Voor haar profielwerkstuk deed Dana van Lijf, leerling van het Erasmiaans Gymnasium in Rotterdam, onderzoek naar het leven van Lien Stein-de Haas die net als zij leerling was van deze school. Lien werd in 1943 via de kampen Vught en Westerbork gedeporteerd naar Sobibor.
Lien Stein-de Haas
- Voornaam
- Eslina
- Achternaam
- Stein-de Haas
- Geboortedatum
- 28 februari 1917
- Geboorteplaats
- Rotterdam
- Sterfdatum
- 11 juni 1943
- Sterfplaats
- Sobibor
Eslina ‘Lien’ de Haas wordt geboren op 28 februari 1917 in Rotterdam. Haar moeder is Henriëtte van Thijn, geboren in Alkmaar. Haar vader heet Jacob Simon de Haas, geboren in Middelharnis. Diens vader Simon was grootveehouder in Middelharnis en chazan (voorzanger) in de synagoge. Als Jacob, de vader van Lien, 23 jaar is, verhuist hij naar Rotterdam. Als kind woonde hij daar al een tijdje met zijn ouders. Drie jaar later, in 1911, trouwt hij met Henriëtte. Jacob en Henriëtte, de latere ouders van Lientje, openen een slagerij op het Groote Kerkplein 4a, bij de ingang van de Laurenskerk. Zij wonen naast de slagerij, op het adres Groote Kerkplein 2b. Later verhuist de slagerij achtereenvolgens naar de Jonker Fransstraat en de Hofijk.
Jacob en Henriëtte krijgen drie kinderen: Belia in 1915, Eslina in 1917 en Simon Jacob in 1920. De roepnaam van Eslina is Lientje, ook als zij al op het Erasmiaans zit. Als volwassene zal zij zichzelf ‘Lien’ noemen. Het gezin is vermoedelijk orthodox-Joods. Lientje volgt de basisschool aan de openbare ulo, en zit daarnaast op de Godsdienstschool voor Israëlische Burgerkinderen aan het Hofplein 4a. Het hoofd van die school is Benjamin Jacob Stein, de vader van haar latere echtgenoot Egon.
Als Lientje zes jaar oud is, schenkt ze samen met haar broertje en zusje limonade op een poeriemkinderfeest in de feestzaal van Huize Kievid. Later wint ze meerdere prijzen bij cursussen en quizzen op de Godsdienstschool.
In september 1929 komt Lientje in de eerste klas van het Erasmiaans Gymnasium. Ze blijft geen enkele keer zitten en slaagt in 1935 voor haar eindexamen alpha. Het is niet bekend wat ze na haar eindexamen doet. Ze blijft in elk geval bij haar ouders wonen – het gezin woont inmiddels aan de Mathenesserlaan 273b. Lientje is actief binnen de Nederlandsche Agoedas Jisroeil Jeugdorganisatie. In een nieuwsbericht uit januari 1940 staat dat Lien op het jaarlijkse weekend van deze organisatie met de meisjes de asjrei oefent, een bekend Joods dankbaarheidsgebed.
Lien en Egon
Als Lien zich verlooft met Elchanan ‘Egon’ Stein, net als zij oud-leerling van het Erasmiaans Gymnasium, stelt hij haar voor aan de familie Trijbits. Arthur Trijbits, dan een tiener, herinnert zich Lien als een vriendelijk, knap meisje. Op 28 december 1941 trouwen Lien en Egon in de synagoge aan de Joost van Geelstraat. Arthur Trijbits herinnert zich Lien als een vriendelijk, knap meisje.
Huwelijk Lien de Haas en Egon Stein
Lien en Egon verhuizen naar de Sonoystraat 15c in Blijdorp. Nog geen twee weken na hun huwelijk, op 10 januari 1943, wordt hun dochter Lea geboren.
dochter Lea Stein
In juli 1942 worden de eerste Joodse Rotterdammers opgeroepen om zich te melden voor transport. Egon en Lien ontvangen nog geen oproep, omdat Egon werkt als docent aan het Joods Lyceum. Docenten krijgen uitstel van deportatie. Al snel gaan er verhalen rond over wat er gebeurt in het oosten. Egon wil onderduiken. Lien wil dat niet. Zij vindt de verhalen ongeloofwaardig. Haar verzetsvriendin Anna Rosa ‘Ans’ van Dam, jaargenoot op het Erasmiaans Gymnasium, probeert haar ervan te overtuigen om onder te duiken. Lien wil er echter niets van weten. Ook tussen Lien en Egon is er discussie. Uiteindelijk geeft Egon toe.
