Klaartje de Zwarte-Walvisch

Dit is een portret van Klaartje de Zwarte-Walvisch, schrijfster van een uniek oorlogsdagboek dat uiteindelijk in 2009 is uitgegeven onder de naam: “Alles ging aan flarden: Het oorlogsdagboek van Klaartje de Zwarte-Walvisch” (Uitgeverij Balans)

Klaartje de Zwarte-Walvisch

Voornaam
Klaartje
Achternaam
de Zwarte-Walvisch
Geboortedatum
06 februari 1911
Geboorteplaats
Amsterdam
Sterfdatum
16 juli 1943
Sterfplaats
Sobibor

 

De ontdekking van het dagboek en daarmee van de identiteit van de schrijfster:
Tijdens de voorbereiding van de documentaireserie “De Oorlog”, op 16 januari 2008, en op zoek naar bronnen voor de aflevering die over de Jodenvervolging zal gaan, stuiten twee NPS- medewerksters in het Joods Historisch Museum op een “anoniem”document. Het blijken dagboekaantekeningen te zijn, verdeeld over een oud kladblokje en een drietal schoolschriftjes, van een anonieme Joodse vrouw over haar verblijf in Kamp Vught. Er volgt een transcriptie van het dagboek waardoor het digitaal beschikbaar wordt en beter leesbaar. De medewerksters Yfke Nijland en Suzanne Hendriks gaan vervolgens, met het dagboek als leidraad, op onderzoek uit naar de identiteit van de schrijfster van het dagboek. Pas na vele maanden, in september 2008 komen zij, dankzij een fragment uit het dagboek van 15 juni 1943, op een cruciaal gegeven, n.l. de verjaardag van een zusje. Na een periode van intensief zoeken en vergelijken van
namen, namenlijsten en geboortedata en met name dankzij de gegevens die beschikbaar zijn via de website Digitaal Monument Joodse Gemeenschap in Nederland, komen zij zo achter de naam en identiteit van de dagboekschrijfster: Klaartje De Zwarte –Walvisch.

Een fragment uit het voorwoord van Ad van Liempt van het dagboek van Klaartje:
“Klaartje is geboren op 6 februari 1911. Ze is dus niet ouder dan 32 jaar geworden. Ze komt voor op de persoonskaart van haar man, Joseph de Zwarte, die een half jaar jonger was. Ze zijn in december 1934 getrouwd. Klaartjes beroep was naaister, Joseph was magazijnbediende. Ze hebben eerst aan de Oudeschans gewoond in Amsterdam en zijn in april 1941 naar de Tweede Oosterparkstraat verhuisd. Klaartje kwam uit een gezin met elf kinderen, van wie er vier kort na hun geboorte stierven. Van de anderen zijn er zes in Auschwitz of Sobibor omgekomen, van de zevende hebben we geen gegevens kunnen achterhalen. Echtgenoot Joseph de Zwarte was er een uit een gezin van negen kinderen; van hen hebben er twee de oorlog overleefd. Een van hen was Salomon, de man die zijn schoonzus uitzwaaide en haar dagboek in veiligheid heeft gesteld. De dochter van Salomon heet Miep en woont in Toronto (Canada). Zij is degene die het dagboek aan het Joods Historisch Museum heeft overgedragen. “Ik wist absoluut niet dat het door mijn tante was geschreven. Mijn vader heeft er nooit iets over gezegd, anders zou ik dat geweten hebben. Maar dat is wel logisch, mijn vader en ik spraken niet veel over de oorlog. Wij huilen allebei nogal gauw, zeker bij dit onderwerp, en we spaarden elkaar dus.” Meer dan 60 jaar later worden de dagboeknotities in Canada, na het overlijden van Salomon de Zwarte, door diens zoon en dochter gevonden. Dochter Miep (in maart 2010 overleden) besluit, niet wetend van wie deze notities zijn, het kladblokje en de schriftjes over te dragen aan het Joods Historisch Museum te Amsterdam. Later blijkt dat Salomon de Zwarte in 1991 wel enkele familiefilmpjes aan het JHM te hebben geschonken, waarop Klaartje te zien is en waarvan een “still” is afgehaald voor de foto van Klaartje.

