Leon Aussen werd geboren in Antwerpen op 14 maart 1914. Hij was de zoon van Bernhard Aussen en Margaretha Sara Aussen-van Witsen. Op 9 juni 1937 trouwde hij met Roza Kleerekoper. Zij was geboren in Amsterdam op 4 juli 1915. Leon en Roza woonden in Amsterdam aan de Nieuwe Uilenburgerstraat 80. Leon werkte als magazijnbediende. Ze kregen drie kinderen: op 20 oktober 1937 werd Catharina geboren en op 5 juni 1939 volgde Alfred. In het tweede oorlogsjaar volgde Margaretha Bertha. Zij werd geboren op 4 oktober 1941.
Leon Aussen
- Voornaam
- Leon
- Achternaam
- Aussen
- Geboortedatum
- 14 maart 1914
- Geboorteplaats
- Antwerpen
- Sterfdatum
- 31 maart 1943
- Sterfplaats
- Seibersdorf
Leon en Roza waren voor hun trouwen al lid geworden van AJC (Arbeiders Jeugd Centrale) in Amsterdam. De AJC had tot doel de arbeidersjeugd op te voeden en te ontwikkelen. Hun idealen probeerden zij te verwezenlijken vanuit een socialistisch gedachtegoed. Voor drank en tabak was geen plaats. Tijdens de bijeenkomsten was er veel aandacht voor lichaamsbeweging, volksdansen, spelletjes en muziek. De Paasheuvel in Vierhouten was een bekend kampeer- en samenkomstterrein van de AJC. Leon en Roza organiseerden in Amsterdam ook bijenkomsten voor de AJC.
Een maand voor de eerste verjaardag van hun jongste dochter Margaretha werd het gezin Aussen opgepakt en overgebracht naar kamp Westerbork.
Roza Aussen-Kleerekoper en de kinderen Catharina, Alfred en Margaretha.
Een maand voor de eerste verjaardag van hun jongste dochter Margaretha werd het gezin Aussen opgepakt en overgebracht naar kamp Westerbork. Op 6 september 1942 kwamen ze aan in dit doorgangskamp waar ze maar één dag verbleven, want op 7 september 1942 volgde transport naar Auschwitz.
Aad van As, leider van het distributiekantoor in het kamp schreef over dit transport: ”Waar zouden die transporten naartoe gaan? Vandaag is er weer een weggegaan. Het was nog donker. Ik heb ze zien loopen over de hoofdweg van het kamp. Gelukkig heb ik geen gezichten kunnen zien. Ik zag alleen maar menschen bewegen. Waar naartoe? Ik heb al eens gevraagd of ze dat hier weten, doch niemand heeft mij in kunnen lichten. Ik hoop toch nog eens met een smoesje achter de waarheid te komen.”
Net als vele transporten in die periode stopte de trein kort voor de aankomst in Auschwitz bij Cosel. Leon Aussen hoorde bij de mannen die hier uit de trein werden gehaald. Een overlevende van deze groep verklaarde na de oorlog: ”Cosel was geen station, het was een dijk waar de trein bovenop reed. Geheel onverwacht moesten daar mensen van een bepaalde leeftijd uitstappen. Wij werden de trein uitgegooid. Plotseling kwam er een luitenant bij me, die tegen me zei, dat ik me niet bang moest maken. Het zou maar voor drie dagen zijn en dan gingen we weer naar de vrouwen en kinderen. Nadat we uitgestapt waren moesten we knielen en toen werd er inspectie gehouden door Lindner, die rondliep met in zijn linkerhand een grote zweep en in zijn rechterhand een revolver. Er werden 15 personen uitgezocht, die uit een wagon rugzakken moesten halen. En natuurlijk kwamen er allemaal verkeerden uit. Lindner en nog anderen gingen toen een oppervlakkige selectie houden. Er werden toen nog mensen teruggestuurd in de trein en er werden er ook nog uitgehaald. Terwijl we daar nog zaten ging de trein verder. Na een minuut of tien kwamen er trailers.”
Van Cosel gingen de mannen direct naar het kamp Niederkirch en in oktober naar Seibersdorf. Seibersdorf was een verschrikkelijk kamp. Een overlevende vertelde over het werk dat de gevangenen moesten doen het volgende: “We moesten met kruiwagens stenen vervoeren om wegen aan te leggen, van de vroege ochtend tot laat in de avond. We begonnen in de regenperiode en stonden in modder en leem. Daarna begon de vorst en moesten we de grond en de stenen uithakken. Het zwaarste was het dragen van de rails die wij moesten leggen. Daarbij kwam dat wij ook heel weinig te eten kregen. Zowel op het werk als in het kamp werd vaak geslagen. Je moest dan op een lorrie gaan liggen en dan kreeg je een portie en werd er bepaald hoeveel stokslagen je kreeg. (…) Er was een strenge discipline. Bij het minste vergrijp werd erop los getimmerd en daarbij vielen regelmatig doden. Die gingen dan in een kuil, twee of drie op elkaar.”
En een andere overlevende: “Overdag moesten wij aan de spoorbaan werken en 's avonds aan de opbouw van het kamp. Water was er haast niet. De mensen stierven er als ratten.”
In maart 1943 zijn de mannen die nog in leven waren naar Blechhammer gebracht. Leon Aussen was daar niet meer bij en moet dus al daarvoor zijn omgekomen in Seibersdorf. Zijn sterfdatum is na de oorlog vastgesteld als zijnde 31 maart 1943. Leon heeft waarschijnlijk zijn 29e verjaardag niet gehaald. Zijn vrouw en kinderen zijn direct na aankomst in Auschwitz op 10 september 1942 vermoord.
Ter nagedachtenis is er na de oorlog een herdenkingszuil gekomen op het terrein van de Paasheuvel in Vierhouten waarop de namen van alle leden van de A.J.C. die in de oorlog zijn omgekomen vermeld staan. Zo ook de namen van Leo(n) en Roza Aussen.