Jeannette Levie-Looper

Jeannette bleef bijna een jaar in Westerbork, en zat in barak 63. Na 9 maanden, op 29 juli 1943, kwam Ies daar ook, een weerzien na bijna drie jaar. Samen bleven ze nog ruim 6 weken in het kamp.

Afbeelding links: tekening van gevangene Fred Roozendaal met o.a. barakken 60 t/m 65 (vanaf links). Jeannette zat in barak 63. (collectie HcKW)

Jeannette Levie-Looper

Voornaam
Jeannette
Achternaam
Levie-Looper
Geboortedatum
18 mei 1891
Geboorteplaats
Goor
Sterfdatum
17 september 1943
Sterfplaats
Auschwitz

Jeannette Looper werd geboren in Goor op 18 mei 1891. Haar ouders waren Mozes Looper (Zutphen, 1 oktober 1868), slager van beroep, en Johanna de Beer (Hengelo, 11 december 1864). Ze had één zus, Phillipine Johanna (Goor, 16 april 1893). De meisjes groeiden op in Goor. Op 12 juni 1916 trouwde Jeannette in Goor met Isedoor Levie (Leek, 23 februari 1882). Hij kwam uit het grote gezin van Meijer Levie (Roden, 13 november 1842 – 11 januari 1915), een koopman uit Leek, en Catharina Zeehandelaar (Harderwijk, 10 december 1853 – Assen, 31 december 1940). Isedoor, die Ies werd genoemd, had acht broers en zussen (*1).

Geboorteakte Isedoor. Groninger archieven. Zijn vader was koopman in Leek.

Het jonge paar ging wonen in Assen, in de Julianastraat 4. Op 13 juni 1917 werd hun dochter Johanna geboren, en een jaar later, op 15 november 1918 hun zoon Meijer Mozes, genoemd naar zijn beide grootvaders.

Nieuwe Hengeloosche Courant, 16 juni 1917

geboorteacte Johanna Levie (Drents Archief)

Geboorteacte Meijer Mozes Levie (Drents Archief)

Ies Levie was veehandelaar. Hij was zijn loopbaan begonnen als slagersknecht in Coevorden, en vanaf 1903 in Sappemeer en Veendam. Op een gegeven moment besloot hij de veehandel in te gaan, en dat deed hij samen met zijn compagnons Noach en Diddo van Zand.

Provinciale Drentsche en Asser Courant, 27 september 1924

Provinciale Drentsche en Asser Courant 8 februari 1927.
Een guste koe is een koe die niet langer melk geeft, en die niet drachtig is.

Provinciale Drentsche en Asser courant, 3 november 1928

Jeannettes ouders waren vlak voor de oorlog ook in Assen gaan wonen, in de Oranjestraat 66, en een aantal familieleden van Ies, met name familieleden van Lambertus Boekbinder, die met de zus van Ies, Rosina, was getrouwd, woonde ook in de buurt.

Op 5 februari 1937 overleed Phillipine, Fiene genoemd, de zus van Jeannette, aan de gevolgen van een hersenvliesontsteking. Zij was in 1919 getrouwd met Samuel Kats (Beilen, 26 april 1891) en woonde in Beilen, waar ze ook werd begraven. Haar man en beide kinderen zouden de oorlog overleven.

Als in mei 1940 de Duitsers Nederland binnenvallen en het land bezetten, zien de autoriteiten in de Nederlandse overzeese gebieden zich genoodzaakt de Duitsers die daar wonen te interneren in verband met dreiging van sabotage en spionage. In Nederlands-Indië gaat het om 2800 mensen met de Duitse nationaliteit, in Suriname en op de Antillen om enkele honderden. De bezetter, in de persoon van Arthur Seyss-Inquart, de Rijkscommissaris voor Nederland, neemt als represaille de volgende maatregel, aangekondigd in een brief aan een groep willekeurige Nederlanders, onder wie Isedoor Levie:

