Jacques Voltijn is geboren op 27 januari 1896 in ’s-Hertogenbosch. Hij was de zoon van Meijer Voltijn en Mietje de Jong. Jacques was het achtste kind van de tien, twee zusjes stierven jong.
Jacques Voltijn
- Voornaam
- Jacques
- Achternaam
- Voltijn
- Geboortedatum
- 27 januari 1896
- Geboorteplaats
- 's-Hertogenbosch
- Sterfdatum
- 09 juli 1943
- Sterfplaats
- Sobibor
Jacques trouwde op 9 augustus 1923 in Amsterdam met Marie Ketellapper (16-06-1900). Het jonge echtpaar vestigde zich een dag later in de binnenstad van Nijmegen, aan de Stikke Hezelstraat 46, waar zij een winkel hadden. (‘Stikke’ betekent ‘steile’, de straat is het verlengde van de Lange Hezelstraat). In 1925 werd de oudste dochter Mietje geboren. Het meisje heeft maar vier dagen geleefd. In 1926 werd hun zoon Salomon (Sally) geboren en in 1928 weer een dochter die ook Mietje genoemd werd. Jacques was tijdens de oorlog inkoper voor de Joodse Raad, afdeling Nijmegen.
± 1937. Staand v.l.n.r.: Marie Voltijn-Ketellapper, onbekende dame en Jacques Voltijn
Zittend v.l.n.r.: onbekend meisje, Sally en Mietje.
Vader en zoon zijn direct na aankomst, op 9 juli 1943, vermoord. Ze waren 47 en 17 jaar oud.
Nathan Ketellapper, zijn zus Marie Voltijn-Ketellapper en Jacques Voltijn
Tussen 1937 en 1942 woonde het dienstmeisje Jansje van Vlaanderen in bij de familie Voltijn. In 2013 tekende zij haar verhaal op als Jansje Zijnen-van Vlaanderen. Ze vertelt het volgende: (haar verhaal is hier ingekort weergegeven.)
"Het was een groot huis van drie verdiepingen. De familie woonde boven hun kledingwinkel. Het huis had drie verdiepingen en het was groot voor die tijd. Maar verder was het toch een doorsnee huis. Beneden was de zaak, op de eerste verdieping was de woonkamer en een paar slaapkamers. Op de tweede verdieping waren meer slaapkamers. ‘Ome Niek’ woonde er ook. Hij heette eigenlijk Nathan en was een broer van Mevrouw Voltijn-Ketellapper. Het huis was sober ingericht maar alles was netjes en schoon. De zaak stond centraal in alles, daar draaide het om. Veel wederverkopers, venters, colporteurs en handelsreizigers kwamen langs en kochten van alles. Band, garens, klossen touw maar ook gereedschappen, kopjes en schoteltje, noem het maar op het was er allemaal. Nico (Nathan) hielp meneer Voltijn met de zaken. Ze hadden n.l. ook een tweede zaak verderop voor bij de markt. Wat daar verkocht werd weet ik niet meer maar ze hadden het over fournituren en galanterieën. En er werd ook ondergoed, lakens en slopen verkocht, althans dat is wat ik nog weet.
Als dienstmeisje verdiende ik 20 gulden in de maand en dat is heel goed betaald voor die tijd. Ik kookte, ruimde op en hoefde geen zware dingen te doen. Op woensdagmiddag mocht ik weg en zondags had ik vrij. Een auto of fiets hadden ze niet. Ik ging soms naar de markt om groentes te halen en deed verder alles lopend. Ik hoefde geen boodschappen te doen, dat werd allemaal thuisbezorgd of gebracht. Ik werd als een van hen beschouwd.
Als er een onderjurk of pyjama niet verkocht was dan kreeg ik die weleens. Ik was er heel blij mee, het was een extra luxe. Ze hebben mij verwend. Ik was kind aan huis en at elke avond mee aan tafel. Ik speelde vaak spelletjes met hun dochtertje en hun zoon, Mietje en Sallie. Ik weet nog dat er een feest was en daarna werd Sallie, 13 jaar, ineens een grote man genoemd. Ja, ik voelde mij daar op mijn plaats.
In 1942 kreeg ik van de Duitsers te horen dat ik weg moest bij de familie Voltijn. Ik wilde helemaal niet weg en wist ook niet waarom ik weg zou moeten. Ik was toen 21 jaar. De familie Voltijn heeft mij geholpen een andere baan te vinden.
Op een dag kreeg ik een telegram dat ik afscheid moest nemen van de familie Voltijn. Toen ik naar het huis ging om afscheid te nemen, was de winkel al verzegeld en de familie al weg. Het pand werd door de Duitsers in beslag genomen. Ik heb dus nooit afscheid van hun kunnen nemen, ik ben hun eeuwig en zeer dankbaar, ik heb het heel goed gehad, ik was kind aan huis. Na de oorlog was alles weg, Ik heb wel altijd aan die tijd moeten denken, zelfs nu op mijn sterfbed heb ik goede herinneringen aan die mensen en die bijzondere tijd."
De gehele familie Voltijn moest op 9 april 1943 naar kamp Vught. Hun huis werd op 15 april 1943 ontruimd. Jacques en Sally werden op 3 juli 1943 vanuit Vught naar Westerbork gebracht en vandaaruit, op 6 juli op transport nr. 70 gesteld naar Sobibor. Vader en zoon zijn direct na aankomst, op 9 juli 1943, vermoord. Ze waren 47 en 17 jaar oud.
Zijn vrouw Marie en dochter Mietje gingen met de kindertransporten op 7 juni 1943 naar kamp Westerbork, en vandaaruit op 8 juni met transport 68 naar Sobibor. Daar werden ze direct na aankomst, op 11 juni, om het leven gebracht, 42 en 14 jaar oud. Nathan Ketellapper moest dwangarbeid verrichten tot maart 1944, toen hij, 46 jaar oud, ergens in Midden-Europa het leven liet.