Manfred Rübner

Manfred Rübner werd geboren op 11 juli 1924 in Berlijn. Hij was de zoon van Moritz Rübner (1894-1986) en Auguste Rübner-Korngut (1902-2002). Hij was het enige kind van dit echtpaar. Manfred had een rond gezicht, een bril met een dikke rand, hij was een stevige jongen.
Manfred is meegekomen met een kindertransport eind 1938-begin 1939 naar Nederland. Zijn ouders overleefden de oorlog. Zij zijn, waarschijnlijk via Engeland, uiteindelijk in Ohio, Verenigde Staten gekomen.

Foto: www.dokin.nl

Foto links: M. Pinkhof, De jeugdalijah van het Paviljoen Loosdrechtsche Rade (1939-1945)

Manfred Rübner

Voornaam
Manfred
Achternaam
Rübner
Geboortedatum
11 juli 1924
Geboorteplaats
Berlijn
Sterfdatum
31 maart 1944
Sterfplaats
Polen

Manfred kwam op 5 januari aan in het Dommelhuis, Jonckbloetlaan 13 in Eindhoven, samen met andere jonge Duitse vluchtelingen. Het Dommelhuis was gebouwd als ‘gezellenhuis’ van Philips en bood in 1939 onderdak aan Joodse jongens die gevlucht waren uit Duitsland en Oostenrijk.

Het Dommelhuis in Eindhoven

Op 6 februari 1939 ging hij alweer door naar de Vondelhof, Frederiksstraat 18a in Amsterdam. Dit was oorspronkelijk een jeugdherberg. Daar verbleef Manfred zeven maanden.

De Vondelhof in Amsterdam

Het Paviljoen Loosdrechtsche Rade te Loosdrecht was zijn volgende woonplaats, Manfred kwam daar op 6 september 1939 aan.
In het Paviljoen Loosdrechtsche Rade woonde een groep Duits-sprekende Joodse jongeren die zonder ouders of andere familie na 1938 naar Nederland gevlucht waren. Zij stonden bekend als alijah-jeugd of Palestina-pioniers. Ze behoorden bij de zionistische beweging die ernaar streefde een Joods Nationaal Tehuis in Palestina op te bouwen. Overdag werkten ze bij boeren en ambachtslieden in de omgeving om het vak te leren.

Paviljoen Loosdrechtsche Rade. Foto: Haverin Mijnsheerenland 1940/1941

Manfred werkte in de Tischlerei (meubelmakerij). Zijn bijnaam was ‘papa’ wegens zijn goedmoedige gezicht, zijn gedrag en zijn verantwoordelijkheidsgevoel voor de andere pioniers. Hij leek al volwassen. Hij gaf goede raad, was rustig, gematigd, serieus en op de toekomst vertrouwend. Zijn kennis van het Hebreeuws en de moderne Hebreeuwse literatuur was groot.

Zijn bijnaam was ‘papa’ wegens zijn goedmoedige gezicht, zijn gedrag en zijn verantwoordelijkheidsgevoel voor de andere pioniers. Hij leek al volwassen.

De Palestina-pioniers. Foto: M. Pinkhof, De jeugdalijah van het Paviljoen Loosdrechtsche Rade (1939-1945)

Nadat in 1942 de dreiging van deportatie voor de jongelui groot werd, werd de noodzaak gevoeld om voor alle pioniers uit Loosdrecht een onderduikplek te vinden. De Westerweelgroep ontstond. Mirjam Pinkhof-Waterman schrijft hierover in haar boek ‘De jeugdalija van het Paviljoen Loosdrechtsche Rade 1939- 1945’ hierover:

Ze stelden alles in het werk om ‘hun’ kinderen te redden. Daartoe was het contact met de niet-Joodse onderwijzer Joop Westerweel, die Mirjam op de school van Boeke had leren kennen, van cruciaal belang. Met hem werden de mogelijkheden besproken om de groep Palestina-pioniers in één keer te laten verdwijnen. Er werd een duik- en een noodplan opgesteld. Toen via een medewerkster van de Joodsche Raad bekend werd dat de ontruiming van het Paviljoen op handen was, werd tussen 14 en 18 augustus 1942 het noodplan uitgevoerd. Resultaat: een leeg Paviljoen toen de Duitsers met hun arrestatiewagens voorreden. ‘Het was een moment’, aldus Mirjam, ‘om nooit te vergeten’.
De Westerweel-groep was geboren. In totaal wist deze verzetsgroep zo’n 200 Joden uit de klauwen van de Duitsers te redden. Van de negenenveertig Palestina-pioniers overleefden er vijftien de oorlog niet. Vanwege de vaak maar tijdelijke onderduikadressen was de Westerweel-groep gedwongen om ontsnappingsroutes naar het buitenland te zoeken. Acht pioniers liepen net over de Belgische grens rechtstreeks in de armen van Gestapo als gevolg van een onbetrouwbaar contact; de andere zeven werden op hun onderduikadres gepakt.

