Joseph Pronkhorst

‘Ik heb echter niet veel nieuws meer dan U op het hart te drukken. Laat het hoofd niet hangen. Na deze tijd komt nog een tijd en misschien spoediger dan wij verwachten. Al ziet dat er af en toe somber uit. Toch komt de zon weer achter de wolken vandaan. En dan is voor ons allen een nieuwe zonnige wereld open.’

Foto links: barakken van het werkkamp Geesbrug waar Joseph Pronkhorst tewerkgesteld was.(collectie HcKW)

Joseph Pronkhorst

Voornaam
Joseph
Achternaam
Pronkhorst
Geboortedatum
19 juni 1922
Geboorteplaats
Amsterdam
Sterfdatum
30 september 1942
Sterfplaats
Auschwitz

Joseph Pronkhorst werd geboren op 19 juni 1922 in Amsterdam als jongste van de drie zoons van Samuel Pronkhorst (Amsterdam, 7 juni 1892 – Auschwitz, 9 november 1942) en Catharina Elsas (Amsterdam, 6 december 1893 – Sobibor, 9 april 1943).

Joseph werd een dag na zijn geboorte aangegeven in Amsterdam. De Standaard 21 juni 1922

Zijn broers waren Maurits (Amsterdam, 4 juni 1916 – Utrecht, 25 januari 1962) en Abraham (Amsterdam, 18 september 1920 – Mauthausen, 7 juli 1942).

Toen Samuel met Catharina trouwde was hij loopjongen en pakhuisknecht, zo staat vermeld in de huwelijksakte. Later werd hij blijkens documenten van het bevolkingsregister van Amsterdam zakkenbewerker en zakkenstopper.

Getuigen huwelijk Samuel Pronkhorst en Catharina Elsas op 4 augustus 1915 in Amsterdam. Dat waren Catharina’s broer Isaäc uit Hilversum, een handelsreiziger, en Philip Elsas uit Amsterdam, een oom van Catharina, diamantslijper van beroep. “De beide moeders verklaarden niet te kunnen naamtekenen, als hebbende geen schrijven geleerd”. A. Pronkhorst is de vader van Samuel, Abraham Pronkhorst (Londen 1868 – Rotterdam 1940).
Noord-Hollands Archief (https://hdl.handle.net/21.12102/B1E7BA2492AB488F85BD07677DA42F0C)

Familiebericht. "Utrechts volksblad : sociaal-democratisch dagblad". Amsterdam, 11-04-1940, p. 12.
Geraadpleegd op Delpher op 23-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010941289:mpeg21:p012

J. Pronkhorst in bovenstaande advertentie is Joseph Pronkhorst, de oudste broer van Samuel. Hij was boekhandelaar, en runde een winkel in Rotterdam, tot waarschijnlijk de straat waarin hij zijn handel dreef in mei 1940 bij het bombardement op Rotterdam werd weggevaagd. Daarna had hij een boekhandel in Den Haag, waarvoor hij maandelijks advertenties is diverse regionale kranten plaatste.

Samuel Pronkhorst kwam uit een groot gezin: hij was op een na de oudste van negen broers en zusters van wie velen met hun gezinnen de oorlog niet zouden overleven. (*1). Ook Catharina Elsas kwam uit een groot gezin. Haar ouders, Mozes Elsas (Amsterdam 1869 – 1903) en Gonda Degen (Amsterdam, 22 april 1865 – Sobibor, 13 maart 1943) hadden zes kinderen, van wie Catharina de derde was (*2). Slechts een van hen overleefde de oorlog.

