Josephina (Fien) Joosten-Groen

Josephina Groen werd op 30 maart 1908 geboren in Utrecht. Haar roepnaam was Fien. Zij was het tweede kind van Abraham Groen (geboren op 5 juli 1877 in Den Haag) en Johanna Sanders (geboren op 9 augustus 1878 in Oudewater). Haar vader was chef verkoop van woninginrichtingszaak Loeb op de Ganzenmarkt in Utrecht, haar moeder was tot hun huwelijk in 1906 eerste verkoopster bij Maison de Bonneterie in Den Haag.

Josephina (Fien) Joosten-Groen

Voornaam
Josephina
Achternaam
Joosten-Groen
Geboortedatum
30 maart 1908
Geboorteplaats
Utrecht
Sterfdatum
12 oktober 1942
Sterfplaats
Auschwitz

Fien had vier zussen en een broer. Haar zus Nettie (Schoontje) was een jaar ouder; na haar kwamen in 1909 Mary (Mietje), in 1911 Ans (Antje), in 1912 Cato en in 1914 Is (Israel). Catootje is maar twee maanden oud geworden. 
Fien heeft vrijwel steeds in Utrecht gewoond. Toen zij werd geboren, woonde het gezin in de Kwartelstraat. Nog geen twee maanden daarna verhuisden zij naar Nieuwekade 13, later naar de Weisstraat (nu de Mgr van de Weteringstraat), en in 1914 naar Schoutenstraat 12 waar haar ouders zelf een woninginrichtingszaak begonnen. In 1933-1934 hebben zij korte tijd in De Bilt gewoond, omdat haar vader in verband met een longziekte was opgenomen in sanatorium Berg en Bosch.
 

Fien, links, met moeder en zusje

Drie jaar voor zijn dood in 2003 heeft Fiens broer Is (Israel) na lang aandringen zijn levensverhaal aan zijn dochter verteld:

“Ons gezin was volledig geassimileerd. Joodse rituelen werden niet in acht genomen, behalve dat de kinderen naar de misjpoge genoemd moesten worden, en dat de zoon besneden moest worden en toen ie dertien jaar was z'n bar-mitswa doen. Dat was wel een groot feest, andere Joodse feestdagen niet, met de kerst hadden we een kerstboom in huis. Alles werd gegeten: kreeft, garnalen, paling, je kan 't zo gek niet denken, maar varken niet, dat kwam er bij ons thuis niet in.”

Fien had epilepsie, volgens zeggen doordat zij als baby uit de kinderstoel was gevallen. Zij heeft thuis privé-onderwijs gekregen en mocht niet naar school, want ze kon onderweg ineens een toeval krijgen.

“Zij heeft een rotleven gehad, ze was nooit alleen. Ze waren panisch dat haar wat gebeurde, dus waar ze ook heen ging, er moest altijd iemand mee. Want ze had vrij heftige insulten, op de meest onverwachte momenten. Zij is thuisgebleven en zo eigenlijk min of meer automatisch in de zaak gerold.”

Door keihard te werken, is het de familie financieel voor de wind gegaan. Zowel vader en moeder als Fien werkten in de zaak, en voor boven was er huishoudelijke hulp, vaak Duitse dienstmeisjes voor dag en nacht. Ook Fien’s zus Mary kwam na de lagere school in het huishouden helpen. Nettie en Ans zijn naar de mulo geweest en zijn allebei apothekersassistente geworden. Is heeft farmacie gestudeerd en is na de oorlog apotheker geworden.

Het gezin Groen. Fien staat meest links.

Albert kon verlof krijgen uit Westerbork om te gaan trouwen, op voorwaarde dat hij zich na tien dagen met echtgenote weer meldde.

“M’n vader is op 4 maart 1937 overleden. Fien en m’n moeder hebben het nog een tijd volgehouden maar voor de oorlog hebben ze de zaak geliquideerd. We zijn er blijven wonen en konden behoorlijk van de financiën blijven rondkomen. De andere dochters waren getrouwd, alleen Fien en ik woonden nog thuis. In 1940 ben ik op kamers gaan wonen.”

Nettie was 'gemengd gehuwd', die moest in de oorlog met een ster op lopen maar mocht in Nederland blijven. Mary en Ans waren allebei met een Joodse man getrouwd, Mary met Sally Keizer en Ans met Isko Groenberg. Ook Is dook onder:

“Mijn verloofde Els kwam nog wel bij m’n moeder en m’n zuster, en via haar hoorde ik dus hoe het thuis ging. Moeder en Fien woonden in dat grote huis in Utrecht, en ieder ogenblik konden ze weggehaald worden. Maar Fien had op de bruiloft van een van haar zussen een neef van Isko leren kennen, Albert Joosten.”

Albert’s vader en oom hadden in het Duitse Lippstadt een grote veehandel, maar rond 1935 zijn zij wegens het toenemende antisemitisme naar Nederland teruggekeerd. Albert’s vader begon in Groningen een textielhandel en Albert ging op de fiets met manufacturen de boer op. In 1942 werd de hele familie opgepakt en naar kamp Westerbork gestuurd. Albert kon verlof krijgen uit Westerbork om te gaan trouwen, op voorwaarde dat hij zich na tien dagen met zijn echtgenote weer meldde. 

“Albert kon verlof krijgen uit Westerbork om te gaan trouwen, op voorwaarde dat hij zich na tien dagen met zijn echtgenote weer meldde, en zou ie dat niet doen, dan werd z'n hele familie onmiddellijk op transport naar Duitsland gezet. Dus hij is naar Utrecht gekomen, die twee zijn op 2 september 1942 getrouwd, hebben daar nog tien dagen samen gehad, en zijn toen samen naar Westerbork vertrokken. Die zijn dus vrijwillig gegaan, die heb ik nooit meer gezien. Ze zijn allebei vergast.

Fien en Albert zijn op 9 oktober 1942 samen op transport naar Auschwitz gegaan. Fien is daar omgekomen op 12 oktober 1942, Albert op 31 januari 1943. Fien is 34 jaar geworden, Albert 30.

Is Groen vertelt verder:
“Na Fien’s vertrek zat mijn moeder alleen in het grote huis. Zij was inmiddels 64, ze was hartpatiënte en elke keer als ze in de straat een vrachtauto aan hoorde komen of aan de deur rammelen..... Die heeft een vreselijke tijd gehad. Ze had een hele goeie en betrouwbare huisarts en die heeft ervoor gezorgd dat ze opgenomen werd in het Antoniusziekenhuis. Ze is in het ziekenhuis overleden op 29 januari 1943. Ik weet nog altijd niet of zij een natuurlijke of een zelfgekozen dood is gestorven.”

Is Groen, zijn verloofde Els, zijn drie andere zussen en twee van zijn zwagers hebben de oorlog overleefd.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.