Marianna Sara Mendels, geboren op 2 juli 1887 in Amsterdam, is het tweede kind van Salomon Mendels, geboren op 18 maart 1853 in Lemmer en Annechien Frank geboren op 28 oktober 1859 in Meppel. Marianne is de jongere zuster van Pietje Bloemendal-Mendels van wie ook een Westerborkportret bestaat. Marianne trouwt op 31 maart 1909 met Nathan Roosnek (19-12-1880). Hun dochter Sophie wordt 17 dagen na de huwelijksvoltrekking geboren. Na Sophie volgen nog 7 zonen. Uiteindelijk overleven maar twee van de acht kinderen de oorlog.
Marianne Roosnek-Mendels
- Voornaam
- Marianne Sara
- Achternaam
- Roosnek-Mendels
- Geboortedatum
- 02 juli 1887
- Geboorteplaats
- Amsterdam
- Sterfdatum
- 07 december 1942
- Sterfplaats
- Auschwitz
Het gezin woont eerst in de Keizersstraat in Amsterdam en verhuist later naar de Tugelaweg en daarna naar de Rivierenbuurt waar Marianne in 1934 een pension begint in de Rijnstraat op nummer 46. Het pension zorgt er in de oorlog voor dat Nathan en Marianne in eerste instantie een voorlopige vrijstelling kregen vanwege het hebben van een ‘Joodsch Lokaal’. Tijdens de oorlog wonen de meeste van hun kinderen nog (of weer) thuis.
Sophie, de oudste, geboren op 17 april 1909, is volgens haar archiefkaart winkeljuffrouw en later controleuse van beroep. Op haar registratiekaart van de Joodse Raad staat dat ze: “voor de weermacht werkt, heeft nog geen sperrstempel, doch staat op de lijst.”
Samuel, geboren op 7 juli 1910, woont niet meer thuis aan het begin van de oorlog. Hij heeft zelf een gezin gesticht.
NIW, 20-04-1934
Hij is in 1934 getrouwd en woont met zijn vrouw Judith Abrahams (19-07-1914) en zoontje Hans (11-04-1938) na enkele jaren in Rotterdam gewoond te hebben vanaf september 1940 aan de Rijnstraat 231 III in Amsterdam. Hans is het eerste en enige kleinkind van Marianne en Nathan. Samuel werkt als bedrijfsleider in een manufacturenhandel.
Foto: jaarboek Vereniging Oud Monnickendam 2015
Ook Meijer Roosnek, geboren op 5 februari 1912, is getrouwd en woont niet meer thuis. Meijer, reclametekenaar van beroep, trouwt op 4 juni 1936 in Londen met de Duitse Gertrude Hopp (02-07-1911, Aschaffenburg). Vanaf 1938 wonen zij op verschillende adressen in Amsterdam (Cornelis Troostplein, Amstellaan, Borssenburgerstraat, Stadionweg, Prinseneiland, de Nicolaas Beetsstraat en staan ook nog even kort ingeschreven op Meijers ouderlijk adres). Op 10 juni 1942 is Meijer gevangengezet in kamp Amersfoort. Hij is opgepakt op het adres Leidsegracht 78 waar dan een drukkerij is gevestigd. Meijer is de eerste van de familie Roosnek die in kamp Westerbork terecht komt. Of beter gezegd langsrijdt. Op 16 juli 1942 is Meijer met andere Joodse gevangenen op transport gesteld van Amersfoort naar Auschwitz. Hun trein, gecombineerd met een transport van Joden uit Amsterdam, stopt op het perron van Hooghalen. Een politieman uit Beilen die daar aanwezig is, verklaart later het volgende:
“In den voormiddag van donderdag 16 juli 1942 te ongeveer 6 uur, bevond ik mij, voor dienst en in uniform gekleed, te Hooghalen in deze gemeente, om toezicht te houden bij het uitladen van ongeveer 800 Amsterdamsche Joden en ongeveer 260 gestrafte Joden uit het concentratie-kamp te Amersfoort, die aldaar op dat tijdstip per trein arriveerden. Nadat deze menschen waren uitgeladen, moesten allen behalve de 260 gestraften, voor registratie naar het kamp (Lager) te Oosthalen, gemeente Westerbork. De 800 Amsterdamsche Joden, bestonden uit mannen, vrouwen en kinderen, waaronder zelfs nog zeer kleine baby’s die nog gedragen moesten worden. De gestraften waren allen mannen.”
De transporttrein rijdt aangevuld met gevangenen uit kamp Westerbork direct door naar Auschwitz. Volgens aantekening in de dodenboeken is Meijer op 17 augustus 1942 omgekomen in Auschwitz. Zijn vrouw Gertrude heeft de oorlog overleefd.
Uiteindelijk overleven maar twee van haar acht kinderen de oorlog.
