Jacob van de Kar

Jacob van de Kar studeerde geneeskunde in Amsterdam. Hij legde op 23 november 1929 het artsexamen af. Jacob van de Kar woonde en voerde praktijk in de Pretoriusstraat 77 in Amsterdam. Hij was een zeer bekwaam schaakspeler. Jacob was lid van het Vereenigd Amsterdamsch Schaak Genootschap. In het seizoen 1926-1927 werd hij nummer twee na dr. Max Euwe. Naast het schaakspel speelde hij ook verdienstelijk bridge.

Pretoriusstraat 77, huidige tijd

Foto links (en hieronder): J.H. Coppenhagen. Anafiem Gedoe'iem. Overleden joodse artsen uit Nederland 1940-1945.

Jacob van de Kar

Voornaam
Jacob
Achternaam
van de Kar
Geboortedatum
25 november 1904
Geboorteplaats
Amsterdam
Sterfdatum
16 juli 1943
Sterfplaats
Sobibor

Jacob van de Kar werd op 25 november 1904 in Amsterdam geboren. Zijn vader was Simon van de Kar (1878-1934) en zijn moeder Esther van de Kar-de Groot (1878-Sobibor 1943). Jacob was de oudste, na hem kwam zijn zuster Dina Aa-van de Kar (1906-1940) en Emanuel Samuel van de Kar (1908-1970).

Jacob trouwde op 26 januari 1933 met Celine Rubens. Celine is geboren in Amsterdam op 22 maart 1910. Ze was de dochter van Ruben Rubens (1863-1937) en Abigael (Elisabeth) de Miranda (1873-1941). Celine was de derde van de vier dochters van het gezin. De oudste was Mathilda (1904), daarna kwam Judith (1909) en als jongste werd Estella (1912) geboren. Celine ging naar de industrieschool en ze heeft gewerkt als coupeuse.

Mathilda, Judith, Estella en Celine Rubens. Foto: privé-collectie

Jacob 

Celine. Foto: privé-collectie

Jacob en Celine kregen twee dochters. Esther werd geboren op 7 november 1933 in Amsterdam. Elisabeth kwam op 9 januari 1939 ter wereld, ook in Amsterdam. Beide meisjes werden naar hun grootmoeders vernoemd.

Esther en Elisabeth. Foto: privé-collectie

De moeder van Jacob, Esther van de Kar-de Groot woonde om de hoek, aan het Transvaalplein 9. Zij was weduwe. Ze bezocht het gezin van haar oudste zoon vaak, en de enige overlevende van het gezin van Jacob en Celine, de jongste dochter Elisabeth, heeft warme herinneringen aan haar.

De Sperre bleek in juni 1943 niets waard. Dat moeten Jacob en Celine al wel vermoed hebben, ze hadden hun jongste dochter Elisabeth kunnen laten onderduiken, zij zou als enige van dit gezin overleven.

Een dag na de capitulatie van Nederland, op 16 mei 1940, pleegde Jacobs zus Dina van Aa-van de Kar, samen met haar man Bernard Aa en de ouders van Bernard suïcide. Zij moeten de ellende die de oorlog teweeg zou brengen, hebben voorzien.

Bij een grote razzia werd grootmoeder Esther van de Kar-de Groot opgepakt, samen met 676 andere personen uit Amsterdam. Zij kwam op 8 april 1943 aan in kamp Westerbork. In het onderduikportret van kleindochter Elisabeth is hierover te lezen:

Ik heb gezien hoe oma Esther met de overvalwagen bij de razzia in april 1943 is opgepakt en ruw in de wagen geduwd is. Mijn vader had met zijn gezin als arts nog een Sperre en heeft het niet kunnen voorkomen. […]
[…] Aan het begin van mijn onderduiktijd heb ik Moeke bijna verlinkt door bij een van de laatste razzia 's in Deventer aan haar hand te trekken en op hoge toon te roepen: ‘Met die auto hebben ze oma meegenomen!’ Niet op of omkijkend heeft Moeke me meegesleurd en zijn we veilig thuis gekomen.

Kamp Westerbork was overvol toen Esther met de groep Amsterdammers aankwam, er verbleven toen zo’n 10.000 mensen.
Op 13 april 1943 werd Esther, tezamen met nog 1204 andere personen, op transport gesteld naar Sobibor. Niemand van dit transport overleefde.
Esther van de Kar-de Groot is op 16 april 1943 omgebracht, ze was 64 jaar oud.

Jacob van de Kar had, op grond van zijn functie als arts een onmisbaarheidsverklaring. Hij had een functie voor ‘pastorale arbeid rabbinaat in het N.I.H. Oost, (Nederlands Israelietisch Ziekenhuis) sinds 01-06-1942’. Ook Celine had een Sperre. Op haar kaart staat: ‘pastorale arbeid rabbinaat N.I.H. Oost.
Gesperrt wegens Wehrmachtwerk’.

De Sperre bleek in juni 1943 niets waard. Dat moeten Jacob en Celine al wel vermoed hebben, ze hadden hun jongste dochter Elisabeth kunnen laten onderduiken, zij zou als enige van dit gezin overleven. Elisabeth weet dat haar ouders met haar zus Esther ook hadden willen onderduiken, maar dat ze verraden werden.

Jacob en Celine van de Kar kwamen met hun oudste dochter Esther op 20 juni 1943 aan in kamp Westerbork. Hun transport naar Sobibor volgde op 13 juli 1943. Jacob, Celine en Esther werden in Sobibor vermoord op 16 juli 1943. Ze waren respectievelijk 38, 33 en 9 jaar oud.

Hun jongste dochter Elisabeth overleefde de oorlog in onderduik. Zij was vier en een half toen ze terechtkwam bij ’Papa en Moeke Bonte’ in Deventer. Dit Deventer echtpaar heeft het kind liefdevol opgevangen en de ouderrol weten over te nemen.
Van Elisabeth van de Kar is op deze website een Onderduikportret te lezen.

Net als Elisabeth heeft de broer van Jacob, Emanuel Samuel, de oorlog overleefd. Hij was gemengd gehuwd met Gretha van de Kar-Wimmer. Emanuel is het verlies van zijn familie nooit te boven gekomen. 

Esthers kleindochter Elisabeth woonde tijdens haar gymnasiumtijd, tussen 1952 en 1957, in het gezin van Emanuel en Gretha. Ze onderhoudt nog altijd warme banden met haar twee nichten Esther en Hilde. Elisabeth herinnert zich haar oom Emanuel als een lieve man met een groot gevoel voor humor. Hij was zeer muzikaal en speelde prachtig viool. Emanuel stierf in 1970.

De drie zusters van Celine: Mathilda, Judith en Estella, twee van hun echtgenoten (de man van Estella overleed in 1941), werden tussen 4 juni 1943 en 23 juli 1943 in Sobibor vermoord, evenals de twee kinderen van Judith en een zoon van Mathilda. Mathilda’s andere zoontje was al in kamp Vught overleden.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.