Marie Vromen

Bij het monument ter nagedachtenis van de vermoorde Joden uit Den Bosch hangen foto’s van een aantal slachtoffers, waaronder deze foto van Marie:

Marie Vromen

Voornaam
Marie
Achternaam
Vromen
Geboortedatum
15 oktober 1926
Geboorteplaats
's-Hertogenbosch
Sterfdatum
16 juli 1943
Sterfplaats
Sobibor

Marie Vromen werd geboren in Den Bosch op 15 oktober 1926 als tweede kind van Mozes Vromen (Lochem, 6 juli 1897) en Sophie van Dam (Dordrecht, 24 oktober 1898). Sophie was de dochter van Lion van Dam (Dordrecht 28 maart 1868), koopman en winkelier, die op 20 januari 1898 in Dordrecht trouwde met Mietje, ook Van Dam geheten. Zij was ouder dan hij, 32 toen ze trouwde, geboren in Dordrecht op 5 juli 1865. Er kwam één kind, Sophie, op 24 oktober 1898. Mietje heeft haar dochter zien opgroeien, en ook meegemaakt dat Sophie, kantoorbediende inmiddels, ging trouwen met Mozes Vromen. Dat was op 22 november 1921, in Dordrecht.

NIW

NIW

NIW 9 december 1921. Tijdens het huwelijksfeest werd een tombola gehouden;
de opbrengst à f. 16,- ging naar “Oekraïnsche weezen”

Een week na het huwelijk verliet Sophie het ouderlijk huis, gelegen aan de Wijnstraat, op nummer 14. De woning kende zij overigens nog niet zo lang: haar ouders woonden eerst aan de Boomstraat op nummer 7, later op nummer 9 (nu: 19). Bij haar verloving, in juni 1918, was dit nog steeds het huisadres. Maar op 13 september 1919 verhuisden de Van Dams naar de Wijnstraat, en van daaruit trouwde Sophie.

In Den Bosch woonden Mozes en Sophie aan Achter het Stadhuis 12. Mozes was lederhandelaar. Uit een notariële acte die te vinden is in het archief van de gemeente Den Bosch weten we dat hij in 1922 een vennootschap had opgericht, samen met Emanuel Jacob de Groot, “tot uitoefening van de handel in lederwaren en schoenfournituren”. Zijn familie in Lochem had een winkel in een prachtig pand in het centrum van Lochem waar vroeger rechtspraak werd gepleegd, “het Richterhuis”.

De broer van Mozes, Salomon Jozeph Vromen (Lochem, 16 december 1895) had daar tot 1942 een winkel in manufacturen, hoeden en beddengoed. Toen na de oorlog er niemand van dat gezin was teruggekeerd, werd door de overkoepelende, nationale Joodse organisaties het pand verkocht aan de gemeente Lochem. Voor een habbekrats. In bezit van de stad werd het eerst de bibliotheek en later deed het dienst als raadzaal.

In Den Bosch kregen Mozes en Sophie hun eerste kind, Sander, op 19 september 1922.

Sophies moeder Mietje zal er nog van geweten hebben, en misschien zelfs op bezoek zijn geweest. Drie maanden later stierf zij, op 31 december 1922, 57 jaar oud.

Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbosche Courant 2 januari 1923

Haar vader, Lion, de weduwnaar, voelde er blijkbaar niet voor om alleen in Dordrecht achter te blijven. Hij vertrok ook naar Den Bosch, drie weken later. Per 22 januari 1923 trok hij in bij zijn dochter en schoonzoon. In 1925 stierf de vader van Mozes, Sander Vromen, naar wie zoon Sander was genoemd.

Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbosche Courant december 1925

De Vromens kregen nog twee dochters, Marie in 1926 en Josephine op 19 december 1929.

Prov. Noordbrabantse en s'-Hertog. Courant

NIW

Provinciale Noordbrabantse en s'-Hertogenbosche Courant

Het gezin was erg betrokken bij het Joodse leven in Den Bosch, en voerde een streng rituele huishouding, zo zien we in een advertentie die later, toen ze in Voorburg woonden, werd geplaatst.