Als Lea drie maanden oud is, ontvangt het gezin een oproep om zich te melden bij Loods 24, voor deportatie naar kamp Vught. Verzetsvrouw Ans van Dam smeekt Lientje om Lea aan haar af te geven, zodat zij de baby op een veilige plek kan onderbrengen. Lientje wijst haar aanbod af. Anna Rosa van Dam, ‘tante Ans’, zal tijdens de oorlog veel Joodse kinderen redden. Toch zal zij tot het eind van haar leven een schuldgevoel blijven houden dat ze Lien en Lea heeft laten gaan.
Op 22 april 1943 melden Lien, Egon en Lea zich bij Loods 24 aan de Entrepotstraat in Rotterdam voor ‘de banen in het oosten’. Op 23 april komen zij aan in concentratiekamp Vught, bij ‘s-Hertogenbosch. Op 6 juni 1943 moeten alle kinderen tot vier jaar uit kamp Vught vertrekken. De dag erna zijn de kinderen van 4 tot en met 16 jaar aan de buurt. Tilly Bosman ziet alles gebeuren. Zij schrijft:
‘(…) Vandaag is het ergste van het ergste aan het gebeuren wat men zich maar kan indenken. Er gaat n.l. een transport kinderen van 0 tot 16 jaar. De kinderen tot 4 jaar moeten door de moeder begeleid worden. Van 4 tot 16 mag één van de ouders mee, indien niet in de industrie werkzaam (…).'
'De nieuwste streek, die ze gisteren uithaalden was, dat ze de vertrekkenden geen afscheid lieten nemen. (…) Dus mannen, vrouwen en kinderen konden dus niet eens elkaar spreken vóórdat één van de partijen wegging.’
Lien en Lea worden naar Westerbork gestuurd. Philip Mechanicus schrijft op 7 juni 1943 in zijn dagboek uit Westerbork:
‘Midden in de nacht, tegen half vijf, is een transport van zeventienhonderdvijftig Joden in veewagens aangekomen: op een honderd mannen na, niet anders dan berooide vrouwen met [hun] kinderen en zuigelingen. (…) Zij kwamen broodmager, geradbraakt aan, na een reis van tien uur.’
Op 8 juni vertrekt het Kindertransport uit Westerbork. Met meer dan 3000 personen verdeeld over 46 goederenwagons is dit het grootste transport van Joden vanuit Nederland. Het transport bestaat uit 613 mannen, 1350 vrouwen en 1051 kinderen tot en met 16 jaar. Onder de kinderen zijn 119 kleuters, 123 peuters en 55 baby’s.
Al snel gaan er verhalen rond over wat er gebeurt in het oosten. Egon wil onderduiken. Lien wil dat niet. Zij vindt de verhalen ongeloofwaardig.
Op weg naar het vernietigingskamp werpt Lientje nog een ansichtkaart uit de trein. Die komt uiteindelijk bij Ans terecht. Helaas is de kaart verloren gegaan. Lientje, Lea en de anderen worden gedeporteerd naar vernietigingskamp Sobibor in Polen. Bij aankomst moeten ze douchen in het badhuis. De vrouwen en kinderen weten niet wat hun te wachten staat. Uit de douche komt geen water, maar gas.
Lea is vijf maanden en één dag oud.
Van Lientjes ouderlijk gezin overleeft alleen haar broer Simon de oorlog. Haar ouders zijn vermoord in Sobibor op 23 april 1943. Haar zusje Belia is op 26 augustus 1942 vermoord in Auschwitz, samen met haar dochtertjes Sara en Henriëtte. Sara was 3 jaar oud, Henriëtte was 1 jaar oud. Belia’s man sterft een maand later in Auschwitz.