Over de jeugd van Joseph, die Jo werd genoemd, en zijn broers is niet veel te vinden. Joseph werd leerbewerker, net als Abraham. Het gezin woonde in de Transvaalstraat 120 driehoog in Amsterdam.
In de jaren twintig van de vorige eeuw verhuisden veel Joden uit de buurten rondom het Waterlooplein naar onder andere de Transvaalbuurt, en zo werd deze buurt een Joodse buurt. 80 % van de bewoners was Joods, maar veel bewoners in die tijd zullen deze buurt niet Joods hebben gevonden. Veel van de bewoners waren namelijk nauwelijks nog religieus. De buurt had een ander karakter. Vrijwel zonder uitzondering waren de bewoners aangesloten bij de SDAP, de voorloper van de PvdA. De buurt was dus vooral socialistisch en werd gezien als een rood bolwerk. Het was een buurt waar orde en netheid belangrijk waren. Wekelijks kwam men bijeen om problemen te bespreken en mensen die hun huur niet konden betalen door ziekte of werkeloosheid konden rekenen op hulp van buurtgenoten.

Dat Joseph ook uit een socialistisch gezin kwam weten we omdat zijn naam staat op de herdenkingszuil van de AJC, de Arbeiders Jeugd Centrale, op De Paasheuvel te Vierhouten (gemeente Nunspeet), het kampeer-en samenkomstterrein van de AJC. Deze herdenkingszuil werd onthuld ter herinnering aan de meer dan 400 leden van de AJC, die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. Vele van de namen op de gedenkzuil zijn namen van Joodse oorlogsslachtoffers.

De Arbeiders Jeugd Centrale werd op 18 maart 1918 opgericht door de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP) en het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV). De organisatie richtte zich op het opvoeden en ontwikkelen van de arbeidersjeugd, zowel in lichamelijke als in geestelijke zin. De AJC was een organisatie met een geheel eigen stijl en karakteristieke omgangsvormen – zonder tabak of alcohol, met een eigen manier van kleden, vrijetijdsbesteding en feest vieren. Na de inval van de Duitsers hief de AJC zichzelf op. Ondergronds gingen de activiteiten door. Na de oorlog werd de AJC snel heropgericht, maar in 1959 werd de organisatie weer opgeheven vanwege het teruglopend ledenaantal.

Monument op de Paasheuvel ter herinnering aan de ruim 400 AJC leden die in de oorlog omkwamen.
Een van hen was Joseph Pronkhorst. (https://veluwe.nl/locatie/monument-op-de-paasheuvel/)

Op 31 maart 1942 kreeg Joseph een oproep om naar werkkamp Geesbrug in Drenthe te gaan. Een andere Joodse jongen die naar Geesbrug ging, Maurits Buitekant, net als Joseph 20 jaar in 1942, overleefde de oorlog. Hij vertelde veel later in een interview: “Op 31 maart 1942 kreeg ik de oproep om te gaan werken. In sommige wijken waren razzia’s aan de gang. Joodse jongens werden opgepakt en naar Westerbork afgevoerd. Ik dacht dat ik in zo’n werkkamp een stuk veiliger zou zitten. We moesten elke dag geulen graven. Waar die voor dienden weet ik nog steeds niet, maar het werk was te doen.”

We mogen aannemen dat Joseph om dezelfde reden gehoor gaf aan de oproep en dat hij mogelijk met dezelfde groep jongens naar Geesbrug afreisde. In een van zijn brieven, die van 20 mei 1942, schreef hij dat hij al bijna 7 weken in Geesbrug zat, dus het is aannemelijk dat hij er eind maart kwam net als Buitekant.

Iets ten westen van het dorp Geesbrug, aan de weg naar Hoogeveen en de Hoogeveense Vaart, lag het kamp Geesbrug. Het kamp had een capaciteit van maximaal 240 arbeiders. Joodse dwangarbeiders werden onder andere ingezet voor ontginning- en landbouwwerkzaamheden en de aanleg van een betonnen beschoeiing in een waterlossing naast het kanaal Coevorden-Zwinderen.

Joseph schreef een aantal brieven vanuit dit werkkamp aan zijn familie. Op 20 mei 1942 schreef hij aan zijn tante Rika van Dam – Pronkhorst, een zus van zijn vader, en haar man Maurits van Dam. Zij hadden een parfumeriezaak aan de Groene Hilledijk, 183 b in Rotterdam. Zij hadden twee zoons, Simon en Abraham.

