Jaap de Lange

Jacob de Lange werd geboren in Raalte op 8 maart 1898. Zijn ouders waren Mozes (in Raalte bekend als ‘Bottermoos’ omdat hij in Boter handelde), en Roosje de Lange. In totaal kregen zij 11 kinderen. Zij woonden aan de Deventerweg. Hun grote huis werd ook als slachterij gebruikt. In 1929 trouwde Jaap met Elisabeth de Lange (Betje), dochter van de familie De Lange van de Brugstraat. Ze woonden op verschillende adressen: de Brugstraat, de Achterweg en later de Marktstraat. Jaaps broer Harry had een kamer bij hen in huis voordat hij in 1938 naar Indonesië vertrok. Jaap moest, omdat er meerdere families De Lange waren in Raalte, altijd toevoegen dat hij er één van Bottermoos was. Vanwege zijn magere gestalte had hij zelf de bijnaam ‘Bot’. Met Betje kreeg Jaap twee zonen: Mozes (1931) en David (1933).

Jaap de Lange

Voornaam
Jacob
Achternaam
de Lange
Geboortedatum
08 maart 1898
Geboorteplaats
Raalte
Sterfdatum
30 november 1942
Sterfplaats
Auschwitz

Jaaps vrouw Betje vormde samen met haar broer Saul Jacob (Sjaak) een tweeling. Hun ouders waren David de Lange (1878), bijgenaamd de ‘Neus’ en Cato de Lange-Coster (1874). Na Betje en Sjaak werd in 1909 nog broertje Jacob (Jaap) geboren. Elisabeth zelf werd vaak ‘Zus’ genoemd. Een buurtgenoot, geciteerd in het boek ‘Gebroken Joods Leven in Raalte’, herinnerde zich later nog de zelfgebakken Jodenkoekjes waar zij vaak op trakteerde. Jaap werkte als veehandelaar, een beroep dat in de familie heel veel voorkwam. Betje en Jaap kregen twee zonen: Mozes David (27-05-1931) en David Mozes (19-05-1933).

Ook voor het gezin De Lange veranderde er veel met het binnenvallen van het Duitse leger in 1940. Nadat begin 1941 de aanmeldingsplicht voor Joden van kracht werd is in de archiefstukken te zien dat ook de Raalter Joden in februari deze verplichte aanmeldingsbewijzen aanschaften voor één gulden. Later dat jaar moesten fietsen worden ingeleverd en waren Joden op veel verschillende plekken niet langer welkom. Het verbod om veemarkten te bezoeken zal er bij de familie De Lange flink ingehakt hebben. En na de invoering van de Jodenster in mei 1942 volgde in juni de maatregel waarbij de fietsen moesten worden ingeleverd. In augustus 1942 kwamen de oproepen voor de Joodse mannen uit Raalte om zich te melden voor de werkkampen. Met andere Joodse mannen uit Raalte, waaronder zijn zwagers, moest ook Jaap, zich melden in het werkkamp de Wittebrink bij Hummelo. De mannen hielden zich in dit kamp, waar de leefomstandigheden redelijk waren, bezig met het kappen van bomen, het uitgraven van stobben en het egaliseren van gronden. Op vrijdag 2 oktober 1942 kregen de mannen na terugkomst van het werk in het kamp te horen dat ze de volgende dag zouden vertrekken. Via het station van Arnhem, dat die zaterdag diende als verzamelplaats voor Joodse mannen uit verschillende werkkampen in de omgeving, kwamen de mannen die zaterdagmiddag aan in kamp Westerbork. In Westerbork ziet Jaap zijn vrouw en zonen weer omdat zij datzelfde weekend zijn opgepakt.

"Zus en Jaap en de kinderen zijn ook al weg en Hartog ook. Het is verschrikkelijk. Heb onze Jaap helemaal niet goedendag gezegd. Ben er kapot van.”

Met andere Joodse inwoners van Raalte waren Betje, Mozes en David op die 2e oktober 1942 thuis opgehaald en naar het gemeentehuis gebracht. Van daar vertrokken zijn naar Westerbork. Het door ooggetuigen overgeleverde verhaal over dit oppakken is opgeschreven in het boek “Gebroken Joods leven in Raalte”:
‘De vrachtwagen stond voor de deur bij Jaap en Elisabeth de Lange, die wij altijd Betje noemden en de Duitsers zorgden ervoor dat zij uit hun huis kwamen en geen kans kregen om te ontsnappen; ook de beide jongens David en Moosje moesten naar buiten allebei zo ongeveer 10 jaar oud en in de vrachtwagen plaats nemen. Betje was helemaal overstuur en riep en schreeuwde meerdere keren Ik wille eerst nog noar mien mo hen, die wille ik nog eerst gedag zeng. Maar die smeekbede werd door de Duitsers niet beloond, sterker nog zij werd met harde hand in de vrachtwagen geduwd.’

Na het leeghalen van de Joodse werkkampen was kamp Westerbork overvol. Meer dan 15.000 mensen verbleven in het kamp en er was niet voldoende te eten. Een zus van Jaap, Betje Zwarts-de Lange, was ook vanuit Raalte aangekomen in Westerbork dat weekend. Op 11 oktober 1942 schreef zij vanuit Westerbork een brief aan buren in Raalte waarin ze onder andere vertelde dat Jaap met zijn gezin al was vertrokken op dat moment:
“Het is hier verschrikkelijk. Als wij dat overleven zijn er boekdelen van te drukken. Zus en Jaap en de kinderen zijn ook al weg en Hartog ook. Het is verschrikkelijk. Heb onze Jaap helemaal niet goedendag gezegd. Ben er kapot van.”

Met het transport van 9 oktober waren Jaap, Betje en de zonen Mozes en David naar Auschwitz getransporteerd. Elisabeth en haar zonen zijn direct bij aankomst vermoord. Jaaps naam is op 30 november 1942 genoteerd in de dodenboeken in Auschwitz.

Ook de beide broers en de ouders van Betje zijn in Auschwitz vermoord net als vele broers en zussen van Jaap.

In Raalte zijn in 2014 en 2015 struikelstenen gelegd voor de vermoorde Joodse inwoners van deze plaats. Al veel eerder was er een gedenkplaat met de familienamen van de omgekomen Joden uit Raalte geplaatst op de voormalige synagoge in Raalte.

Dit verhaal is mede gebaseerd op gegevens uit de boeken 'Raalte in oorlogstijd 40-45' van Richard Woolderink en 'Gebroken Joods leven in Raalte' van de Werkgroep Stolpersteine Raalte.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.