Dat Manfred bij de groep onderduikers hoorde blijkt uit de oproep in het Algemeen Politieblad van 3 september 1942, waarin de burgemeester van Loosdrecht de opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Manfred Rübner verzocht, die in strijd met de voorschriften zonder toestemming van woonplaats was veranderd. Met deze omschrijving werden Joden aangeduid die waren ondergedoken

In 1943 verbleef Manfred in Rotterdam in een speciale woning voor onderduikers van de Westerweelgroep. Door verraad werd hij daar op 10 oktober 1943 opgepakt. Via kamp Vught kwam Manfred op 18 oktober 1943 in kamp Westerbork aan, met een klein pakje truien als bagage. Zijn transport naar Auschwitz was een dag later. Op 31 maart 1944 is het overlijden van Manfred Rübner geregistreerd, ergens in Polen. Hij werd 19 jaar.

In het boek ‘Locomotieven op dood spoor’ beschrijft overlevende Paul Siegel (zelf Palestina-pionier en gevangene in Westerbork) de samenwerking en contacten die pioniers konden onderhouden met hun eigen ondergedoken verzetsgroep in Amsterdam, het verraad dat daar plaats vond en de binnenkomst van een bekende van hem in kamp Westerbork. Manfred wordt ook genoemd. Citaat op blz. 124 en 125 van het boek:

In Rotterdam gaf iemand zich uit voor verzetsstrijder. Op die manier kwam hij achter de schuilplaats van vele leden, die hij vervolgens aangaf. Onder de gearresteerden bevond zich Kurt Hannemann, een van de steunpilaren van onze verzetsgroep. Zij die waren opgepakt, werden naar Vught gestuurd en na enkele dagen hoorden wij dat ze naar Westerbork zouden worden overgebracht. Er werd ons gevraagd een poging te doen om hen het kamp uit te krijgen. In de nacht van 19 oktober 1943 arriveerde een trein uit Vught met onder de honderden mensen ook onze vier kameraden. De trein kon het kamp niet binnenrijden want op het perron stond de deportatietrein al te wachten. Zoals gewoonlijk werden we geroepen om bij aankomst hulp te bieden. We waren blij te horen dat de trein uit Vught buiten het kamp stond en dachten zo onder de dekmantel van de duisternis onze vrienden uit de trein te kunnen halen om ze in he dichtstbijzijnde struikgewas te verstoppen tot ze met de hulp van contactpersonen een veiliger plaats konden bereiken. Onze teleurstelling was groot toen we zagen dat van de honderden mensen die arriveerden, uitgerekend Kurt en de drie anderen – Manfred Rübner, Herald Simon en zijn vrouw Meta – onder zeer zware bewaking van Nederlandse politieagenten stonden. Aan elkaar geboeid met kettingen werden ze het kamp binnengebracht. Het was de eerste keer dat wij een dergelijke vertoning meemaakten en het bewees hoe belangrijk Kurt in hun ogen was. Hiermee waren alle kansen verkeken om hen te kunnen helpen. Ook in de registratiezaal werden ze apart gehouden en zwaar bewaakt. We waren totaal verslagen nu we niet konden helpen hen te laten ontsnappen, noch in staat waren een verblijf in het kamp te bewerkstelligen. Dat moest uitgerekend Kurt overkomen, die zoveel gedaan had om anderen te helpen! Het enige wat ons nog restte, was voor voedsel en medicijnen zorgen. Meta, de vrouw van Herald Simon, was er lichamelijk heel slecht aan toe. Na registratie werd het viertal regelrecht naar de deportatietrein gebracht. We bleven met een schrijnend gevoel van immens verdriet en grote machteloosheid achter.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.