Beste familie,
Hedenavond heb ik U brief in de beste welstand ontvangen. Tot m’n plezier vernam ik dat bij U ook nog alles gezond is. Wat ons lot als Jood betreft, daar zullen we vast wel overheen komen daar ben ik niets bang voor. Maar de kwestie is, hoelang duurt het nog? Ik vind het erg mooi van U dat U mij niet wou schrijven van Ab. Ik kan U nu echter meedelen dat hij mocht schrijven. Hij was erg optimistis en laat gelukkig het hoofd evenals wij, niet zakken. Het is een moeilijke tijd, voor hem waarschijnlijk harder dan voor ons, maar we zullen er wel doorkomen. Van verlof voor ons is voorlopig nog geen sprake hoewel we al bijna 7 weken hier zijn en om de 17 dagen verlof zouden krijgen. Maar er zal wel ééns verlof komen al is het maar groot.
Nu lieve familie ik houd er mee op want ik wou Simon ook nog even apart schrijven en ik heb er al enige achter de rug. Nu het beste met tante Rika, Simon Ab en met Oom Maurits.
Een hartelijke groet van Uw aller neef,

De Ab waarover Joseph schrijft zal zijn broer Abraham (Ab) zijn. Hij zat gevangen in kamp Amersfoort in mei 1942 en schreef een brief aan zijn ouders, waarover Joseph dus kennelijk had gehoord.

Hieronder de tekst van de brieven die Abraham schreef aan zijn ouders en zijn verloofde:

3 mei 1942,
Lieve moeder en vader,
Hier is dan eindelijk een levensteken van mij. Ik maak het goed. Hoe is het bij jullie? Laat het hoofd niet hangen hoor. Ook als jullie niets van mij hoort want het is niet altijd mogelijk te schrijven. Hoe gaat het met Jo, went hij al in het werkkamp? Laat jullie gauw wat van jullie horen? Eenmaal in de maand mag ik brief ontvangen en schrijven. Moeder, speciaal dit voor u, maak het Loes in geen geval moeilijk, help haar ja? Ook mag ik eens per maand geld ontvangen, op zijn hoogst f20,- per maand, maar als jullie het niet kunt missen is minder ook goed hoor, want jullie zult het zelf wel veel te hard nodig hebben he.
Zijn de portefeuilles al verkocht? Gebruik gerust al het geld hoor. Wacht, laatste gedeelte van de brief is voor Loes. Lieve Loes, Heb je het moeilijk? Houd maar goede moed hoor, dat doe ik ook. En als ik weet dat jij flink bent, dan kan ik het ook zijn. Dus Loesje als ik hoop ik hier spoedig weer uitkom, kan ik dan rekenen op een flink meisje? Geef aan Annie ook de groeten van mij. Nu moeder vader en Loes, flink zijn hoor en hopelijk ben ik weer gauw in jullie midden. Schrijven jullie alle bijzonderheden van thuis en hoe het met de werkplaats is? Pak al het gereedschap goed in de kist en laat Loes dit dan goed bewaren ja. Geef jullie ook de groeten aan Jo. Nu beste allemaal, evenveel zoenen van jullie zoon en jongen. Ab

Ter verduidelijking: Loes was de verloofde van Ab, Loes van Groningen heette ze. Hij wilde met haar trouwen, maar omdat zij niet Joods was, werd dat door de gemeente Amsterdam verboden. Een gemengd huwelijk was niet meer mogelijk vanaf 25 maart 1942. Ab ontving daarover de volgende brief:

Collectie Joods Historisch Museum (https://prod.jck.hubs.delving.org/page/aggregation/jhm-documenten/D006690)

Ab was evenals Jo leerbewerker, dus de werkplaats en het gereedschap waarover hij schreef, hebben waarschijnlijk daarmee te maken, evenals de portefeuilles, die Ab, en misschien Jo, hadden gemaakt, en probeerden te verkopen.