Den Haag, 9 september 1940,
In de overzeese gebiedsdelen van Nederland hebben de Nederlandse autoriteiten de daar woonachtige Rijksduitsers in grote getale in hechtenis genomen. Zij zijn onder onwaardige en buitengewoon ongezonde omstandigheden geïnterneerd.
Deze maatregel van de Nederlandse overheid staat in schril contrast met de loyale en grootmoedige opstelling waarmee de bezettingsmacht het Nederlandse volk tegemoet treedt.
Daarom zie ik mij tot mijn spijt gedwongen – totdat er een einde komt aan deze voor het Duitse eergevoel onverdraaglijke toestand – een aantal Nederlandse staatsburgers – onder wie ook U – in hechtenis te laten nemen.
De Rijkscommissaris voor de bezette Nederlandse gebieden,
Gez. Dr. Seyss-Inquart.

Deel van de lijst Indische gijzelaars. Ies Levie onder hen.
Sumatra Post 5 december 1940

Ies werd gearresteerd en op 7 oktober 1940 naar Buchenwald gebracht. Het merendeel van deze groep gevangenen, 116 mensen in getal, die als ‘Indische gijzelaars’ bekend zijn geworden, maar niet omdat ze uit Nederlands-Indië afkomstig waren, bekleedden vooraanstaande posities, onder andere in de academische wereld en de politiek, zoals de latere minister Dr. Willem Drees, er waren professoren, kunstenaars en intellectuelen. De Duitsers brachten naar buiten dat de Nederlandse gijzelaars uitstekend verzorgd werden, in de hoop dat dit de vrijlating zou bespoedigen van hun landgenoten in Nederlands-Indië. Maar de winter van 1940-1941 was streng en 14 Nederlanders stierven, de meeste door longontsteking. Ook oud-minister van justitie Goseling stierf, op 14 april, eerste paasdag 1941, en dit bracht een droevige stemming onder de Nederlanders, omdat Goseling een onderhandelaar voor het regime was, en altijd met raad en daad klaar stond.

Onder de Nederlandse gijzelaars bevonden zich achttien hoogleraren en tachtig docenten en zo ontstond de Buchenwald-Volksuniverstiteit die geleid werd door Dr. Lion Cachet. Er werd lesgegeven in zeven vreemde talen waarbij het voor het kampregime lastig was te begrijpen wat er besproken werd. Er heerste wel een redelijke mate van vrijheid voor de Nederlanders, en er werd veel getolereerd. Vanwege de intellectuele hoek in het kamp waar kranten werden gelezen, de kachel snorde en soms muziek uit de barakken klonk, werd deze enclave ‘De Gouden Hoek’ genoemd.

Muziek kwam onder andere van Jo Juda (https://nl.wikipedia.org/wiki/Jo_Juda), de latere concertmeester van de Groninger Orkestvereniging. Hij had een viool weten te bemachtigen en kreeg de bijnaam 'Jantje Paganini'. Samen met pianist mr. J.C. Baron Baud, secretaris van prinses Juliana, verzorgde Juda een openluchtconcert voor alle gevangenen in het kamp. Hij had ook een gijzelaarskoor opgericht, waar Isedoor in zong. “Soms zongen ze Gregoriaans, soms Palestrina en dan weer Bach”, vertelde Juda later. “Dat waren prachtige momenten, dan leek de oorlog even ver weg”. (uit: Peter Bak, Een Oord van bang wachten).

De Indische gijzelaars zaten op een apart, afgesloten terrein binnen het kamp. Door het overal aanwezige prikkeldraad zagen ze wel wat zich afspeelde in de rest van het kamp, waar de minder fortuinlijke gevangenen gehuisvest waren. Onder de Indische gijzelaars bevonden zich acht Joden, waaronder dus Ies, en zij leefden eigenlijk iedere dag in de angst naar 'de andere kant' in het kamp te worden gezonden. Dagelijks moesten ze toekijken hoe de Duitsers de daar aangevoerde Joden mishandelden. Alle kampbewoners waren in hetzelfde blauw gestreepte boevenpak gestoken, maar de gezichten aan de verkeerde kant van het prikkeldraad waren nog verder uitgemergeld dan die aan de kant van de gijzelaars.