NIW 1941

Mozes was lid van de kerkeraad, zat in het bestuur van de NZB (Nederlandse Zionisten Bond) afdeling Den Bosch, en was lid van het comité voor bijzondere Joodse Belangen, dat zich inzette voor Joodse vluchtelingen uit Duitsland. Sophie was lid van het bestuur van de Rudelsheimstichting, die zich inzette voor hulp aan verstandelijk gehandicapte Joodse kinderen. (In april 1943 werden alle kinderen uit het tehuis van de stichting in Hilversum naar Westerbork en daarna naar Sobibor gedeporteerd, waar ze op 16 april 1943 werden vermoord).

Sander, die naar de RHBS ging (we lezen in de krant dat hij in 1935 overging naar de tweede klas) werd in die tijd bar mitswah:

NIW 27 september 1935

Marie en Josephine zaten op de Nutsschool aan de Van Der Does de Willeboissingel, waar de meeste Joodse kinderen naartoe gingen:

Nutsschool aan de van de Does de Willeboissingel , zesde klas van meester de Haan, rechts Hr. Beekman, voor hem Marietje Vromen.

Marie en Josephine zaten op de Nutsschool aan de Van Der Does de Willeboissingel, waar de meeste Joodse kinderen naartoe gingen.

In 1939 besloten Mozes en Sophie te verhuizen naar Voorburg; ze gingen wonen op het adres Koningin Wilhelminalaan 30. In dat jaar was de compagnon van Mozes, Emanuel Joseph de Groot, naar Israël vertrokken, wat ongetwijfeld verband hield met de dreigende oorlog, maar het is niet duidelijk of dat de reden was voor de verhuizing.

Uit zijn registratiekaart van de Joodse Raad blijkt dat Mozes sinds juli 1942 werkte voor de Joodse Raad als ‘controleur expeditie, Westeinde 34 Voorburg’. Vanwege deze functie had het gezin aanvankelijk een ‘Sperre’, een vrijstelling van deportatie. Deze bleek op 22 april 1943 geen enkele waarde meer te hebben. Op die dag werd het gezin, met heel veel andere Joden die door hun sperre nog uitstel van deportatie hadden gehad, naar Vught gebracht. Waarschijnlijk was de 20-jarig Sander ondergedoken, hij is niet in Vught geweest en heeft de oorlog overleefd.

Op 6 juni 1943 werden Sophie en Josephine, die toen 13 jaar oud was, met de beruchte kindertransporten uit Vught naar Westerbork gebracht. Omdat kamp Vught te vol werd, werden op 6 en 7 juni van dat jaar alle in het kamp aanwezige kinderen, sommigen alleen, anderen met hun moeder, per trein via Westerbork naar Sobibor gedeporteerd. Philip Mechanicus schrijft op 7 juni hierover in zijn dagboek uit Westerbork: "midden in de nacht, tegen half vijf, is een transport van zeventienhonderdvijftig Joden in veewagens aangekomen: op een honderd mannen na, niet anders dan berooide vrouwen met haar kinderen en zuigelingen. Vrouwen en kinderen van mannen, die aan de Moerdijk te werk zijn gesteld bij het opwerpen van verschansingen en die van de Duitse autoriteiten de verzekering hadden gekregen, dat hun vrouwen niet naar het Oosten op transport zouden worden gesteld. De vrouwen gáán dinsdag a.s. op transport naar het Oosten. Ze kwamen broodmager, geradbraakt aan, na een reis van tien uur. Ze spuwden vuur en vlam over de gemene behandeling in Vught, de afmatting en de vernederingen: des morgens om vier uur op, half vijf appèl, tot zes uur staan, half zeven aan het werk, vaak met honden achter zich aan; met een uur schafttijd tot ’s avonds half zeven, soms half acht. Onder de babies zijn verscheidene zieken, roodvonk en mazelen: op mijn zaal is een baby, een krullebol van nog geen jaar, tussen de andere kinderen neergelegd."

Het transport van 8 juni, dat bestond uit 46 goederenwagens, was het grootste Nederlandse transport naar de vernietigingskampen, 3017 mensen, waaronder 119 kleuters, 123 peuters en 55 babies. Niemand van dit transport heeft de oorlog overleefd. De meer dan 1000 kinderen tussen 0 en 16 jaar en hun meereizende ouders werden bij aankomst direct vermoord. Onder hen Sophie Vromen van Dam, 44 jaar en Josephine Vromen, 13 jaar oud.

