar ze direct na aankomst, op 20 maart 1943, zijn vermoord. Slechts één van de 964 gedeporteerden van die dag overleefde de oorlog. Maurits Nieweg wordt herdacht op een gedenkplaat van de voormalige Rijks HBS te Appingedam. Deze gedenkplaat is thans in het bezit van het Rudolph Pabus Cleveringa Lyceum. Dit portret is geschreven door leerlingen van die school. https://www.struikelstenenappingedam.nl/afbeeldingen/boekje%20versie2.pdf