Onderwijl werden gijzelaars vrijgelaten en kwamen nieuwe binnen. In totaal zouden 400 Nederlandse gijzelaars in Buchenwald verblijven. Uiteindelijk, toen de ongelijkheid van behandeling onhoudbaar werd en Buchenwald meer ruimte nodig had, werden op 15 november 1941 de laatste 238 gijzelaars uit Buchenwald overgebracht naar het Groot-Seminarie in Haaren, Noord-Brabant. Ies hoorde bij deze groep. Van de hel in de hemel, zo is de overgang van Buchenwald naar Haaren door gijzelaars genoemd. Onwerkelijk om de grote slaapzalen van het spookachtige, dreigende kamp in te mogen ruilen voor kamertjes met vier bedden, een wastafel en een deur. “Wat een luxe! Ook buiten onze ‘appartementen’ was het een hele verandering met het vorige verblijf in Duitsland. Grote zalen, ruime gangen, brede trappen, alles even ruim en fris. Voldoende sanitair en een enorme keuken, omringd door plantsoenen, een mooie tuin en goed onderhouden sportvelden”, herinnert zich een van hen. De ontvangst op de eerste dag was bijzonder. Bij het verkennen van het grote gebouw roken ze de geur van Hollandse erwtensoep. ‘Piet Pennemes’ (Kommandant Küthe) was zelf in de eetzaal aanwezig. Hij schepte soep in blikken pannetjes en maakte zijn verontschuldigingen dat er nog geen behoorlijk bestek was, maar, zo vertelde hij, hij had het besteld in ‘Maastriecht’.

In mei 1942 vertrokken de Indische gijzelaars uit Haaren. Ze werden gehuisvest in Beekvliet in Sint-Michielsgestel, waar ze werden samengevoegd met de ‘notabelengijzelaars’ die daar al waren. Het boterde niet zo goed met deze groep: omdat zij al ruim een jaar langer gegijzeld waren, voelden de Indische gijzelaars zich wat verheven, wat ‘meer gijzelaar’.

Bovendien schepten de voedselpakketten, die de Indische gijzelaars wel kregen en de overige gijzelaars niet, verdeeldheid. Op eigen verzoek lieten de Indische gijzelaars zich in oktober 1942 overplaatsen naar het verderop gelegen internaat De Ruwenberg. Door een aantal sterfgevallen in Kamp Buchenwald en wat vrijlatingen zijn dan nog ongeveer 150 gijzelaars over. Onder hen ook vier Joden, waaronder Ies. Ook in de Ruwenberg werden lezingen gehouden, waaronder één, over de componist Willem Spark, die geschiedenis heeft gemaakt. (https://historiek.net/willem-spark-lezing-sint-michielsgestel/73186/)

In september 1944 kwamen de laatste gijzelaars daar dan eindelijk vrij. Dat laatste gold niet voor Ies Levie. Hij was eind juli 1943 al naar Kamp Westerbork overgebracht. De violist Jo Juda, die ook Joods was, werd om onduidelijke redenen niet naar Westerbork gestuurd. Hij en de overige gijzelaars kwamen met de ontruiming van Kamp Vught na ruim vier jaar vrij.

Op de Joodse Raadkaart van Ies staat dat hij op 29 juli 1943 aankwam in Westerbork, en in barak 70 verbleef. Op 14 september 1943 werd hij op transport naar Auschwitz gezet, waar hij bij aankomst op 17 september 1943 meteen werd vermoord. Isedoor Levie werd 61 jaar.

Jeannette bleef bijna een jaar in Westerbork, en zat in barak 63.