Marie, die al 16 was, net te oud voor het kindertransport, kwam samen met haar vader op 3 juli 1943 uit kamp Vught aan in Westerbork. Zij verbleef daar in barak 65, Mozes in barak 93. Direct bij aankomst in Westerbork had Mozes een verzoek ingediend om op de Palestina-lijst te worden geplaatst “wegens zionistische activiteiten”. De Palestina-lijst was een uitwisselingslijst waarmee Europese Joden in Palestina konden worden uitgewisseld met Rijksduitsers die daar woonden. Hij had via zijn compagnon Emanuel de Groot in Tel Aviv (achterop de Joodse Raadkaart van Mozes wordt de Groot met zijn adres in Tel Aviv vermeld) al een ‘Palestina-certificaat’ gekregen, een uitnodiging voor Palestina, maar zijn verzoek werd niet gehonoreerd. Tien dagen na aankomst in Westerbork, op 13 juli, werden Mozes en Marie op transport naar Sobibor gezet, waar zij op 16 juli 1943 werden vergast; Mozes was net 46 geworden, Marie was 16 jaar.

De vader van Sophie, die een tijd bij het gezin Vromen in huis had gewoond, was op 9 juli 1941 opgenomen in de Joodse Invalide, een instelling voor verpleging van Joodse bejaarden en gehandicapten in Amsterdam. Op 1 maart 1943 werd hij samen met de laatste patiënten gedeporteerd naar Westerbork en op 13 maart 1943 in Sobibor vermoord. Hij werd 74 jaar.

Sander overleefde de oorlog.In september 1945 plaatste hij een oproep in het NIW om informatie in te winnen over het lot van zijn ouders en zusjes.

NIW, 21 september 1945

Hij trouwde in 1946, en kreeg in 1947 een dochter, Shifra.

Het gezin emigreerde later naar Israël, waar Sander in 1979 overleed.

Het gezin Vromen, Mozes, Sophie, Marie en Josephine, wordt herdacht op het monument ter nagedachtenis aan de vermoorde Joden uit Den Bosch.

Joods monument Den Bosch onthuld op 27 oktober 2016

Bij dit monument hangen foto’s van een aantal slachtoffers, waaronder de foto van Marie:

Overlijdensacte Marie Vromen. Archief Voorburg

In Voorburg worden de Vromens herdacht met stolpersteine bij het adres Koningin Wilhelminalaan 30:

Bij deze stolpersteine ligt er ook een voor Marjana Cohen (Cuijk, 8 oktober 1898). Zij was hulp in de huishouding bij de familie Vromen. Voordat zij naar Voorburg kwam heeft zij al voor veel gezinnen gewerkt en op verschillende adressen gewoond: Rheden, Zutphen, Den Helder, Maartensdijk. Op 18 augustus 1941 werd zij ingeschreven in Voorburg.

Marjana kwam uit een gezin met 13 kinderen, waarvan er 10 in de Holocaust zijn omgekomen. Met haar arrestatie op 15 augustus 1942 en haar overlijden in Auschwitz op 30 september 1942 behoort zij tot de vroege slachtoffers van de Holocaust.

De broer van Mozes Vromen, Salomon Joseph Vromen, die de winkel in Lochem had, werd met zijn vrouw en twee kinderen bij een razzia opgepakt, naar Westerbork gebracht en op 2 november 1942 naar Auschwitz gedeporteerd. Zijn vrouw en kinderen werden bij aankomst op 5 november 1942 vermoord. Hij werd bij Cosel uit de trein gehaald en naar werkkampen gestuurd. In maart 1943 is hij omgekomen, ergens in Midden-Europa.

Mozes Vromen had ook een zus, Cato (Lochem, 14 april 1903). Zij was getrouwd met Izaak Leverpoll (Geesteren, 9 februari 1889) en had een dochter, Jannetje (Lochem, 15 december 1931). Dit gezin werd op 21 mei 1943 vermoord in Sobibor.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.