Joachim Simon, ook wel Shushu genoemd, werd op 12 november 1919 in Berlijn geboren in een liberaal denkend joods gezin. Zijn moeder overleed vroeg en Shushu werd opgevoed door een tante. Hij voelde al jong voor het zionisme en sloot zich aan bij de zionistische jeugdvereniging Haboniem (wat bouwers betekend). Nadat de Nazi’s in Duitsland de macht hadden overgenomen, begon hij in het pionierscentrum Elgut aan zijn hachsjarah (voorbereiding op emigratie naar Palestina) in de hoop dat hij naar Palestina zou kunnen emigreren. Hij leerde daar zware lichamelijke arbeid te verrichten, ondanks het feit dat hij astmapatiënt was. Na het werk zat hij tot diep in de nacht over zijn studieboeken filosofie en sociologie gebogen. Daarnaast had hij een grote belangstelling voor wiskunde.
Joachim Simon
- Voornaam
- Joachim
- Achternaam
- Simon
- Geboortedatum
- 12 november 1919
- Geboorteplaats
- Berlijn
- Sterfdatum
- 27 januari 1943
- Sterfplaats
- Breda
De Kristallnacht betekende het einde van zijn bestaan in Duitsland. Hij werd in het kamp Buchenwald gevangen gezet en vervolgens door Nederlandse joodse instanties van daaruit naar Nederland gehaald, waar hij werd opgevangen door de Deventervereniging (de oudste opleiding voor Palestina-pioniers in Nederland) en bij een boer in Deventer ondergebracht. Binnen de Nederlandse Hechaloets-organisatie (de bond van socialistische Palestina-pioniers) werd hij al snel een leidende figuur. Hij gaf in het hele land enthousiaste voordrachten voor jonge chaloetsiem (Palestina-pioniers) en was een levendige persoonlijkheid die in staat was anderen te inspireren.
Hij deed overal contacten op, die later in het verzet tijdens de oorlog een rol zouden spelen. In 1940 werd hij kort na de inval in het bestuur van de Hechaloetsbeweging gekozen. Na korte tijd ging hij over naar het jeugdtehuis in Loosdrecht waar ca. 50 joodse vluchtelingen werden opgeleid voor hun toekomstige emigratie naar Palestina. Shushu werd een van de leiders. Behalve zijn werkzaamheden als jeugdleider zette hij zijn activiteiten in de Chaloets-bond voort. Hij nam deel aan het cultuurwerk, organiseerde bijeenkomsten over het hele land, gaf materiaal uit in de Duitse taal en in het Hebreeuws.
Samen met de andere bestuursleden voerde hij discussies over de toekomst van de chaloetsiem onder de steeds moeilijker wordende omstandigheden. Toen in de zomer van 1942 ook de bewoners van het Paviljoen Loosdrechtse Rade met deportatie werden bedreigd, kwamen de jeugdleiders Mirjam Waterman en Menachem Pinkhof met het plan allen te laten onderduiken. In het begin leek het fantastisch en onuitvoerbaar, maar met behulp van de niet-joodse Joop Westerweel, Bouke Koning en Jan Smit werd het realistischer. Toen begin augustus 1942 de eerste oproepen voor transport naar Loosdrecht kwamen, begon men met de uitvoering.
In drie dagen tijd werden alle bewoners overgebracht naar schuiladressen over heel Nederland. Dit was het begin van de Verzetsgroep Westerweel. Shushu, die net was getrouwd met Adina van Coevorden, was een van de laatsten die Loosdrecht verliet op weg naar Rotterdam waar ze samen met vier jongelui werden ondergebracht in een leegstaande woning niet ver van Joop Westerweel. Tussen Joop en Shushu ontwikkelde zich in Rotterdam een hechte vriendschap, die gezien kan worden als symbool voor de warmte die bestond tussen de Palestina-pioniers en deze illegale werkers.
De band werd vooral gevormd door het grenzeloze optimisme en idealisme van de groep. Na korte tijd ging Shushu samen met de verantwoordelijke mensen van de Hechaloets en de Westerweel-groep ook andere chaloetsiem onderbrengen. Vanaf het begin van de activiteiten in Loosdrecht was er sprake van geweest dat het niet alleen bij onderduiken zou blijven. De leden van de groep bespraken al in de zomer van 1942 plannen om de chaloetsiem over de grenzen te laten vluchten. Het chronisch gebrek aan onderduikplaatsen maakte het noodzakelijk.
In oktober 1942 ging hij met zijn vrouw de Belgische grens over om wegen te verkennen naar Zwitserland. In Frankrijk knoopten ze contacten aan met de joodse ondergrondse en verzochten hulp voor het opvangen van mensen uit Nederland. Na aanvankelijke tegenstand stemden zij daarin toe, wat Shushu deed besluiten terug te gaan naar Nederland om zijn vrienden in te lichten. Begin november kwam hij behouden aan, maar intussen bezetten de Duitsers ook Zuid-Frankrijk. Shushu kwam via Parijs terug naar een bevriende familie in centraal-Frankrijk, waar hij zijn vrouw aantrof, van wie de eerste poging naar Zwitserland te komen, was mislukt.
Hij hoorde toen al over terugsturen van vluchtelingen uit Zwitserland en ging naar Perpignan om inlichtingen te krijgen over mogelijkheden naar Spanje te komen. Daar waren al veel vluchtelingen, ook Nederlandse, maar Shushu met zijn Duitse accent vond niet de juiste verbindingen. Hij ging dus terug naar het centrum voor de joodse padvinders in Toulouse en organiseerde nu met hen het opvangen van de Nederlandse chaloetsiem. Shushu ging eind 1942-begin 1943 diverse malen naar het zuiden waarna hij meestal in Rotterdam was bij Joop Westerweel om overleg te plegen.
In drie dagen tijd werden alle bewoners overgebracht naar schuiladressen over heel Nederland. Dit was het begin van de Verzetsgroep Westerweel.
Zijn vrienden hielden hun hart vast als hij op reis was vanwege zijn joodse uiterlijk. In december 1942 werd de eerste groep over de grens gesmokkeld. Shushu gebruikte een grensovergang bij Hoogstraten, ten zuiden van Breda. Na die eerste keer werden ze in groepjes van twee of drie over de grens gebracht. Shushu ging voort met zijn gevaarlijke reizen tussen de grenzen. Op 22 januari 1943 vertrokken 2 pioniers naar Brussel. De volgende dag voorzag Shushu ze in België van geld en bonnen en vroeg hen nog enkele dagen te wachten, zodat hij zelf nog een keer heen en weer kon naar Nederland om enkele zaken te regelen.
Toen hij niet kwam opdagen waarschuwden de 2 pioniers een noodadres. Daarna kwam Joop Westerweel met het nieuws dat Shushu bij het passeren van de grens ten zuiden van Breda was opgepakt. Vanuit de gevangenis in Breda had hij nog een briefje gesmokkeld, dat hij waarschijnlijk naar Westerbork zou worden overgebracht van waaruit hij misschien bevrijd kon worden. Shushu had veel belastend materiaal bij zich gehad en zijn papieren waren slecht. Hij was dodelijk vermoeid. Op 27 januari 1943 pleegde hij zelfmoord. Hij werd 23 jaar. Hij werd begraven in Oisterhout, waar de joodse begraafplaats van Breda is. Zijn vrienden plaatsten daar na de oorlog een grafsteen voor hem.