Ondertussen leefde Jeannette in grote onzekerheid over het lot van haar man, al weten we dat de gegijzelden brieven mochten schrijven; vanuit Buchenwald in het begin één per maand, in het Duits, en later meer brieven en kaarten. Vanuit Haaren begonnen de gevangenen weer in het Nederlands te schrijven.
In het politierapport van Assen staat op 9 april 1941 het volgende:

…geeft mevrouw Levie, Julianastraat 4 alhier, telefonisch kennis dat de jeugd op een terrein, liggende aan het Vredeveldschepad met een grooten boom in het midden toebehorende aan haar man, geregeld voetbalt. Daar aan dit terrein hierdoor grote schade wordt toegebracht, roept zij de hulp van de politie in, welke is toegezegd.

Op 3 oktober 1942 kregen alle Joden die nog in Assen woonden een oproep om zich te melden en te komen naar het plein van de school aan de Noordersingel. Het ging om 234 mensen, meest vrouwen, kinderen en ouderen; de mannen waren eerder die zomer opgeroepen om naar werkkampen te gaan. In vrachtwagens werden de Assenaren naar Westerbork gebracht. Heel Noord-Nederland was in die dagen zodoende “Judenfrei” gemaakt. De werkkampen werden tussen 3 en 5 oktober leeggehaald, de mannen werden ook naar Westerbork gevoerd, waar velen met hun familie werden verenigd. Jeannette Looper, die waarschijnlijk bij haar ouders was gaan wonen – op hun Joodse Raadkaarten staat het adres Oranjestraat 31 -, en haar ouders hoorden bij deze groep Joden uit Assen; ze kwamen op 3 oktober 1943 aan in Westerbork. De ouders van Jeannette bleven daar ruim een maand, in barak 39; op 10 november 1942 werden zij op transport gesteld naar Auschwitz, en werden daar bij aankomst op 13 november 1942 meteen vermoord. Mozes Looper werd 74 jaar, Johanna Looper – de Beer 77 jaar.

Jeannette bleef bijna een jaar in Westerbork, en zat in barak 63. Op 29 juli 1943 kwam Ies in Westerbork aan, een weerzien na drie jaar, en we mogen aannemen dat zij in staat werden gesteld om samen te zijn, misschien in barak 70, want die staat vermeld op de JR kaart van Ies. Ze zijn met hetzelfde transport naar Auschwitz gedeporteerd, dus op 14 september 1943, waar ook Jeannette bij aankomst op 17 september 1943 meteen werd vermoord. Jeannette Levie – Looper werd 52 jaar.

Stolpersteine voor Isedoor en Jeannette Levie voor het huis aan de Julianastraat 4 in Assen. Gelegd op 29 oktober 2014. (eigen foto)

Meijer Mozes, die magazijnbediende was, werkte voor de oorlog een tijdje in Beilen. In april 1937 verhuisde hij terug naar Assen en ging bij zijn ouders wonen. Op 13 oktober 1938 verhuisde hij naar de Nieuwe Prinsengracht 14 hs in Amsterdam, omdat hij dat jaar was getrouwd met Alida Suesan (Amsterdam, 8 november 1917). Zij was de dochter van Isak Suesan (Amsterdam, 10 oktober 1890 – Sobibor, 5 maart 1943), een winkelier wonende in de Roerstraat 3 I in Amsterdam, en Dora Bino (Den Haag, 25 december 1890 – Sobibor, 5 maart 1943). Ze had twee broers en een zus (*2).

Op 18 of 20 juli 1942 (beide data staan op de Joodse Raadkaart) kwamen Meijer Mozes en Alida Suesan, die inmiddels woonden aan de Amstellaan 83I in Amsterdam, aan in Westerbork. Met het transport van 24 juli 1942 werden zij naar Auschwitz gedeporteerd, waar ze beiden meteen werden vermoord, op 30 juli 1942. Mozes Meijer werd 23 jaar, Alida Suesan 24 jaar.