Het had dus weinig gescheeld of de notities van Klaartje hadden de buitenwereld nooit bereikt. Terwijl zij juist om die reden het dagboek was gaan schrijven. Een schreeuw van woede, wanhoop, ongeloof, verwarring en verbazing; in de hoop dat mensen met enig gevoel voor beschaving buiten Kamp Vught hiervan “ooit”kennis zouden kunnen nemen. Wetend dat aan haar lot en dat van haar lotgenoten niets meer veranderd zou kunnen worden maar wellicht voor mensen later, later… Het is te danken aan het diepgravend onderzoek van Ad van Liempt en diens medewerkers in 2008 dat Klaartje uit de anonimiteit is gekomen. Daarom kan nu alsnog, anno 2009, de wereld kennis nemen van de afschuwelijke realiteit in Kamp Vught gezien en ervaren door deze moedige Joodse vrouw.

Korte inhoudsbeschrijving van het dagboek
Dit boek bevat dagboeknotities geschreven vanaf haar arrestatie op 22 maart 1943 in de Tweede Oosterparkstraat te Amsterdam, waarna een beschrijving volgt van haar verblijf van 10 dagen in de Hollandsche Schouwburg samen met haar man Joseph en daarna het kampleven in Vught tot haar transport naar en aankomst in Westerbork op 4 juli 1943. Alles bij elkaar een periode bestrijkend van drieëneenhalve maand. Haar leven eindigde een kleine twee weken na aankomst in Westerbork, in de gaskamer van vernietigingskamp Sobibor, op 16 juli 1943. Joseph kwam om op 31 maart 1944 op een onbekende bestemming “ergens in Polen”.

Twee weken heeft zij doorgebracht in Westerbork. Twee weken waarover zij niet meer heeft geschreven. Wel valt af te leiden uit de beschrijving van haar aankomst in Westerbork, dat zij daar hartelijk en warm werd opgenomen in een kleine kring van familieleden (waaronder haar zwager Salomon de Zwarte aan wie zij haar dagboeknotities heeft gegeven) en kennissen. Salomon zwaait Klaartje uit als zij op transport naar Sobibor vertrekt, haar dood tegemoet. Naast de dagboeknotities van Klaartje, vonden familieleden ook een briefje met aantekeningen van Salomon, gemaakt op de dag van vertrek van Klaartje uit Westerbork: “Klaar zojuist naar de trein gebracht. Heb al het mogelijke gedaan om het haar aangenaam te maken. Bewonderenswaardig flink is ze. Een uit velen die ik hier heb zien weggaan. Ondanks dat ze heel alleen was, slaat ze er zich prachtig doorheen. Onze tafel was zeer onder de indruk omdat ze erg lief voor iedereen is geweest.”

‘Zoals men wel eens onwillekeurig een stukje papier versnippert, zo werden harten en zielen verscheurd en uit elkaar gerukt. Alles ging aan flarden. Alles werd vertrapt.'

Portret van Klaartje

Op 22 maart 1943, de dag waarop zij en haar man Joseph de Zwarte worden opgepakt, woont Klaartje De Zwarte-Walvisch in een comfortabele woning aan de Tweede Oosterparkstraat 245. Ze is werkzaam als naaister en geniet op die dag van een boek, in de vroege voorjaarszon op haar balkon. Niet eens ondergedoken, maar min of meer berustend in een toekomstig, niet te keren lot, weet zij, na enig rumoer in de straat, dat op die dag zij aan de beurt zijn om naar werkkampen te worden afgevoerd. Door Jodenjagers, vermoedelijk leden van de beruchte Colonne Henneicke, worden ze op onbeschofte en brute wijze van huis gehaald. Na een verblijf van 10 dagen in de Hollandsche Schouwburg volgt dan transport naar Kamp Vught. Joseph gaat naar het “mannenkamp” en zo mogen de mannen en vrouwen elkaar slechts eenmaal per week, op zondagavond, even kort zien. Joseph moet dwangarbeid verrichten aan de Moerdijk. Klaartje is alleen en besluit haar dagelijks leven in de barakken van Kamp Vught zoveel mogelijk en in het “geheim” op te tekenen; eerst op een kladblok, later overgaand in een drietal schoolschriftjes.

Uit de wijze waarop zij de gruwelijkheden om haar heen beschrijft komt een sterke, moedige vrouw naar voren die kracht put uit haar trots en gevoel van eigenwaarde. Een vrouw die ondanks een vervelende lichamelijke aandoening, ze had veelvuldig last van slokdarmproblemen, zich sterk en manmoedig verweerde tegenover de vijand; eerst in de personen van de verraders en joden jagers die hen kwamen arresteren, later de kampbewakers en -bewaaksters in Vught.