De tweede brief van Ab uit kamp Amersfoort is van 1 juni 1942:

Lieve ouders, Jo, Annie en Loes, Hier dan weer eens antwoord. Hartelijk dank voor de f.20,-. Hoe is het alles thuis? Ik hoop van goed. Ik zelf maak het ook goed. Waarom schreef u zo weinig nieuws? Is het gereedschap goed verzorgd? En wat is er van het werk geworden dat half af was? En wat doet Roos? Vader hartelijk gefeliciteerd met uw verjaardag. Ik hoop dat ik volgende verjaardagen weer met U mee kan vieren. Hoe gaat het met Loes? Flink zijn hoor! Dat probeer ik ook te zijn en hopelijk duurt mijn straf niet al te lang. Geeft u ook de groeten aan Man en Go en aan fam Roos. Is Jo al thuis geweest? Als u weer schrijft, laat Loes ook een regeltje schrijven. Ja? Als jullie een foto van mij wilt hebben dan moet u kijken in een van de twee schrijfboeken die op mijn tafeltje staan, daar zit een foto van mij in. Feliciteerd u Mon en Jo ook maar van mij. Ik zelf hoop dat ik op mijn eigen verjaardag weer thuis kan zijn. Nu Moeder en Vader, houd jullie taai hoor. En als jullie weer schrijft, zend de brief dan zo snel mogelijk want ik ben erg nieuwsgierig naar veel en goed nieuws. Vraagt u ook Loes iets te schrijven op hetzelfde papier natuurlijk. Nu lieve ouders, verder heb ik geen nieuws dan de hoop dat jullie je thuis ook flink houd, vooral Moeder hoor! Als ik daarvan op aan kan dan ben ik ook gerust. Nu verder hartelijke groeten van jullie liefhebbende zoon en jongen, Ab.

Abraham Pronkhors kwam op 21 juni 1942 aan in Mauthausen en werd daar op 7 juli 1942 op de vlucht neergeschoten. Dat laatste staat op zijn overlijdensberichtkaart van kamp Mauthausen. Abraham werd 21 jaar.

Arolsen Archives (https://collections.arolsen-archives.org/en/document/1702363)


In de tweede brief aan de familie van zijn tante Rika en oom Maurits, van 25 juni 1942 schreef Jo:

Beste Tante Rika Oom Maurits Simon en Ab,
In antwoord op uw brief van 19 juni deel ik U mede dat ik deze in de beste welstand heb ontvangen en daaruit heb vernomen dat Uw aller gezondheid ook in orde is. Tot mijn spijt moest ik vernemen dat er beroerde dingen hier gepasseerd zijn. Ik weet niet wat het is geweest maar ik vind het toch beroerd voor U allen. U hebt al beroerdigheid genoeg gehad. Ik hoop dat Simon en Ab niet gekeurd hoeven te worden want dat zou de klap op een vuurpijl zijn. Hier is wel sprake dat ons kamp wordt aangevuld met Hagenaars en Rotterdammers. Maar ik hoop er geen familie bij te zien. D.w.z. dat ze ook niet naar een ander kamp gaan. Wat mij betreft gaat alles g.z.d (godzijdank) “Goed”. Ik leef en ik werk dat is nog de hoofdzaak. En ik eet nog. Ik vond het reuze leuk dat Tante Lena hier is geweest. Weer eens een teken van leven buiten die Drentenaren om.
Als ik zo eens U brief doorlees weet ik absoluut niet, wat of ik daar eigenlijk op moet antwoorden. Maar ja één kant is tenminste al vol. Ik heb echter niet veel nieuws meer dan U op het hart te drukken. Laat het hoofd niet hangen. Na deze tijd komt nog een tijd en misschien spoediger dan wij verwachten.
Al ziet dat er af en toe somber uit. Toch komt de zon weer achter de wolken vandaan. En dan is voor ons allen een nieuwe zonnige wereld open. Dus zo goed als ik, die het hier heus niet heb zoals ik het wens, moeten jullie die nu nog als familie en gezin bij elkaar bent ook de moed erin houden. En hopen op een nieuwe betere toekomst,