Johanna Levie was op 10 april 1942 in Assen getrouwd met Leonard Milhado (Amsterdam, 10 oktober 1914). Hij was de zoon van Juda Milhado (Amsterdam, 17 maart 1886 – Sobibor, 21 mei 1943) en Jansje van de Kar (Amsterdam, 2 maart 1886 – 18 januari 1966) en had een broer en een zus (*3). Leonard werkte in Groningen in een schoenenzaak als filiaalchef.

Handtekeningen in de huwelijksakte van Johanna en Leonard. Behalve Leonard en Johanna tekenden zijn ouders,
haar moeder, zijn zus Sieny en haar broer Mozes Meijer. Isedoor, die op dat moment in Haaren gevangen zat,
had schriftelijk toestemming gegeven voor het huwelijk van zijn dochter. (Drents Archief)

Politierapport Assen 2 augustus 1942: Om 9 uur doet mevrouw Levie, Rembrandtstraat 4 (in de oorlog heette de Julianastraat Rembrandtstraat omdat de bezetter de straten die naar leden van het koningshuis waren genoemd van naam had gewijzigd) aangifte dat haar dochter genaamd Johanna Levie oud 25 jaar, gehuwd met Melhado sinds gisteren namiddag spoorloos is. Postuur klein en tenger. Verder signalement kan zij niet opgeven daar zij niet weet hoe zij gekleed is. Volgens mevr. Levie was zij zwaarmoedig.
Dit soort meldingen werd veelvuldig gedaan. De ware toedracht van het verhaal was dat Johanna was ondergedoken, maar onderduiken was strafbaar, dus meldingen als deze dienden om de politie of verraders af te leiden. Ook over Leonard werd een dergelijke melding gemaakt bij de politie, een paar dagen later door Johanna (de volgorde is vreemd want op 2 augustus was Johanna al als vermist opgegeven, dus dat ze op 5 augustus een melding doet is eigenaardig):
5 augustus 1942 18. 30 uur. Vervoegt zich aan het bureau mevr. J. Melhado-Levie woonachtig Rembrandstraat 4 alhier, die mededeelde dat haar echtgenoot Leonard Melhado, geboren te Amsterdam 10 oktober 1916 pedicure woonachtig te Groningen van Galenstraat 10b zich op Zaterdag j. l. naar Groningen heeft begeven (met reisvergunning) en had beloofd om Maandagavond j. l. weer terug te keeren. Tot op heden is hij echter niet teruggekeerd. Na telefonisch inlichtingen bij zijn pension aan de van Galenstraat 10b te Groningen bleek dat hij aldaar in het geheel niet geweest is. Ook bij de gemeentepolitie te Groningen was omtrent Melhado niets bekend. Daar laatstgenoemde volgens mededeling van zijn echtgenoote de laatste tijd erg zwaarmoedig is, wordt een ongeluk gevreesd. (potlood: mevr. Melhado zal zich schriftelijk met de politie te Groningen in verbinding stellen).
Johanna en Leonard overleefden de oorlog. Ze kregen een zoon in 1949.

Familiebericht. "Nieuw Israelietisch weekblad". Amsterdam, 28-12-1962, p. 11.
Geraadpleegd op Delpher op 11-07-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010873475:mpeg21:p011

Leonard overleed in 1995, Johanna in 2012 in Amsterdam.

Op de grafsteen van Johanna worden ook haar ouders, broer en grootouders in herinnering gehouden.

Bij de onthulling van de stolperstenen voor de familie, in Assen, vertelde de dochter van Johanna’s nicht Carolina Kats, dat Johanna en Carolina na de oorlog nooit spraken over wat er in de oorlog was gebeurd. “Als ik iets aan mijn moeder vroeg over haar opa en oma, zei ze altijd: “Vraag het maar aan tante Jopie (Johanna), die weet het veel beter”. En als ik het aan tante Jopie vroeg zei die steevast: “Kind, het is te erg om over te praten”. De nichtjes belden elkaar iedere dag, maar spraken nooit over de oorlog. (uit: De namen blijven genoemd, Struikelstenen in Assen)

Johanna en Leonard Milhado in 1959 (kenniscentrum JCK)