Eduard (Eddy), geboren op 4 april 1913, is kok/banketbakker en woont in de jaren ‘30 in Castricum en later in Harderwijk. Tijdens de oorlog keert hij terug naar het ouderlijk huis in Amsterdam. Hij wordt actief in het verzet bij de Joodse knokploeg die opereert vanuit ijssalon Koco. Als enige overleeft hij de overval op de ijssalon door de Duitsers op 19 februari 1941. Op 18 november 1943 staat op zijn Amsterdamse archiefkaart genoteerd: VOW (vertrokken onbekend waarheen). Na de oorlog wordt hij geëerd met het Verzetsherdenkingskruis. Hij overleeft de oorlog en overlijdt in 1997 in Apeldoorn. In Amsterdam Osdorp is een brug naar Eduard vernoemd.
Hartog (Harry), geboren op 3 oktober 1915, is kantoorbediende van beroep. Hij is bij de estafettedienst van de Centrale Commissie Joods Onderwijs en daarom voorlopig vrijgesteld.
In het boek ‘Mauthausen, een gedenkboek’ van de Stichting Vriendenkring Mauthausen (1999) is een portret opgenomen van Marcus (Max) Roosnek die omkwam in Mauthausen (https://www.mauthausen.nl/wp-content/uploads/2019/03/Gedenkboek-mh4.pdf).
Marcus (Max), geboren op 29 mei 1919, die volgens zijn biografie in het gedenkboek een rustige, onopvallende jongen is helpt zijn moeder in het pension.
Max Roosnek (foto: Mauthausen, een gedenkboek)
Op een registratiekaart staat ook stoffeerder als beroep vermeld. Op 11 juni 1941 wordt hij bij een razzia op jonge mannen, opgepakt en naar het kamp Schoorl gebracht. Deze razzia is georganiseerd door de hoogste vertegenwoordiger van de SS in Nederland Hanns Albin Rauter die na overleg met zijn baas Heinrich Himmler toestemming krijgt om als represaille enkele honderden Joodse mannen op te pakken nadat er enkele sabotagedaden tegen de bezetter hebben plaatsgehad in Amsterdam en omgeving. Zijn broer Eddy reist Max nog achterna in een vergeefse poging om hem vrij te krijgen. Max wordt al op 22 juni doorgestuurd naar Mauthausen waar hij op 22-jarige leeftijd omkomt op 18 september 1941.
Als beroep bij Isaac, geboren op 6 juni 1923, staat vermeld grossier in manufacturen, maar wordt ook kantoorbediende genoteerd. Vanwege zijn werkzaamheden voor de postexpeditie van de Joodse Raad is hij voorlopig vrijgesteld.
Emil is de jongste in het gezin Roosnek. Hij wordt geboren op 21 december 1928 en is 13 jaar als hij eind 1942 uit Amsterdam moet vertrekken.
Emil Roosnek (foto:Joodsmonument.nl)
De voorlopige vrijstelling vanwege het pension van Nathan en Marianne Roosnek in de Rijnstraat is aangetekend op de registratiekaart van de Joodse Raad van vader Nathan Roosnek. Verder staat daar nog: “Man mocht niet vervoerd worden. Vrouw had bewijs van opname in het ziekenhuis. Zijn beide per auto weggehaald. Betrokkenen hebben attesten bij zich. 7/8 november naar Westerbork.”
Zonen Harry, Isaac en Emil en dochter Sophie gaan mee met hun ouders als ze naar Westerbork worden overgebracht. In Westerbork wordt Nathan opgenomen in het kampziekenhuis en krijgen Marianne, Isaac, Emil en Sophie een plek in barak 60. Op de kaart van Nathan is verder te lezen dat er nog geen bewijs van ‘sperring’ aanwezig is in Westerbork en daar wordt op 7 december aan toegevoegd: “in behandeling”. Die behandeling komt te laat. Met het transport van 4 december 1942 vertrekken Marianne en Nathan met hun zoon Emil, dan bijna 14 jaar oud, naar Auschwitz. Alle drie worden ze direct bij aankomst op 7 december 1942 vermoord.
Zonen Hartog en Isaac en ook Sophie zijn dan nog teruggesteld van transport. Anderhalve maand na haar ouders en broertje gaat ook Sophie op transport. Op 23 januari 1943 vertrekt ze naar Auschwitz waar ze direct bij aankomst wordt vermoord. Oudste zoon Samuel komt met zijn gezin op 9 januari 1943 aan in kamp Westerbork, waar zij worden ondergebracht in barak 60. Korte tijd zijn ze vrijgesteld van transport, maar op 23 februari 1943 volgt transport naar Auschwitz. Op 26 februari 1943 worden de drie daar vermoord. Isaac vertrekt uiteindelijk met het transport van 16 februari 1943 naar Auschwitz. Zijn overlijdensdatum is genoteerd als zijnde 30 april 1943, Auschwitz. Harry blijft langer in Westerbork. Hij zit in Westerbork bij de OD (Ordedienst). Als hij met andere OD’ers naar Amsterdam wordt gestuurd voor bewakingstaken neemt hij de benen. Hij is er niet bij als de andere OD’ers op 17 januari 1944 terugkeren in Westerbork, zo staat genoteerd in het OD-rapport van die dag.
Op 19 januari 1944 wordt hij als vermist geregistreerd.
Harry overleeft de oorlog en overlijdt in 1972 in Amsterdam.