Marie Voltijn-Ketellapper

Marie Voltijn-Ketellapper is geboren op 16 juni 1900 in Amsterdam. Ze was de dochter van Salomon Ketellapper en Judith Sweijd. In het gezin waren zeven kinderen, vijf dochters en twee zonen. Geen van deze kinderen zou de oorlog overleven.

Marie Voltijn-Ketellapper

Voornaam
Marie
Achternaam
Voltijn-Ketellapper
Geboortedatum
16 juni 1900
Geboorteplaats
Amsterdam
Sterfdatum
11 juni 1943
Sterfplaats
Sobibor

Marie trouwde op ‎9 augustus 1923 in Amsterdam met Jacques Voltijn (27 januari1896). Het jonge echtpaar vestigde zich een dag later in de binnenstad van Nijmegen, aan de Stikke Hezelstraat 46, waar zij een winkel hadden. (‘Stikke’ betekent ‘steile’, de straat is het verlengde van de Lange Hezelstraat). In 1925 werd de oudste dochter Mietje geboren. Het meisje heeft maar vier dagen geleefd. In 1926 werd hun zoon Salomon (Sally) geboren en in 1928 weer een dochter die ook Mietje genoemd werd.

± 1937. Staand v.l.n.r.: Marie Voltijn-Ketellapper, onbekende dame en Jacques Voltijn
Zittend v.l.n.r.: onbekend meisje, Sally en Mietje

Marie en dochter Mietje gingen met de kindertransporten op 7 juni '43 naar kamp Westerbork en vandaaruit op 8 juni met transport 68 naar Sobibor.

In juni 1943 besloot de SS de Joodse kinderen uit kamp Vught via kamp Westerbork weg te voeren. Op 6 en 7 juni 1943 vertrokken deze kinderen met één of soms beide ouders naar Westerbork. Het allergrootste deel van deze mensen ging, aangevuld met velen die al in Westerbork verbleven, direct weer door. Op 8 juni vertrokken in totaal 3017 personen in één trein naar Sobibor. Het was het grootste transport van Joden vanuit Nederland naar de vernietigingskampen in de oorlog. Het omvatte onder meer 1145 Joodse kinderen onder de 16 jaar. Geen van deze kinderen en verder ook niemand van dit transport heeft de oorlog overleefd.
 

Tussen 1937 en 1942 woonde het dienstmeisje Jansje van Vlaanderen in bij de familie Voltijn. In 2013 tekende zij haar verhaal op als Jansje Zijnen-van Vlaanderen. Ze vertelde onder andere het volgende:

"Het was een groot huis van drie verdiepingen. De familie woonde boven hun kledingwinkel. Het huis had drie verdiepingen en het was groot voor die tijd. Maar verder was het toch een doorsnee huis. Beneden was de zaak, op de eerste verdieping was de woonkamer en een paar slaapkamers. Op de tweede verdieping waren meer slaapkamers. ‘Ome Niek’ woonde er ook. Hij heette eigenlijk Nathan en was een broer van Mevrouw Voltijn-Ketellapper. Het huis was sober ingericht maar alles was netjes en schoon. De zaak stond centraal in alles, daar draaide het om. Veel wederverkopers, venters, colporteurs en handelsreizigers kwamen langs en kochten van alles. Band, garens, klossen touw maar ook gereedschappen, kopjes en schoteltje, noem het maar op het was er allemaal. Nico (Nathan) hielp meneer Voltijn met de zaken. Ze hadden n.l. ook een tweede zaak verderop voor bij de markt. Wat daar verkocht werd weet ik niet meer maar ze hadden het over fournituren en galanterieën. En er werd ook ondergoed, lakens en slopen verkocht, althans dat is wat ik nog weet.
Als dienstmeisje verdiende ik 20 gulden in de maand en dat is heel goed betaald voor die tijd. Ik kookte, ruimde op en hoefde geen zware dingen te doen. Op woensdagmiddag mocht ik weg en zondags had ik vrij. Een auto of fiets hadden ze niet. Ik ging soms naar de markt om groentes te halen en deed verder alles lopend. Ik hoefde geen boodschappen te doen, dat werd allemaal thuisbezorgd of gebracht. Ik werd als een van hen beschouwd. Als er een onderjurk of pyjama niet verkocht was dan kreeg ik die weleens. Ik was er heel blij mee, het was een extra luxe. Ze hebben mij verwend. Ik was kind aan huis en at elke avond mee aan tafel. Ik speelde vaak spelletjes met hun dochtertje en hun zoon, Mietje en Sallie. Ik weet nog dat er een feest was en daarna werd Sallie, 13 jaar, ineens een grote man genoemd. Ja, ik voelde mij daar op mijn plaats.

In 1942 kreeg ik van de Duitsers te horen dat ik weg moest bij de familie Voltijn. Ik wilde helemaal niet weg en wist ook niet waarom ik weg zou moeten. Ik was toen 21 jaar. De familie Voltijn heeft mij geholpen een andere baan te vinden. Op een dag kreeg ik een telegram dat ik afscheid moest nemen van de familie Voltijn. Toen ik naar het huis ging om afscheid te nemen, was de winkel al verzegeld en de familie al weg. Het pand werd door de Duitsers in beslag genomen. Ik heb dus nooit afscheid van hun kunnen nemen, ik ben hun eeuwig en zeer dankbaar, ik heb het heel goed gehad, ik was kind aan huis. Na de oorlog was alles weg, Ik heb wel altijd aan die tijd moeten denken, zelfs nu op mijn sterfbed heb ik goede herinneringen aan die mensen en die bijzondere tijd."

± 1937. Wandelen langs de Waal in Nijmegen. V.l.n.r.: Oma Ketellapper (Judith Ketellapper-Sweid), Marie Voltijn-Ketellapper, Sally en Mietje.

De gehele familie Voltijn ging op 9 april 1943 naar kamp Vught. Hun huis werd op 15 april 1943 ontruimd. Marie en dochter Mietje gingen met de kindertransporten op 7 juni '43 naar kamp Westerbork en vandaaruit op 8 juni met transport 68 naar Sobibor. Daar werden ze direct na aankomst, op 11 juni, om het leven gebracht, 42 en 14 jaar oud. Jacques en Sally werden op 3 juli 1943 vanuit Vught naar Westerbork gebracht en vandaaruit, op 6 juli op transport nummer 70 gesteld naar Sobibor. Vader en zoon zijn direct na aankomst, op 9 juli 1943, vermoord, 47 en 17 jaar oud. 
Nathan Ketellapper moest dwangarbeid verrichten tot maart 1944, toen hij ergens in Midden-Europa het leven liet. Hij was toen 46 jaar oud.

 
 
 
 

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.