Leonards vader, Juda Milhado, die ook in de schoenenhandel zat en redacteur van een schoenvakblad was geweest, en die aanvankelijk was gesperrt omdat hij als administrateur bij de Joodse Raad werkte, werd in 1943 opgepakt wegens illegale handel (misschien dat hij zich niet hield aan de verordening van de bezetter dat Joden geen handel mochten drijven) en naar Vught gedeporteerd. Vandaar kwam hij op 9 mei 1943 aan in Westerbork. Met het transport van 18 mei 1943 werd hij naar Sobibor gevoerd waar hij bij aankomst op 21 mei 1943 werd vermoord. Hij werd 52 jaar. De moeder, broer en zus van Leonard overleefden de oorlog.

Overlijdensadvertentie van de moeder van Leonard Milhado.
Familiebericht. "Nieuw Israelietisch weekblad". Amsterdam, 21-01-1966, p. 15. Geraadpleegd op Delpher op 11-07-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010873236:mpeg21:p011

 

 

 

* 1: broers en zussen van Isedoor Levie:
• Betje (Leek 21/5/1876 – 11/7/1892)
• Abraham (Leek 22/2/1878 – Apeldoorn 6/12/1929)
• Gerson (Leek 31/12/1879 – Amsterdam 13/10/1951) X Berthe Mansfeldt (Diepenheim 2/9/1885 – Amstelveen 3/4/1981)
 Max Gerard (Amsterdam 6/2/1911 – 10/2/2009)
 Jeanette Catharina (Amsterdam 11/7/1913 – 19/4/2003)
 Catharina (Amsterdam 17/3/1917 – Sobibor 28/5/1943) X Edgar Leopold Horn (Sittard 18/2/1908 – Sobibor 9/4/1943)
 Edgar (1908 – Sobibor 1943) verraden
 Sophie (1910 – 1999) verraden, overleefde Bergen Belsen en Auschwitz
 Leo (1916 – 1995) https://nl.wikipedia.org/wiki/Leo_Horn
 George (1925 – 2019) ondergedoken
• Rosina (Leek 6/5/1884 – Hilversum 15/5/1969) X Lambertus Lodewijk Boekbinder (Borger 18/10/1884 – Assen 3/6/1937)
 Betje Catharina (Assen 29/1/1912 – Holten 1/1/1991) X Rudolf de Haas (Deventer 2/2/1905 – Mauthausen 29/6/1942)
 Catharina Aaltjen (Ina) (Assen 15/9/1915 – Hilversum 12/12/1987) X Jack Drukker (Brussel 21/5/1909 – Hilversum 7/6/1977)
• Beela (Leek 7/7/1886 – Assen 23/9/1964) X Levie Gudema (Onstwedde 31/1/1885 - ?)
 Meijer Gerson (Groningen 16/4/1920 – Auschwitz 30/4/1943)
• Helena (Leek 18/7/1888 – Assen 23/10/1894)
• Henderina (Leek 3/1/1891 – Auschwitz 22/1/1943) X Herman David Cohen (Smilde 28/6/1899 -?)
 Regina (Deventer 1924 - ?)
• Jacques (Leek 23/4/1894 - ?)

* 2: broers en zus van Alida Suesan:
• Simon (Amsterdam 14/6/1913 – Midden-Europa 1945)
• Sophia (Amsterdam 26/5/1916 – Auschwitz 19/11/1943) X Jacob Joseph Spijer (Amsterdam 6/2/1918 – Midden-Europa 31/3/1944)
• Nathan (Amsterdam 26/8/1922 – Auschwitz 30/9/1942)
* 3: broer en zus Leonard Milhado
• Albert (Abraham)(Amsterdam 8/10/1910 – 25/6/2001) https://nl.wikipedia.org/wiki/Albert_Milhado
X Selma Salomons (1912 – 2008)
• Sipora Juda (Sieny) (Amsterdam 3/10/1915 – 10/7/1980) X Jan Herman Vergragt (1913 – 1999)

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.