Martha Culp was een dochter van Herman Culp en Emma Catharina Stokvis. Ze werd op 30 april 1907 in Steenwijk geboren. Martha was al op jonge leeftijd een muzikaal talent. Ze werd muziek- en pianolerares. Ze speelde piano en accordeon, gaf piano- en danslessen en trad op als pianiste.
Martha (midden) met moeder en broer
Martha Culp
- Voornaam
- Martha
- Achternaam
- Culp
- Geboortedatum
- 30 april 1907
- Geboorteplaats
- Steenwijk
- Sterfdatum
- 31 oktober 1944
- Sterfplaats
- Auschwitz
Vanaf 1938 werkte zij in Het Apeldoornsche Bosch als muzieklerares voor de kinderen van het Paedagogium Achisomog, het kindertehuis van Het Apeldoornsche Bosch. Na de komst van de Ordedienst van kamp Westerbork aan de vooravond van de ontruiming van Het Apeldoornsche Bosch, wist Martha te ontkomen.
Martha met een patiënt van het Apeldoornsche Bosch
Die vlucht betekende het begin van haar onderduikperiode. Net als vele andere uit Apeldoorn ontkomen personeelsleden en patiënten werd ze echter in de onderduik verraden en opgepakt. Op 2 mei 1944 werd ze op haar onderduikadres in Aalst gearresteerd en opgesloten in een cel van het politiebureau te Eindhoven. De volgende dag werd ze op transport gesteld naar kamp Westerbork en kwam in barak 67, de strafbarak, terecht. Op 3 september ging ze op transport naar Auschwitz.
Ze was klein en tenger; ze zei tegen me dat ze dacht niet lang meer te zullen leven, zelfs niet een paar weken.
Haar sterven werd een lijdensweg van anderhalf jaar en staat beschreven in het boek van Anita Mayer: 'Als ik Hitler maar kan overleven'. Anita Mayer beschrijft in dit boek de ontberingen en vernederingen die zij en andere vrouwelijke tewerkgestelden hebben ondergaan. Martha en de auteur bleken achternichten te zijn, zo ontdekten ze in Auschwitz-Birkenau. “(…) We praatten wat over onze families, maar het was niet de plaats, noch de tijd voor zulke herinneringen. Toch had ik iemand gevonden die familie van me was, een achternicht. Ze was klein en tenger; ze zei tegen me dat ze dacht niet lang meer te zullen leven, zelfs niet een paar weken. Toen we van onze tweede tocht naar de douches terugkwamen, liep ze naar me toe om te zeggen, dat ze dacht dat haar tijd gekomen was. Ze wilde in een rij naast mij staan gedurende het appèl voor het geval ze zou sterven, nadat het brood uitgedeeld was. Ze wilde dat ik haar portie kreeg, voor iemand anders de kans kreeg om het te stelen. Ik probeerde haar te verzekeren dat ze nog niet zou sterven, maar ze leek erg zwak. Een paar minuten nadat ze haar brood had gekregen, viel ze dood neer. Dat ik niet in staat was me over haar te buigen om ook maar enige blijk van menselijke deernis te geven, was onverdraaglijk, maar ik kon onmogelijk bewegen. De nazi's waren niet tevreden. Gedurende het appèl schoten de SS’ers tussen de rijen vrouwen door, roepend dat ze zeker wilden weten of de rijen volkomen recht waren. We moesten onze lichamen naar voren en naar achteren manoeuvreren om niet door een van de langs schietende kogels geraakt te worden. Na het appèl werden de lichamen van hen die gestorven waren op een kar geladen en weggebracht.”
Martha Culp is in Auschwitz omgekomen tussen 6 september 1944 en uiterlijk 31 oktober 1944.