Grietje Bonte was de dochter van Isaac Bonte en Fijtje Bonte-Huidemaker. Ze kwam uit een gezin van zes kinderen. Grietje trouwde op 26 januari 1916 met Levie Kurk, die drie jaar daarvoor zijn eerste vrouw verloren had. Grietje en Levie gingen in de Vrolikstraat wonen. Thuis naaide Grietje kleding voor een atelier en maakte ze zuurwaren die door Levie verkocht werden onder andere op markten.

Kurk-Bonte, Margaretha (Grietje)

Grietje en Levie kregen twee zonen. Op 19 maart 1917 werd Abraham geboren, een jaar later op 21 maart 1918 werd Isaac geboren. In oktober 1942 vond een razzia plaats in hun straat Abraham wilde via de zolder vluchten maar zijn broer Isaac wilde dat het gezin bij elkaar bleef. Op zolder vond een heftige woordenwisseling plaats tussen beide broers met als uitkomst dat Abraham toch via de dakgoten vluchtte. Hij overleefde de oorlog met een vals persoonsbewijs maar heeft tot aan zijn overlijden in 2003 veel last gehad van schuldgevoelens.

Zijn broer werd op 23 oktober 1942 gedeporteerd richting Auschwitz en bij Cosel uit de trein gehaald. In september 1943 kwam hij om in het werkkamp Neukirch. Grietje en Levie kwamen in kamp Westerbork terecht op 9 januari 1943. Ze verbleven in barak 85. Op 18 januari 1943 moesten ze op transport naar Auschwitz waar zij op 21 januari 1943 werden omgebracht.