Klaartje is ook getuige geweest van de beruchte Kindertransporten op 7 en 8 juni 1943 vanuit Vught. Er werd meegedeeld dat het Kinderkamp moest worden opgeheven en ze schrijft daarover op dinsdag 8 juni:

‘Is het overdreven als ik beweer dat alles wat ik hier schrijf de werkelijkheid nog lang niet nabij komt? Alleen zij die dit leed persoonlijk meegemaakt hebben, zij zullen het begrijpen. En zij die het niet meegemaakt hebben en dit eens zullen lezen, zij moeten het begrijpen. Zij moeten weten het grote leed dat ons is aangedaan.’

Dramatische afscheidstaferelen spelen zich voor haar ogen af. Gezinnen worden uit elkaar gerukt. Moeders die afscheid moeten nemen van kinderen boven de 16 jaar, want alleen moeders met jonge kinderen moesten mee op dit transport; mannen die hiervan niets wisten en dus geen afscheid hadden kunnen nemen; mannen die hiervan wel wisten en niet mee mochten en hartverscheurend afscheid moesten nemen van hun vrouwen en kinderen, hen overlaten aan een onbekend vreselijk lot in vreemde barbaarse handen..

‘Zoals men wel eens onwillekeurig een stukje papier versnippert, zo werden harten en zielen verscheurd en uit elkaar gerukt. Alles ging aan flarden. Alles werd vertrapt. Elk hartje, onverschillig of het klein of groot was, werd vertrapt, besmeurd en onherstelbaar verwoest. Dit was beschaving. Dit was cultuur. Dit was het nieuwe Europa. Wanneer zal voor ons de verlossing komen? Waar blijft onze redding? Moeten wij dan eerst allemaal ten onder zijn gegaan? Dit leed dat nu geleden wordt, is toch al niet meer goed te maken?’

Klaartje heeft, om mensen te beschermen, nergens in haar boek namen genoemd. Ze praat over haar zusje, vriendin, haar lieve man. Als ze ook het eind van haar verblijf in Kamp Vught voelt aankomen, haar transport naar Westerbork, schrijft ze alvast een afscheidsbrief naar Joseph, haar man die nog steeds werkzaam is aan de Moerdijk en die ze af en toe terugziet in het mannenkamp. Helaas zal ze hem niet meer zien. Tot haar grote teleurstelling zit Joseph niet bij de groep mannen van de Moerdijk, die naar Vught teruggestuurd waren om samen met hun vrouwen op transport gesteld te worden naar Westerbork. Na diverse vruchteloze pogingen ondernomen te hebben om uitstel van transport te verkrijgen, sluit ze diep verdrietig en alleen aan bij het transport van honderden mannen, vrouwen en kinderen. Haar man achterlatend en op weg naar een onbestemde en onzekere bestemming.

Eerst ja Westerbork, maar voor hoe lang? En waar ging het daarna naartoe? Werkkampen, of erger? Onderweg overweegt ze nog een paar keer een ontsnappingspoging te ondernemen. Ze vraagt hierbij ook hulp van een aardige marechaussee die het transport begeleidt. Echter ook hij ziet geen mogelijkheid voor haar.. het is te gevaarlijk..:

‘Ik gaf nog niet op. Ik wilde alles riskeren, want te verliezen had ik toch niets meer. Maar het lukte niet. De ene marechaussee die voortdurend op me gelet had, kwam naar me toe en zei dat het niet ging. Als het enigszins mogelijk was, zou hij mij geholpen hebben, maar ik zag zelf ook wel in dat het niet lukken zou. Ik schikte me dus maar in mijn lot en besloot dan op Westerbork te proberen daar te blijven, zolang mijn man nog aan de Moerdijk was. Eindelijk, om een uur of vijf in de ochtend arriveerden we te Westerbork.’

 


Fragment van de transportlijst van 13 juli 1943, Westerbork - Sobibor

In de serie 'Het was oorlog' van omroep Max komt het dagboek van Klaartje de Zwarte-Walvisch uitgebreid aan de orde in aflevering 3:  https://www.npostart.nl/het-was-oorlog/10-02-2017/POW_03414359

 

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.