Joodse dwangarbeiders in het werkkamp Geesbrug. Namen zijn niet bekend. (collectie HcKW)


De tante Lena die Jo in deze brief noemde is zijn tante Helena Houwaart – Pronkhorst, ook een zus van zijn vader. Zij zou de oorlog overleven, waarschijnlijk omdat ze was getrouwd met een niet-Joodse man, Dirk Franciscus Houwaart. Hun zoon, Dick Houwaart was een bekend journalist en schrijver die ook over kamp Westerbork schreef. https://nl.wikipedia.org/wiki/Dick_Houwaart#:~:text=Dirk%20Franciscus%20(Dick)%20Houwaart%20(Den%20Haag,

Op 25 juni 1942 schreef Jo ook nog een brief aan zijn neef Simon:

Beste Simon,
Nu jou even antwoorden op jouw brief. Ik heb al uit de brief voor Oom Maurits gemerkt, dat de stemming niet al te opgewekt is. Zo je schrijft is het in Rotterdam niet al te fraai met het eten gesteld. Je moet niet denken dat het hier alles zo prima is. Ik zal je zeggen dat ik liever in Mokum honger lijdt dan in het kamp niet te eten heb. Buiten het kamp wel hoor.
Ik heb sinds maandag geen aardappel meer in het kamp gezien. We zorgen evenwel toch dat we wel wat te eten hebben. De boeren werken geweldig mee. Simon, zo je schrijft bestaat de kans dat je ook gekeurd moet worden. Ik hoop maar dat het niet het geval is. Hoewel ik al weet dat in ons kamp ongeveer 40 Hagenaars en Rotterdammers komen.
Als je wel gekeurd wordt, probeer dan maar hier te komen, of in Gelderland. Maar liever zie ik je helemaal niet.
Nu Simon ik heb niet veel nieuws meer het ergste heb ik al geschreven. Ik kon je nog dat schrijven, dat verlof krijgen we helemaal niet.
Dus dat is een mooi bericht voor ons geweest. We zullen nu maar hopen op een spoedig afloop van de oorlog. En dat er spoedig voor ons allen een nieuwe betere tijd aanbreekt. Het beste met jou en de hartelijke groeten van je neef

Simon van Dam (Rotterdam, 26 juli 1920) was de zoon van Rika van Dam- Pronkhorst en Maurits van Dam. Simon werkte met zijn ouders in hun parfumeriezaak Apollo aan de Groene Hilledijk in Rotterdam.

Maurits en Rika van Dam in hun winkel Apollo (kenniscentrum JCK)

Simon was goed opgeleid; volgens zijn Joods Raadkaart had hij een MULO diploma, een 5-jarig HBS B diploma en studeerde hij voor een staatsexamen stenografie. Simon was toen de oorlog uitbrak in 1940 in militaire dienst. Het hele gezin van Dam kwam op 13 februari 1943 aan in Westerbork, mogelijk verraden op een onderduikadres, want ze kwamen met een straftransport. Op 2 maart 1943 werden ze naar Sobibor gedeporteerd waar ze allen op 5 maart 1943 werden vergast. Maurits van Dam werd 44 jaar, Rika van Dam – Pronkhorst werd ook 44 jaar, Simon van Dam werd 22 jaar en Abraham van Dam 18 jaar.


Simon en Abraham van Dam (kenniscentrum JCK)

"Al ziet dat er af en toe somber uit. Toch komt de zon weer achter de wolken vandaan. En dan is voor ons allen een nieuwe zonnige wereld open."

Joseph had nog een neef die Simon heette, Simon van der Sluis (Rotterdam, 12 oktober 1923). Hij was de zoon van tante Sara van der Sluis – Pronkhorst, een zuster van zijn vader, en oom Alexander van der Sluis. Hun laatste adres was Holendrechtstraat 22 I Amsterdam. Mogelijk is deze brief aan deze neef Simon geschreven:

Collectie HcKW

Beste Simon,
Ik moet je bekennen je brief is erg origineel en ik vind dat je ook een goed schrijver bent. Er zit wel wat in, in dat verhaal en ik hoop ook dat het met ons net zo zal gaan, als met jouw kleine torretje.
Ik vind het leuk van je dat je de moeite geeft om nog apart nog te schrijven. Want je zal uit je dienst nog wel weten. Hoe meer correspondentie hoe leuker het is. Ik hoop dan ook dat we een beetje geregeld correspondentie kunnen houden. Dan blijven we ook nog een beetje op de hoogte van elkaar. Hoe vind je mijn stempel? Heb ik speciaal voor hier de kamer laten maken, want een brief schrijven is niet erg, maar de afzender wel. Nu ik houd er toch maar weer mee op. De hartelijke groeten van je neef Rijksputbaas,

Joseph was een zogenaamde putter in kamp Geesbrug, iemand die putten moest graven, vandaar dat hij zich rijksputbaas noemde, bedoeld als grap, misschien om een beetje luchtig om te springen met de situatie waarin hij zich bevond.

Oom, tante en Simon van de Sluis zijn allen om het leven gebracht in Auschwitz *1.

Op 15 augustus 1942 kwam Joseph aan in Westerbork. De reden van zijn overplaatsing is niet duidelijk. Het kamp Geesbrug werd net als alle andere werkkampen pas op 2 en 3 oktober ontruimd en de Joodse gevangenen werden toen allemaal naar Westerbork gebracht. Zou hij een vluchtpoging hebben gedaan, of zich op een andere manier tegen de regels hebben gedragen? Het zou kunnen dat hij een strafgeval was, want hij werd vrijwel meteen doorgestuurd naar het oosten, met het transport van 17 augustus. Dat kwam aan op 19 augustus in Auschwitz/Birkenau. Alle jonge mannen (18 – 50 jaar) van dit transport werden te werk gesteld, maar in oktober 1942 waren ze vrijwel allemaal overleden. De officiële overlijdensdatum van Joseph Pronkhorst is 30 september 1942. Joseph werd 20 jaar.

Gemeentearchief Amsterdam


De vader van Joseph, Samuel Pronkhorst, kwam tussen 3 en 5 oktober 1942 aan in Westerbork. Het is niet duidelijk of hij uit een van de werkkampen kwam, maar gezien het feit dat hij niet samen met zijn vrouw kwam, is dat niet onwaarschijnlijk.

Op 8 oktober stuurde hij een telegram naar de Joodse Raad met het verzoek aan hen om van Loes van Groningen het overlijdensbericht van zijn zoon Abraham te krijgen en aan hem op te sturen. Misschien hoopte Samuel in zijn wanhoop dat hij uitstel van deportatie kon krijgen als hij kon aantonen dat zijn zoon was vermoord. Kennelijk zat Loes in Santpoort, een psychiatrische instelling, en niet thuis in Amsterdam. Was ze zodanig in de war en overspannen geraakt door de gebeurtenissen met Joseph, en anderen, dat ze was opgenomen? Was het daarom onmogelijk om die verklaring te krijgen? Op 14 oktober 1942 werd op de Joodse Raadkaart geschreven: onmogelijk. Op 6 november 1942 werd Samuel Pronkhorst op transport gesteld naar Auschwitz, waar hij bij aankomst op 9 november 1942 meteen werd vergast. Hij werd 50 jaar.

Samuel stuurde via de Joodse Raad aan de verloofde van Abraham een telegram om het overlijdensbericht van Abraham te krijgen.
Dat zou hem kunnen helpen, hoopte hij. (Gemeentearchief Amsterdam)

De moeder van Joseph, Catharina Pronkhorst – Elsas, kwam op 3 april 1943 aan in Westerbork. Zij zat drie dagen in barak 58 en werd met het transport van 6 april 1943 naar Sobibor gedeporteerd, waar ze bij aankomst op 9 april 1943 meteen werd vermoord. Zij werd 49 jaar.

De oudste broer van Joseph, Maurits, overleefde de oorlog en overleed in 1962.

Josephs grootmoeder van moederskant, Gonda Elsas – Degen (Amsterdam, 22 april 1865) was sinds 1903 weduwe, en woonde de laatste jaren van haar leven in het Nederlands Israëlitisch oude mannen- en vrouwenhuis aan de Nieuwe Kerkstraat 135 in Amsterdam. Op 3 maart 1943 werd dit tehuis leeggehaald. De 137 bejaarden kwamen op 4 maart 1943 aan in Westerbork, waar Gonda in barak 84 verbleef, tot 10 maart 1943. Op die dag werd ze op transport gesteld naar Sobibor, waar ze bij aankomst op 13 maart 1943 meteen naar de gaskamer werd gestuurd. Gonda Elsas – Degen werd 77 jaar. Van haar zes kinderen zou slechts een de oorlog overleven.

 

*1: Broers en zussen van Josephs vader Samuel Pronkhorst: Ooms en tantes, neven en nichten van Joseph Pronkhorst:
• Joseph (Amsterdam 5/3/1890 – Auschwits 22/10/1942) X Clara de Wolff (Middelburg 26/8/1891 – Auschwitz 22/10/1942)
 Abraham (Rotterdam 9/5/1917 – Harderwijk 17/2/2002) X Hendrika Antonia van der Kaa (1918 – 1999)
 Hendrik Abraham (?)
 Joseph (1941 – 2012)
 Trijntje (Rotterdam 27/8/1920 – Auschwitz 30/9/1942)
Voor dit gezin zijn stolpersteine gelegd aan van der Vennestraat 95 in Den Haag.
• Marcus (Rotterdam 12/9/1894 – Midden Europa 31/3/1944) X Judith Zilverberg (Amsterdam 6/1/1894 – Auschwitz 17/9/1943)
 Frouktje (Rotterdam 19/1/1918 – Auschwitz 30/9/1942)
 Sophia (Amsterdam 11/1/1919 – Auschwitz 17/9/1943)
 Mietje (Amsterdam 28/8/1920 – Auschwitz 30/9/1942) X David Kops (Amsterdam 2/9/12920 – Auschwitz 30/9/1942)
 Sara (Amsterdam 12/11/1924 – Auschwitz 30/9/1942)
 Rika (Rotterdam 17/12/1926 – Auschwitz 30/9/1942)
 David (Rotterdam 9/3/1931 – Auschwitz 13/2/1943)
 Roza (Rotterdam 5/4/1934 – 6/4/1934)
• Sara (Amsterdam 9/9/1896 – Auschwitz 22/10/1942) X Alexander van der Sluis (Rotterdam 26/7/1896 – Auschwitz 28/2/1943)
 Simon (Rotterdam 12/10/1923 – Auschwitz 30/9/1942)
• Rika (Rotterdam 2/12/1898 – Sobibor 5/3/1943) X Mozes Levi (Maurits) van Dam (Rotterdam 12/9/1898 – Sobibor 5/3/1943)
 Simon (Rotterdam 26/7/1920 – Sobibor 5/3/1943)
 Abraham (Rotterdam 29/10/1924 – Sobibor 5/3/1943)


Maurits, Rika, Simon en Abraham van Dam (Kenniscentrum JCK)


• Flora (Rotterdam 27/10/1901 – 24/7/1932)
• Abram Daniel (Rotterdam 7/1/1906 – Auschwitz 1/2/1944) X Esther van Geens (Rotterdam 3/2/1911 – 16/7/1990)
• Berta (Rotterdam 12/6/1907 – 23/3/2002) X Hendricus Johannes Ave (1904-1990)
• Helena (Amsterdam 7/6/1909 – Rotterdam 17/6/1994) X Dirk Franciscus Houwaart (1903-1981)
 Dirk Franciscus (Dick) (1927 – 2016) https://nl.wikipedia.org/wiki/Dick_Houwaart#:~:text=Dirk%20Franciscus%20(Dick)%20Houwaart%20(Den%20Haag,
Helena schreef op 17 mei 1940, vlak na het bombardement, een kaart naar haar zuster Rika in Rotterdam: “We horen niets van jullie. Heb je al wat van Siem gehoord? (Simon, die in militaire dienst was). Ik had graag naar jullie toegekomen, maar je mag niet naar Rotterdam toe”.
Even later schreef Maurits van Dam een brief aan Helena en familie.” Het gaat ons goed. We komen zondag maar moeten een nacht blijven want de bruggen zijn ’s avonds dicht”. Hij schrijft dat hij zeep meeneemt, en huishoudzeep, uit zijn winkel. “Winkel gaat goed maar we kunnen niet genoeg spullen krijgen, vooral zeep”.
• Catharina (Amsterdam 19/1/1912 – Sobibor 23/4/1943) X Louis Posner (Rotterdam 24/7/1911 – Sobibor 23/4/1943)
 Abraham (Rotterdam 3/1/1934 – Sobibor 23/4/1943)
 Sophia (Rotterdam 21/8/1937 – Sobibor 23/4/1943)
 Joseph (Rotterdam 5/10/1940 – Sobibor 23/4/1943)
 Betsij (Rotterdam 22/1/1942 – 22/1/1942)
De familie Posner woonde in de Helmerstraat 22A in Rotterdam. Louis was kapper. Na het bombardement op Rotterdam verhuisden ze naar de Herman Costerstraat 12B.
-----------------------------------------------
*2: Broers en zusters van Catharina Elsas: Ooms en tantes, neven en nichten van Joseph Pronkhorst:
• Abraham (Amsterdam 11/7/1890 – Auschwitz 22/10/1942) X 1. Elisabeth Nabarro (1890 – 1924), 2. Judith de Boer (Amsterdam 21/11/1892 – Auschwitz 27/11/1942)
 Gonda (Amsterdam 19/8/1914 – Auschwitz 27/11/1942) dochter van Nabarro
 Elisa Gonny (Amsterdam 21/8/1927 – Auschwitz 27/11/1942) dochter van de Boer
• Isaäc (Amsterdam 2/1/1892 – Auschwitz 31/5/1944) X 1. Louisa Wilhelmina Hansen (1887 – 1922), 2. Catharina Esther Cune (Amsterdam 18/10/1900 – Sobibor 21/5/1943)
 Louis Maurice (Hilversum 29/7/1915 – Amsterdam 10/3/1993) zoon van Hansen
 Gonda (Utrecht 30/6/1917 – Sobibor 21/5/1943) dochter van Hansen
• Hartog (Amsterdam 27/4/1896 – Auschwitz 31/1/1943) X Mietje Piller (Amsterdam 15/2/1896 – Auschwitz 28/9/1942)
 Maurits (Amsterdam 19/2/1920 – Auschwitz 31/3/1942)
 Louis (Amsterdam 20/1/1926 – Auschwitz 30/9/1942)
• Elisabeth (Amsterdam 19/5/1898 – 26/11/1959)
• Salomon (Amsterdam 11/8/1902 – Auschwitz 18/8/1942) X Sara Elzas (Amsterdam 14/6/1906 – Auschwitz 23/7/1942)
 Maurits (Amsterdam 30/8/1926 – Auschwitz 30/9/1942)

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.